Het kasteel Ravensteen ligt ten noordoosten van de stad Lier, net buiten de historische stadsomwalling en grenst ten zuiden aan Ravenstijn en de achtergelegen Grote Nete, ten oosten aan de Kesselsesteenweg en de Marnixdreef, in het westen aan het Netekanaal en in het noorden aan een industrieterrein. Het werd vermoedelijk op gronden van de abdij van Nazareth opgetrokken.
De naam ‘Hof van Ravensteen’ is sinds de 17de eeuw in gebruik, maar op deze locatie was reeds eerder een hoeve aanwezig die een in 1579 afgebrande hoeve verving. Een schepenbrief uit 1728 maakt vermelding van een hoeve met speelhuis “genaempt Ravensteijn ofte Proper Goeyken”. Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt het buitenhuis afgebeeld, gelegen op een eiland binnen een dubbele omgrachting. Het andere eiland binnen de omgrachting is ingericht als tuin. Ten noorden van de buitenste omgrachting ligt de pachthoeve. De nabije omgeving bestaat uit akker- en graslanden. De toegang tot het domein verliep vermoedelijk langs de noordzijde via de huidige Marnixdreef.
De verkoopsaffiche van het domein in 1806 vermeld dat de aanwezige gebouwen (kasteel met toren en huiskapel, stallingen, koetshuis, personeelwoning en hoeve) recent opgetrokken werden. Het domein zelf bestaat op dat moment uit een grote boomgaard, een moestuin met fruitbomen, ... De omschrijving “extra bosschasien doorkruyst met alleraengenaemste wandelingen” doet vermoeden dat een gedeelte van het domein op dat moment al ingericht was als een park in vroeg landschappelijke stijl. Deze aanleg is voor het eerst zichtbaar op de primitieve kadasterkaart (1830-1834) waarbij de strakke geometrische aanleg, zoals weergegeven op de Ferrariskaart, deels bewaard blijft in enkele rechte dreven ten noorden en in het westelijk deel van de walgracht. De gedeeltelijke heraanleg in de nieuwe landschappelijke stijl toont zich in de tot een vijver met zacht golvende oevers opgestuwde grachtarm ten noorden en zuiden van het nieuwe landhuis. Deze vijver loopt over in een kronkelend “riviertje” dat westwaarts verder loopt. Het domein is verder zuidwaarts uitgebreid tot aan de straat Ravenstijn waar zich de nieuwe toegang bevindt. Dit gedeelte is ingericht als een bebost park met een enkel omlopend pad.
Het goed dat sinds de verkoop in 1806 in handen was van de familie Montens, werd in 1852 vererfd aan Dorothee Montens en haar echtgenoot graaf Marie Fernand Ghislain ‘Amedée’ de Marnix. De wijzigingen die het echtpaar aan het domein liet uitvoeren zijn grotendeels tot op heden bewaard. In 1857 werd een bijgebouw afgebroken en vervangen door het koetshuis in ecclectische stijl. Rond 1865 werd de hoeve afgebroken en in 1862-1863 vervangen door een nieuwe hoeve op de huidige locatie, op een grotere afstand van het landhuis. Ten oosten werd de toegangsdreef tot de hoeve aangelegd. Deze dreef is als apart perceel opgenomen in de kadastrale mutatie van 1864. Of de familie de Marnix-Montens ook verbouwingen aan het landhuis zelf liet uitvoeren is onduidelijk. Er zijn bouwplannen teruggevonden van de hand van de Gentse architect Louis Minard, maar deze zijn nooit uitgevoerd.
Na de dood van Dorothee Montens in 1895, betrok hun zoon, Philippe Charles de Marnix de Sainte Aldegonde (1895-1910) het kasteeldomein. Hij liet circa 1900 de oostelijke aanbouw bij het kasteel afbreken en vervangen door een vijfzijdige uitbouw naar ontwerp van architect Henri Maquet. Terzelfdertijd werden ook in het interieur comfortaanpassingen uitgevoerd. In 1909 werd een kapel opgetrokken ter ere van de kastelein Gummarus Aerts, die gedurende 52 jaar op het domein woonde. Het park werd vermoedelijk in deze periode ook uitgebreid naar het zuidwesten en heraangelegd in laat-landschappelijke stijl. Hierbij werd een nieuwe toegang in het westen van het domein gecreëerd, afgesloten met een monumentaal hekken. De topografische kaart van 1903 geeft een dichtbebost park weer, ontsloten door een licht bochtend padenpatroon en met een als moestuin ingericht perceel nabij de (vroegere?) hoofdtoegang. Op de topografische van 1939 wordt een licht gewijzigd padennetwerk weergegeven, dat tot op vandaag grotendeels bewaard is. Daarnaast werd het zuidoostelijke uiteinde van de voormalige grachtarm tot een ruime vijver vergraven.
Het neoclassicistisch landhuis uit het vierde kwart van de 19de eeuw met een 18de-eeuwse kern is een onderkelderde rechthoekige constructie met dubbelhuisopstand van vijf traveeën en drie bouwlagen onder kunstleien schilddak. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met imitatieblokken op de hoeken en imitatievoegen op de begane grond, puilijst, tot kordons doorgetrokken lekdrempels, geprofileerde architraaf en kroonlijst op tandlijst en modillons. Het centraal deurrisaliet onder driehoekig fronton omvat een rechthoekige vleugeldeur in geprofileerde arduinen omlijsting onder een kroonlijst op rolwerkconsoles en hogerop een deurvenster in gelijkaardige omlijsting met balusterafsluiting. De rechthoekige vensters, betralied op de kelderverdieping, zijn gevat in een geriemde omlijsting, met sluitsteen op de tweede en derde bouwlaag. Aan noordoostzijde is een vijfzijdige uitbouw van twee bouwlagen onder plat dak aanwezig, op de verdieping inspringend en omgeven door een terras met balusterafsluiting. De grote rondboogdeur wordt geflankeerd door arduinen Dorische zuilen met eenvoudig hoofdgestel met fries met trigliefen en schijfmotieven. Op een postkaart van circa 1900 wordt de trap naar de hoofdingang langs weerszijden geflankeerd door sfinxen die vandaag in het park opgesteld staan. In het interieur zijn voornamelijk 19de-eeuwse elementen bewaard. Enkel in de voormalige keukenkelder zijn nog enkele 18de-eeuwse deuren in Lodewijk XVI-stijl aanwezig.
Het koetshuis dateert uit circa 1857 en staat ten oosten van het landhuis. Verankerde rechthoekige constructie van één bouwlaag onder een steil kunstleien schilddak met dakkapellen en ijzeren vorstkam, volgens oude foto's vroeger voorzien van twee hoektorentjes. Het bakstenen gebouw is uitgevoerd met verwerking van gesinterde baksteen voor de geblokte hoeklisenen, druiplijstjes boven de getoogde muuropeningen, boogfries en deels voor de plint en voorzien van in de massa gekleurd voegwerk. De noord- en zuidgevel hebben een getrapt middengedeelte (drie trappen en topstuk en deels verdwenen ijzeren bekroning). Westelijk deel met vier poorten van het koesthuis, oostelijk deel met bewaarde paardenboxen.
De boswachterswoning fungeerde oorspronkelijk als ‘folly’ binnen het park en staat reeds afgebeeld op het primitief kadasterplan. Daarbij waren de gevels beschilderd met trompe l’oeil afbeeldingen. Omstreeks 1930 werd dit torentje verder uitgebouwd tot boswachterswoning, waarbij het onderscheid met de nieuw aangebouwde delen duidelijk zichtbaar is. Het hoofdvolume bestaat uit twee verdiepingen onder een schilddak, de lage aanbouw aan de noordzijde uit één bouwlaag.
De in 1909 opgetrokken kapel is een bakstenen gebouw op een natuurstenen plint, onder een zadeldak bedekt met leien en versierd met imitatie negblokken op de hoeken en rondom de ramen en ditto speklagen. In de westelijke kopse gevel is een trompe l’oeil - deur geschilderd. Hierboven is een rondboogvormige raamopening aanwezig. De eigenlijke toegang tot de kapel bevindt zich in de zuidgevel via een eenvoudige houten deur. In de noordgevel zijn twee ramen ingebracht, waarvan het linkse opnieuw een trompe l’oeil is. Tussen de twee ramen is een gevelsteen aangebracht met het jaartal ‘1909.
De hoeve werd opgericht in 1862 en kadastraal geregistreerd in 1864. U-vormige bakstenen hoeve van één bouwlaag onder drie zadeldaken. Gebruik van gesmoorde baksteen in de plint en bij decoratieve gevelelementen en in de massa gekleurd voegwerk. Het centrale gedeelte is uitgewerkt als ‘donjon’ onder plat dak. Het ‘versterkt’ karakter van de toren wordt gesuggereerd door de aanwezige schietgaten en onder de dakrand aangebrachte rondbogen op bakstenen consoles, die aan kantelen doen denken. In de voorgevel is een grote centrale poortopening aanwezig, in de zijgevels twee spitsboogvormige ramen met hieronder een oculus. Centraal in de gevel zijn in natuursteen de twee wapenschilden van de familie Montens en de Marnix aangebracht. Onderaan is tevens een gedenkplaat met het opschrift ‘Philippe de Marnix 1862’ toegevoegd.
Aan weerszijden van de donjon symmetrisch uitgewerkte gevels met getoogde deur-, raam en poortopening. In de achtergevel zijn in de uiterste traveeën telkens twee paar rondboogvormige raamopeningen aanwezig. Bij de twee zijvleugels zijn er onder de dakrand boogvormen voorzien, identiek aan diegene die bij het koetshuis terug te vinden zijn. Kopse gevels met spitsboogvormige raamopeningen. Westvleugel met dicht gemetste raamopeningen en twee poortopeningen, waarvan één dicht gemetst. Oostvleugel met bewaard houten schrijnwerk en dicht gemetste poortopening, daarnaast een oculus met bovenliggend schietgat en een getoogde toegangsdeur tot de woning met vast bovenlicht. In de zijgevel van de oostvleugel zijn getoogde raamopeningen met bewaard houten schrijnwerk aanwezig. Op de hoeken ter hoogte van de opkamers, zijn twee rondboogvormige ramen aangebracht. In de rechtse travee is houten schrijnwerk voorzien van geometrische vormen aanwezig. In de linkse travee zijn de raamopeningen dichtgemaakt.
Het bakhuis ten noorden van de hoeve dateert eveneens uit 1862. Het is opgebouwd uit verankerd baksteenmetselwerk versierd met speklagen uit gesmoorde baksteen, onder een pannen zadeldak. De dakranden zijn decoratief uitgewerkt met gelobt houtwerk. Voorgevel met getoogde deuropening afgesloten met een opgeklampte deur en beluikte rechthoekige raamopening. De latere aanbouw is vermoedelijk een houtopslagplaats.
Het losstaand rond bakstenen torentje onder spits zinken dak ten noorden van het koetshuis is gebouwd als wc.
Het landhuis is ingeplant op een deels omgracht en deels met haagbeuk omhaagd domein dat aan de westzijde en noordzijde eveneens met een bomenrij van plataan afgeboord wordt. Aan de zuidwestelijke toegang bleef een monumentaal smeedijzeren hek van de hand van siersmid Lodewijk Van Boeckel bewaard. Het hekken bestaat uit twee vaste en twee opendraaiende delen die tussen vier ijzeren hekpijlers aangebracht zijn. De middelste hekkens worden bekroond door een medaillon, op de twee grootste hekpijlers stonden oorspronkelijk twee grote smeedijzeren lantaarns.
Het domein is opgebouwd uit een ruim park, aangelegd in laat-landschappelijke stijl, een hoogstamboomgaard tussen het landhuis en de hoeve met moestuin. De oude walgracht bleef langs de westzijde bewaard, maar is in de omgeving van het landhuis omgevormd tot vijver met een golvende oever. Aan de rand van de grote vijver staat een beeld van een paard op een bakstenen sokkel met datum 25 maart 1896. De sokkel is nog deels gedecoreerd met gecementeerde rotsformaties. Van de drie oorspronkelijke tuinbruggen bleven er twee bewaard, van één resten nog slechts de funderingen. Ten noorden en ten zuiden van de westelijke grachtarm werden met de uitgegraven grond twee kunstmatige heuvels, beplant met bruine beuk en taxus, aangelegd.
Het parkbos spreidt zich ten westen en zuiden van het landhuis uit. De zone in de omgeving van het landhuis is ingericht als een open ruimte met enkele solitairen en bomengroepen. Het padennetwerk dat afgebeeld staat op de topografische kaart van 1939 is grotendeels bewaard. De dominante boomsoort in het park is beuk gemengd met zomereik. Verspreid komen groepen van onder andere bruine beuk, Amerikaanse eik en coniferen voor. Ten oosten van de hoogstamboomgaard staat een groep monumentale beuken, langs de straatzijde afgeboord met een rij monumentale zomereiken. Ten zuiden van het landhuis bevindt zich aan de vijveroever een monumentale plataan op een kunstmatig heuveltje. In de struiklaag treft men taxus, hulst en rododendron aan.
Ten noorden van het landhuis staan nog zes perelaars als relict van de vroegere hoogstamboomgaard die voor het eerst op de topografische kaart van 1969 staat afgebeeld.
Vanaf de Marnixdreef leidt een korte dreef van afwisselend linde en paardenkastanje naar de hoeve met gekasseid erf en een notelaar. De moestuin ten westen van de hoeve is reeds in 1864 als een apart kadastraal perceel geregistreerd, maar staat pas op de topografische kaart van 1939 afgebeeld. Een oude geschoren haagbeukenhaag sluit de moestuin langs de zuid en oostzijde af, de noord en westzijde zijn afgesloten met een bakstenen muur. De aanwezige metalen haken duiden er op dat langsheen de muur leifruit gekweekt werd. Bewaard metalen toegangshek ten zuiden. De moestuin die momenteel in gras ligt is opgedeeld in zes moestuinbedden omgeven door verhoogde paden.
Auteurs: Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Michiels M. 2024: Domein Ravensteenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/432965 (geraadpleegd op ).
Neoclassicistisch landhuis, ingeplant op een omgracht en sterk beboomd domein, deels omhaagd met haagbeuk en aan zuidwestelijke zijde grenzend aan het Netekanaal. De Ferrariskaart toont reeds een kasteel op ongeveer dezelfde plaats. Toegankelijk via een gekasseide oprit ten westen; bewaarde ijzeren toegangspoort ten zuiden (gieterij A. Van Aerschot, Herenthals), uit het vierde kwart van de 19de eeuw.
Onderkelderde rechthoekige constructie met dubbelhuisopstand; vijf traveeën en drie bouwlagen onder kunstleien schilddak, uit de tweede helft van de 19de eeuw. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met imitatieblokken op de hoeken; horizontaal geleed door imitatievoegen op de begane grond, puilijst, tot kordons doorgetrokken lekdrempels, geprofileerde architraaf en kroonlijst op tandlijst en modillons. Centraal deurrisaliet onder driehoekig fronton; rechthoekige vleugeldeur in geprofileerde arduinen omlijsting onder kroonlijst op rolwerkconsoles; hogerop deurvenster in gelijkaardige omlijsting met balusterafsluiting. Rechthoekige vensters, betralied op de kelderverdieping, voorts in geriemde omlijsting, met sluitsteen op de tweede en derde bouwlaag.
Aan noordoostzijde: vijfzijdige uitbouw van twee bouwlagen onder plat dak, op de verdieping inspringend en omgeven door een terras met balusterafsluiting. Grote rondboogdeur, geflankeerd door arduinen Dorische zuilen met eenvoudig hoofdgestel: fries met trigliefen en schijfmotieven.
Ten noordoosten verankerd bijgebouw van één bouwlaag, uit de tweede helft van de 19de eeuw. Leegstaande rechthoekige constructie onder steil kunstleien schilddak met dakkapellen en ijzeren vorstkam, volgens oude foto's eertijds voorzien van twee hoektorentjes; licht overkragend op daklijstbalkjes. Rood beschilderde baksteen met verwerking van gesinterde baksteen voor de geblokte hoeklisenen, druiplijstjes boven de getoogde muuropeningen, boogfries en deels voor de plint. Noord- en zuidgevel met getrapt middengedeelte (3 treden en topstuk en deels verdwenen ijzeren bekroning).
Ten noorden rond bakstenen torentje onder spits met zinkbekleding en bolbekroning. Bezoek werd niet toegestaan.
Bron: KENNES H. & WYLLEMAN L. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 1990: Domein Ravensteenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/10611 (geraadpleegd op ).