De stadswoning uit de eerste helft van de 19de eeuw maakte oorspronkelijk deel uit van de kloosterschool van het verdwenen Vredebergklooster. De siertuin en de groenten- en fruittuin bij de (sinds 1936) woning van wijlen kunstschilder Oscar van Rompay vormen een uniek voorbeeld van traditionele horticultuur voor nut en sier in een Vlaamse binnenstad.
Het pand maakte eertijds deel uit van de kloosterschool van het Vredebergklooster en werd in 1798 als nationaal goed verkocht. In 1808 vond het Lierse textielbedrijf De Heyder en Co onderdak in dit pand. Na de verhuis van deze firma naar Leiden in 1835 werden het klooster en de school gesloopt. Op de vrijgekomen gronden bouwden het echtpaar Verrijdt-Van Pelt een woning en een damastweverij. Kunstschilder Oscar van Rompay (1899-1997) en zijn echtgenote Jeanne van der Wee kochten de woning in 1936 en richtten deze in als woning en als atelier. De aanwezige tuinarchitectuur werd door het echtpaar bewaard.
De stadswoningen uit de eerste helft van de 19de eeuw vormen een L-vormig complex onder aaneengesloten zadeldaken van Vlaamse pannen. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel telt zes traveeën en drie bouwlagen. De drie linkse traveeën springen licht vooruit en zijn op de begane grond voorzien van imitatiebanden, uitwaaierend boven de vensters. De gevel wordt horizontaal geaccentueerd door middel van doorgetrokken lekdrempels op de tweede en derde bouwlaag en een geprofileerde architraaf. De vensters zijn rechthoekig met op de tweede verdieping persiennes, rolluikkasten en ijzeren leuningen in de vorm van bazuinende engelen. De rechthoekige deur en poort hebben in de bovenlichten rozet- en pijlmotieven. De omlopende kroonlijst, aan de voorgevel op klossen, is van hout.
De tuin van de woning van Oscar van Rompay bestaat uit een eerder bescheiden, landschappelijke, voornamelijk wintergroene siertuin met 'park'-allure en een fraaie, traditionele groenten- en fruittuin. De tuinsite gaat terug tot het vierde kwart van de 19de eeuw/eerste kwart van de 20ste eeuw, de beplantingen dateren grotendeels uit het tweede kwart van de 20ste eeuw. In de siertuin staan een kleine serre en een pittoresk tuinpaviljoen. In de groenten- en fruittuin zijn de monumentale druivenserre, de fruittuinmuren, de koude bak met zijn bovenbouw en de tuinschuur vermeldenswaardig.
De siertuin bestaat ten eerste uit een koer tegen de achtergevel van het woonhuis aan. Centraal en aansluitend bij de tuin ligt een rozenperk (moderne rozen) met brede grasrand. In het perk staat een fraaie, breed conisch geknipte gewone taxus (Taxus baccata). De verharding bestaat uit overhoeks ingemetselde grez-platines in vierkantsverband. Tegen de keuken aangebouwd staat een houten, witgeschilderde serre op een gemetselde, gecementeerde plint en onder een lessenaardak. Het glas is gevat in metalen glasroeden. Een houten deur met glas in de bovendelen geeft toegang. In de hoek van de koer, tegen het schildersatelier aan, staat een smal conisch geknipte scherpe hulst (Ilex aquifolium 'Bacciflava'). Verder bestaat de siertuin uit een - lichtjes uitgehold - centraal grasveld met een aarden wandelpad als rondweg. Op het grasveld staan een slangenden (Araucaria araucana) uit het derde kwart van de 20ste eeuw (?) en een grootbladige hulst (Ilex altaclarensis (x) 'Camelliaefolia'). Verder zijn er nog met buxus afgeboorde perken met onder andere een fraaie buxus snoeivorm op stam (Buxus sempervirens) uit het tweede kwart van de 20ste eeuw in de tuin aanwezig en staan er Californische schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana), gewone goudgele taxus (Taxus baccata 'Semperaurea'), bontbladige aucuba (Aucuba japonica), Pontische rododendron (Rhododendron ponticum) en een fraaie magnolia (Magnolia soulangeana).
Het witgeschilderde, houten tuinpaviljoen op blauwe hardstenen plint en onder zadeldak zit geprangd tussen twee hoge tuinmuren die een scherpe hoek met elkaar vormen. De fijn afgewerkte constructie uit gekantonneerd en afgeschuind stijl- en regelwerk vertoont ajour- en draaiwerk op de koppen. Het tuinpaviljoen was deels gesloten met - oorspronkelijk gekleurd(?) - glas en deels open.
De groenten- en fruittuin is zeer traditioneel opgevat en bestaat uit grosso modo vier plantvakken, die van elkaar gescheiden zijn door paden van gestampte aarde op een lengteas (zuidwest-noordoost) en een dwarsas (noordwest-zuidoost). Om de plantvakken heen loopt een pad van gestampte aarde als rondweg. De plantvakken zijn afgeboord met fraaie buxushagen. Langs beide zijden van het pad op de lengteas zijn smalle rabatten (plantenbedden) aangelegd ten behoeve van doorlevende planten, fruitpiramiden en enkele en dubbele horizontale fruitsnoeren in oude fruitvariëteiten van appel en peer. De horizontale fruitsnoeren zijn monumentaal. De rabatten maken deel uit van de plantvakken maar zijn ervan gescheiden door een zelfde buxushaag als de contour van de plantvakken. In de rabatten staan duizenden boshyacinten, naast pioenen, Siberisch lis, guldenroede, grasklokje en andere soorten. Ook langs het pad op de dwarsas staan monumentale horizontale fruitsnoeren.
Het zuidwestelijk plantvak is grotendeels benomen door een in het tuinperceel inspringend klaslokaal van de voormalige gemeenteschool aan de Abtsherbergstraat, zodat het plantvak herleid is tot een breed rabat, pendant van het rabat langsheen het pad op de lengteas. Tegen de hoge schoolgevel staan restanten van leivormen van perzik en peer, ten dele nog vastgehouden door wat overblijft van het metalen spaliersysteem van verticale ijzeren T- en L-profielen. Ook de talloze gesmede spijkers in het voegwerk herinneren aan leifruitcultuur tegen de fruitmuren.
Het noordwestelijk plantvak herbergt de witgeschilderde, houten serre op gemetselde gecementeerde plint met glas tussen metalen glasroeden onder een zadeldak met vanaf de vlieringbalk verhoogde nok. In verticale glasvlakken die ontstaan zijn door de verhoging van de nok zijn de verluchtingsluiken van de serre ondergebracht. De houten deuren met glas in de bovendelen zijn in de kopgevels aangebracht. Een fraaie makelaar siert de nok ter hoogte van de zuidwestelijke kopgevel. Binnenin in de vloer van gestampte aarde bevinden zich ondiepe kuilen ten behoeve van de druivelaars. Ernaast bevind zich de gemetselde en gecementeerde bakstenen koude bak met bijzonder zeldzame eenruiters. De bovenbouw bestaat uit vier ingemetselde, verticaal geplaatste, gebogen en geknikte T-profielen die een centrale metalen buis schragen.
Het noordoostelijke plantvak is benomen door het kleinfruit: aalbes, zwarte bes, kruisbes, framboos en aardbei. In de noordoostelijke hoek staat een spontaan uitgegroeide okkernoot (Juglans regia).
Het zuidoostelijk plantvak was oorspronkelijk het grote groentevak, maar werd na de Tweede Wereldoorlog als grasveld met laagstamfruitbomen ingericht. Langs de rondweg ter hoogte van dit plantvak staat de langgerekte tuinschuur, een bakstenen constructie onder lessenaardak van Boomse pannen.
Alle tuinmuren fungeren als fruitmuren voor leifruit (peren). Op de fruitmuren zijn nog sporen aanwezig van spaliersystemen, bestaande uit verticale, metalen T- en L-profielen en horizontale, metalen verbindingsstaven en van spijkers in het voegwerk.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2015: Stadswoningen met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169650 (geraadpleegd op ).
Eertijds deel uitmakend van de kloosterschool van het Vredebergklooster, in 1798 als nationaal goed verkocht. Heden L-vormig complex onder aaneengesloten zadeldaken (Vlaamse pannen), uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Bepleisterde en beschilderde lijstgevel van zes traveeën en drie bouwlagen. Drie linkse traveeën licht vooruitspringend en op de begane grond voorzien van imitatiebanden, uitwaaierend boven de vensters. Horizontaal geaccentueerd door middel van doorgetrokken lekdrempels op tweede en derde bouwlaag en geprofileerde architraaf. Rechthoekige vensters met op de tweede verdieping persiennes, rolluikkasten en ijzeren leuningen in vorm van bazuinende engelen. Rechthoekige deur en poort met in de bovenlichten rozet- en pijlmotieven. Omlopende houten kroonlijst, aan de voorgevel op klossen.
Bron: KENNES H. & WYLLEMAN L. 1990: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Lier, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 1990: Stadswoningen met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/10682 (geraadpleegd op ).