Historiek
Pomphuis bij de Stadsdroogdokken nummers 1 tot 6, gebouwd door de Stad Antwerpen, naar een ontwerp van ingenieur in stadsdienst Frans De Winter uit maart 1895. De werken begroot op vijf maanden, werden op 17 juli 1895 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer Florent Humblet, voor een bedrag van 69.870 Belgische frank. Deze overleed op 4 augustus daarop, waarna de aannemer Floribert Voussure als tweede gerangschikte op 27 augustus 1895 de opdracht kreeg, voor een bedrag van 70.392 Belgische frank. Tot de belangrijkste bouwkundige realisaties van De Winter, het latere hoofd van de Dienst Haveninrichtingen, behoren de nabijgelegen Magazijnen Montevideo uit 1897 en het Magazijn Godfried aan de Godefriduskaai uit 1904-1905.
Het pomphuis, ingeplant tussen het grote droogdok uit 1861-1863 (nummer 1) en het middelgrote droogdok uit 1865 (nummer 2), vervangt het oorspronkelijke pomphuis van de stadsdroogdokken uit 1864. Dit laatste bediende aanvankelijk alleen de droogdokken 1 tot 3, en vanaf 1881 ook de nieuw aangelegde droogdokken 4 tot 6. Het werd op 6 september 1889 verwoest door de ontploffing van de kruit- en patronenfabriek Corvilain, die ten noorden van de droogdokken gelegen was, aan de westkaai van het Kattendijkdok.
Architectuur
Oorspronkelijk vormde het nieuwe pomphuis een vrijstaande constructie die uit twee parallelle hallen bestond, de machinehal ten zuiden en de ketelhuis ten noorden, geflankeerd door de fabrieksschoorsteen ten westen. In de naoorlogse periode werd het ketelhuis gesloopt en de resterende machinehal ingekapseld in een nieuwbouwcomplex, waardoor enkel de zuidgevel nog zichtbaar is.
De bewaarde machinehal op een rechthoekige plattegrond van zes traveeën, bestaat uit een skelet van geklinknagelde ijzeren I-profielen, versterkt door kruisverbindingen aan beide uiteinden, onder een zadeldak met nokruiter (nok parallel aan de droogdokken, zink). Dit laatste rust op vakwerkspanten met een bovenrand in driehoekige vorm en een opwaarts gebogen onderrand. Het verdwenen ketelhuis had dezelfde structuur en opstanden als de machinehal.
In de blinde lijstgevel aan de zuidzijde, is de ijzeren skeletstructuur markant ingevuld met panelen uit polychroom baksteenmetselwerk in een decoratief kruisverband, vanaf een plint uit blauwe hardsteen. Volgens het lastenboek waren de 'sierstenen' afkomstig uit de steenfabriek van Kornelis Gerardus Telenga in Leeuwarden. De drie hoofdregisters hebben een onderling afwijkend patroon van ruitmotieven, gevat tussen een onversierd register onderaan, en een register met omlijste, ronde verluchtingsroosters uit gietijzer bovenaan. Van de drie hoofdregisters zijn de bovenste en de onderste samengesteld uit traveebrede panelen met een tapijtboord, daar waar de panelen van het middelste register door tussenprofielen in drie zijn opgedeeld. Ingewerkt in de rode papesteen, bestaan de al of niet overlappende ruitmotieven uit gele en grijze baksteen, geaccentueerd door witte Silezische brikken. De hoge rechthoekige deur met bovenlicht vanaf een afgerond trappenbordes in de derde travee, wordt bekroond door een gietijzeren fronton met het stadswapen en siervazen. Een houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging
De west- en oostgevels vormden oorspronkelijk gekoppelde, gedrukte puntgevels, met een geklinknagelde ijzeren structuur en geajoureerd fronton van hetzelfde type als de havenafdaken op de kaaien van Schelde en dokken. De westgevel (Schelde) onderscheidde zich in de benedenbouw door hetzelfde polychrome invulbaksteenmetselwerk als de zuidgevel. De oostgevel (Kattendijkdok) was volledig opengewerkt met vier poorten ter hoogte van het ketelhuis. Rondboogdrielichten met een breder en hoger middenlicht vormden de structuur van de bovenbouw, met een patroon van spiraalranken in de geajoureerde zwikken en timpanen. Deze laatste werden in de punt geaccentueerd door een Mercuriusstaf als symbool van de Handel. Eenzelfde motief in combinatie met een scheepsroer vormde telkens het topstuk van de vorstkam met hogels en acroteria, die de houten keperlijst bekroonde.
Het interieur, met drie sedert 1923 elektrische centrifugaalpompen van 2.900 kubieke meter per uur, is later opgedeeld in meerdere niveaus. Van de ingekapselde zijgevels is minstens het bovendeel bewaard, met de bogenstructuur, de geajoureerde zwikken en het timpaan.
- Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#82528, plannen 697#2501-2503.