Teksten van Sluis- en brugwachtershuis bij Royerssluis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/10750

Sluis- en brugwachtershuis bij Royerssluis ()

Historiek en context

Sluis- en brugwachtershuis bij de Royerssluis gebouwd door de Stad Antwerpen, naar een ontwerp in art-nouveaustijl van ingenieur Frans De Winter uit 1909. Het paviljoen omvatte het wachtlokaal van de sluis- en brugwachters, het kantoor met wachtzaal van de controleur scheepvaartrechten, het wachtlokaal met magazijn van de mecaniciens en elektriciens, bergplaatsen voor de ziekenberrie en de duikersuitrusting, en een openbaar toilet. De werken werden eind oktober 1909 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de van oorsprong Duitse aannemer Friedrich Gonschorek uit Berchem, voor een bedrag van 28.369 Belgische frank. Begroot op vier maanden, voltooide hij het gebouw begin 1910, zoals de jaarstenen op de puntgevels aangeven.

Frans De Winter was destijds hoofd van de Dienst Haveninrichtingen. Tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties behoren de Magazijnen Montevideo uit 1897 en het Magazijn Godfried uit 1904-1905, naast tal van wachthuisjes, dienstgebouwen en pomphuizen van bruggen, sluizen en droogdokken in het oude havengebied.

Het sluis- en brugwachtershuis maakt deel uit van de dienstgebouwen van de Royerssluis, een zeesluis tussen de Schelde en het Amerikadok, Albertdok en Albertkanaal. Deze werd in 1904-1907 aangelegd door de ingenieurs en aannemers van openbare werken Louis Coiseau en Jean Cousin, die ook verantwoordelijk waren voor de aanleg van de haven ven Zeebrugge. De plechtige inhuldiging van de Royerssluis door de kroonprinsen Albert en Elisabeth vond plaats op 15 augustus 1907. Tot de overige dienstgebouwen behoren de sluismeesterswoning ten zuiden van de Royersbrug, en de wachthuisjes van het Belgisch en Nederlands Loodswezen die gelijktijdig met en in het verlengde van het sluis- en brugwachtershuis werden opgetrokken.

Architectuur

Het paviljoen is vrijstaand ingeplant op de zuidkade van de Royerssluis, aan het benedenhoofd en de Royersbrug. Met een gevelbreedte van vijf bij drie traveeën, wordt het rechthoekige gebouw van één bouwlaag afgedekt door een overkragend zadeldak (nok parallel aan de Royerssluis, zinkleien) met driehoekige houten dakkapellen. De opstanden hebben een parement uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, geaccentueerd door wit geglazuurde baksteen voor speklagen en het decor van de fries. Breuksteen uit Ourthe-grès van verschillende tint is gebruikt voor de sokkel, blauwe hardsteen voor de plint, speklagen, lekdrempels, de waterlijst, deur-, vensteromlijstingen en gevelstenen. Symmetrisch van opzet volgt de compositie van de gevels een regelmatig ordonnantieschema. De lange noord- en zuidgevel worden geopend door keperboogvensters en -deuren in de uiterste traveeën, tot op imposthoogte gevat in geprofileerde omlijstingen, op doorgetrokken lekdrempels. De puntgevels aan de west- en oostzijde onderscheiden zich door rondboogdrielichten met bewerkte posten, sluitstenen en booglijsten op imposten, en in de zwikken diamantkoppen. Een gelijkaardig omlijst rondboogvenster, ronde oculi en een gevelsteen met opschrift “ANNO 1910” markeren de geveltoppen. In de middenas van de westgevel bevindt zich de rondboogpoort van de bergplaats voor de ziekenberrie, tegen de oostgevel leunt de aanbouw onder lessenaarsdak van het openbaar toilet aan, gemarkeerd door postamenten met voluten. Het overkragende zadeldak met windveren rust op sierlijk uitgelengde houten voluutconsoles die aanzetten op de omlopende, geprofileerde waterlijst. Bewaard houten schrijnwerk van vensters en deuren.

De plattegrond biedt volgens de bouwplannen in de westelijke helft ruimte aan het kantoor met wachtzaal van de controleur scheepvaartrechten ten noorden, en het wachtlokaal van de sluis- en brugwachters ten zuiden, en in de oostelijke helft aan het wachtlokaal met magazijn van de mecaniciens en elektriciens. Deze lokalen beschikken over een eigen toegang in de lange gevels en gescheiden sanitair in de kern van het gebouw. De bergplaatsen van de ziekenberrie en de duikersuitrusting bevinden zich respectievelijk in het midden van de westelijke en aan de zuidzijde van de oostelijke helft, en het openbaar toilet leunt ten oosten tegen het hoofdvolume aan.

  • Stadsarchief Antwerpen, dossiersMA-HB#732 en MA#83348, plannen 697#3719-3720.
  • LANDTMETERS L. 1989: Sluis- en bruggewachtershuizen op het Eilandje, onuitgegeven verhandeling Hoger Architectuur Instituut van het Rijk, Antwerpen 56-57, 60.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sluis- en brugwachtershuis bij Royerssluis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/357284 (geraadpleegd op ).


Sluiswachtershuis bij Royerssluis ()

Sluiswachtershuis uit 1910 aan het benedenhoofd van de Royerssluis: art-nouveaugetint rechthoekig gebouwtje van vijf en drie traveeën en één bouwlaag onder overkragend zadeldak (kunstleien) met dakkapellen. Overwegend geel gekleurd baksteenmetselwerk met speklagen en breukstenen plint. Lange gevels met getoogde vensters en deuren in gedeeltelijk omlopende omlijsting; puntgevels met centrale rondboogpoort en dito vensters met tussenstijlen, alle onder geprofileerde rondboog met sleutel; cartouche met opschrift: ANNO 1910. Markerende overkragende houten daklijst op sierlijke houten voluutconsoles.

  • LANDTMETERS L. 1989: Sluis- en bruggewachtershuizen op het Eilandje, onuitgegeven verhandeling Hoger Architectuur Instituut van het Rijk, Antwerpen 56-57, 60.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Himler, Albert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sluis- en brugwachtershuis bij Royerssluis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/10750 (geraadpleegd op ).