Teksten van Hogere Zeevaartschool

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/10755

Hogere Zeevaartschool ()

Modernistisch schoolgebouw uit 1931-1933, naar een ontwerp door de Brusselse architecten Josse en Maurice Van Kriekinge, bekroond in de nationale architectuurwedstrijd van 1929-1930. Het gebouw is ingeplant in de Scheldebocht ter hoogte van het voormalige Noordkasteel, met de voorgevel gericht naar de rede van Antwerpen.

Historiek en context

De oorsprong van de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen gaat terug op een instelling voor zeevaartonderricht van het Franse keizerrijk, opgericht door Napoleon in 1802. Deze werd heropgericht door het Koninkrijk België in 1834, en ressorteerde tijdens het interbellum onder het ministerie van Verkeerswezen. In 1929 schreef de vzw Belgische Zeevaartvereniging (Association Maritime Belge) een nationale architectuurwedstrijd uit voor de bouw van de nieuwe Hogere Zeevaartschool in de Antwerpse haven ter hoogte van de Royerssluis en het voormalige Noordkasteel. Het terrein, ongeveer een hectare groot en vroeger grondgebied van het verdwenen dorp Oosterweel, was eigendom van de Stad Antwerpen, die het op 1 januari 1931 voor 99 jaar in erfpacht zou geven aan de Belgische Staat. De opdracht bestond uit een school met internaat voor zo’n 150 leerlingen, waarvan het programma uitvoerig werd omschreven in het wedstrijdreglement. De Hogere Zeevaartschool had een zeevaartafdeling en een werktuigafdeling die zelfstandig functioneerden en bijgevolg moesten beschikken over eigen leslokalen, slaapzalen en sanitaire voorzieningen. De zeevaartafdeling hoorde daarnaast een goed verlichte zaal te bevatten waar men kaarten kon lezen en waaraan een waarnemingsterras was gekoppeld - eventueel op een toren - met zicht over de volledige horizon. De afdeling van de werktuigkunde had een tekenzaal, een smidse en een modelzaal nodig. In het internaat hoorde naast slaapzalen en eetzalen ook een turnzaal te komen, met aanpalende douches. Verder moesten in het schoolgebouw twee laboratoria, een bibliotheek, een wandelzaal en de nodige bestuurslokalen worden voorzien en ook dienstwoningen voor de conciërge en voor de directeur. Het gebouw hoorde volledig onderkelderd te zijn, om er voorraden en archieven in onder te brengen, en over twee traphallen beschikken, zodat er voldoende uitweg was bij brand. De bouwkost mocht maximum zes miljoen Belgische frank bedragen, en de aanwending van Belgische bouwmaterialen - natuursteen, hardsteen of baksteen – werd aanbevolen.

De jury onder voorzitterschap van Antwerps schepen van Openbare Werken Hector Lebon, met directeur van de Belgische Zeevaartvereniging J. Estur als verslaggever, was samengesteld uit baron Adrien de Gerlache en Henri Devos, respectievelijk directeur-generaal en inspecteur-generaal van de administratie Zeewezen van het Ministerie van Verkeerswezen, de architecten Emiel Van Averbeke en Gérard De Ridder als vertegenwoordigers van de Stad Antwerpen, en de architecten Stan Leurs en [Jean-François] Hoeben als vertegenwoordigers van de deelnemende architecten. Van de drieëntwintig ingezonden projecten die de jury op 15 september 1930 beoordeelde, bleven er in de eerste selectie twaalf, in de tweede negen en in de derde vijf weerhouden. De vijf laureaten werden uitgenodigd binnen de vier weken een tweede project in te dienen, rekening houdend met aanbevelingen van de jury. Deze betroffen de oriëntatie van de klassen, de oppervlakte van gangen, trapzalen, inkomhal en waarnemingsterras, en de inrichting van de omgeving tot openbaar park. Uiteindelijk kreeg het project “Mercator” van Josse en Maurice Van Kriekinge de eerste prijs, de projecten  “Schelde 1930” de tweede en “OO” de derde prijs, en de projecten “Boule Noire” en “Standaard” de gedeelde vierde prijs. De winnaar ontving een geldbedrag van 20.000 Belgische frank, de overige vier laureaten een geldbedrag tussen 10.000 en 4000 Belgische frank, en de vier laatst afgevallen projecten uit de eerste wedstrijdronde een geldbedrag van 1250 Belgische frank.

Renaat Braem onder patronage van Arthur Smet behaalde met het project “OO” de derde prijs, en Léon Stynen de gedeelde vierde prijs. Tot de gekende deelnemende architecten behoorde verder Alfons Francken. In 1930 vond ook de architectuurwedstrijd plaats voor de gelijktijdig opgetrokken Zeevaartschool van Oostende, gewonnen door de architect Pierre Verbruggen.

Het bekroonde wedstrijdontwerp van Josse en Maurice Van Kriekinge uit 1929-1930 onderging op last van de jury nog enkele fundamentele wijzigingen. Zo werd de inkompartij met meer nadruk in het gevelvlak geaccentueerd als een symmetrisch opgebouwde frontispice, maar verviel het geplande waarnemingsterras dat er letterlijk als een commandobrug boven uittorende. Ook de ranke, hoog oprijzende traptoren die het oostelijk snijpunt van het complex met een krachtig verticaal signaal afbakent, kwam pas in deze fase het ontwerp vervoegen. Onmiddellijk na het verkrijgen van de bouwvergunning op 20 maart 1931, ging de aannemer Victor Merckx-Verellen met de uitvoering van de werken van start. Op 27 juli 1931 vond de eerstesteenlegging plaats door Philip Van Isacker, minister van Verkeerswezen voor de Katholieke Partij. De Hogere Zeevaartschool werd voltooid in 1933, en bekroond met de Vierde Vermelding van de Prijs Van de Ven in 1934. Het Ministerie van Openbare Werken liet in 1951 een ‘stuurhut’ optrekken bovenop de topgeleding van de rotonde, naar een ontwerp uit 1950 opgemaakt door controleur Vandepitte. In 1956 volgde de bouw van een nieuwe vleugel met tekenzaal, klassen en slaapzalen als noordelijke uitbreiding van de oostvleugel, naar een ontwerp van architect M. Baetens uit 1955. Voor de restauratie en uitbreiding van de Hogere Zeevaartschool is in 2014 een internationale architectuurwedstrijd georganiseerd, met als winnaar het project van de architectenbureaus aNNo architecten uit Gent (restauratie hoofdgebouw) en Atelier Kempe Thill Architects and Planners uit Rotterdam (nieuwbouw). De werken zijn in 2020 van start gegaan met de afbraak van de toegevoegde vleugel uit 1956. Deze maakt plaats voor een multifunctioneel nieuwbouwcomplex ten noorden van het hoofdgebouw, waarmee het verbonden is door een ondergronds, semipubliek onderwijsplatform. Het programma omvat   de bibliotheek, labo’s, onderwijslokalen, auditoria, het cafetaria, scheepvaartsimulatoren, informele studieplekken en grote werkplaatsen voor proefopstellingen.

Josse Van Kriekinge maakte omstreeks 1900 zijn debuut als architect in Brussel, met burgerhuizen in eclectische stijl beïnvloed door de art nouveau of de beaux-artsstijl. Tot zijn vroege oeuvre behoort ook het monumentale Belgisch Tolkantoor aan het Kanaal Gent-Terneuzen in Zelzate. De architectuur van Van Kriekinge evolueerde tijdens het interbellum van een ingehouden art deco naar het zakelijke baksteenmodernisme dat de Hogere Zeevaartschool kenmerkt. Hij associeerde zich in 1930 met zijn zoon Maurice Van Kriekinge, en samen realiseerden zij nog de spoorwegstations van Brugge in 1936-1937 en Dendermonde in 1941-1943. Voor het ontwerp en de typologie van de Hogere Zeevaartschool lieten de architecten zich naar eigen zeggen vooral inspireren door de recent gebouwde zeevaartschool van Gdynia, de begin jaren 1920 aangelegde, nieuwe zeehaven aan de Bocht van Gdánsk in Polen. Daarnaast strekten zeevaartscholen in het Verenigd Koninkrijk en Nederland tot voorbeeld.

Architectuur

De Hogere Zeevaartschool heeft een U-vormige plattegrond, samengesteld uit een langgerekte zuidvleugel aan de Schelde, met loodrecht daarop een korte west- en oostvleugel. Deze laatste werd in 1956 naar het noorden verlengd met een nieuwe schoolvleugel, die in 2020 is gesloopt. Oorspronkelijk rustte het gebouw op een talud, aangelegd als een getrapt grasveld afgeboord met hagen waarin houten poortjes. Deze aanleg ging grotendeels verloren door de verhoging van de Scheldedijk en de heraanleg van het jaagpad langs het Noordkasteel in het kader van het Sigmaplan, gevolgd door de aanleg van een parkeerterrein op hetzelfde niveau vóór het gebouw. Een deel van de oude vestinggracht van het Noordkasteel werd aan de school gehecht voor roei- en zwemoefeningen, en uitgerust met een boothuis en aanlegsteiger.  Op de binnenplaats tussen de drie vleugels bevond zich een modelboot voor eerste oefeningen.

Opstanden

Het gebouw is opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, op een paalfundering van het systeem Zublin & C°. Van de zuid- en westvleugel bedraagt de bouwhoogte drie bouwlagen, van de oostvleugel vier bouwlagen, telkens boven een souterrain, en oorspronkelijk onder platte daken bedoeld als dakterrassen. De gevels hebben een parement uit geel baksteenmetselwerk, uitgevoerd in Belvédèresteen met schaduwvoegen (verdiepte lintvoegen en platvolle stootvoegen). Van blauwe hardsteen is gebruik gemaakt voor de plint, het trappenbordes, de vensteromlijstingen en gevelstenen, en van beton voor de dekstenen. Oorspronkelijk bestond het vensterschrijnwerk uit gevernist eikenhout. De huidige houten kroonlijsten zijn een latere toevoeging, evenals de ‘stuurhut’ uit 1951 als topgeleding van de rotonde en de gedrukte schilddaken. De gesloopte schoolvleugel uit 1956 trok in vereenvoudigde vorm de ordonnantie van de aansluitende oostvleugel door. Bij deze ingreep werd de laatste travee van de oostvleugel, oorspronkelijk slechts drie bouwlagen hoog en bovenaan afgerond, opgehoogd en aangepast.

De architectuur wordt gekenmerkt door een plastische, getrapte opbouw, met kubische volumewerking, een nadrukkelijk horizontale geleding en een gestroomlijnde lijnvoering. Dit geldt met name voor de getrapte rotonde met dakterras aan het westelijk uiteinde van de zuidvleugel, waarvan de vorm is ontleend aan een commandobrug, een nautische verwijzing naar de functie van het schoolgebouw. De gedesaxeerde inkompartij is als risaliet uitgewerkt, geaccentueerd door hoekmassieven, een breed uitkragende betonnen luifel, metalen vlaggenmasten en een gevelsteen met het Wapen van België. Het snijpunt van de zuid- en oostvleugel wordt gemarkeerd door de 30 m hoge, balkvormige traptoren voorzien van een uurwerk, die overhoeks is opengewerkt door een oplopend, rastervormig traplicht. Verder zijn de opstanden opgebouwd uit horizontalizerende vensterregisters gevat in omlopende omlijstingen, verticaal opgedeeld door tussenstijlen of horizontaal door doorlopende dorpels met name in de rotonde. In de oostvleugel en de gevels aan het binnenplein nemen de vensterregisters nadrukkelijker de vorm aan van bandramen, daar waar de verschillende traphallen zich aftekenen door een oplopende beglazing. Gelijkvloers op de kop van de rotonde is de ‘eerste steen’ uit blauwe hardsteen ingewerkt, versierd met een driemaster in reliëf van de hand van de Brusselse beeldhouwer Bernard Callie. De houten vleugeldeur met siersmeedwerk van de hoofdinkom is bewaard.

Plattegrond

De plattegrond omvat drie vleugels in U-vorm, ontsloten door de ruime inkomhal, ingeplant uit de middenas, waarbij de grote traphal aansluit. De toren op de kruising van de zuid- en de oostvleugel herbergt de tweede traphal, en de oostvleugel omvatte aan de noordzijde oorspronkelijk een diensttrap. Tegen de westvleugel leunt het volume van de directeurswoning aan, die zich oorspronkelijk uitstrekte over het souterrain en drie bouwlagen, ontsloten door een eigen traphal. Deze omvatte oorspronkelijk een salon, eetkamer en office op de begane grond, met de keuken in het souterrain, het kantoor van de directeur en de ouderslaapkamer op de eerste verdieping, en drie slaapkamers op de tweede verdieping.

Volgens de bouwplannen  biedt de begane grond in de westvleugel ruimte aan de spreekkamer en portiersgeloge weerszij van de inkom, de 'salle de matelotage' of grote matrozenzaal in de rotonde, bestemd voor het aanleren van touwwerk- en tuigagetechnieken en die ook het souterrain omvat, verder de archiefzaal en een bergplaats. In de zuidvleugel, zijde binnenplaats ontsloten door een gang, bevinden zich de vier klaslokalen voor de werktuigafdeling. De oostvleugel omvat de refter die via de office in verbinding staat met de keuken in het souterrain, en waarop ten noorden een kapelnis aansluit. De eerste verdieping biedt in de westvleugel ruimte aan de raadzaal en de kantoren van de Belgische Zeevaartvereniging, de leraarskamer boven de inkom, de bibliotheek en het secretariaat, in de zuidvleugel aan de vier klaslokalen van de zeevaartafdeling, en in de oostvleugel aan het fysica-elektromechanicalokaal en het scheikundelokaal. Op de tweede verdieping nemen de tekenzaal en de infirmerie de westvleugel in, en slaapzalen met aanpalende wasplaatsen, toiletten en surveillantenkamers de zuid- en oostvleugel. De derde verdieping van de oostvleugel biedt ruimte aan cartografiezaal, en de zes kamers van het dienstpersoneel ontsloten door de diensttrap. Behalve de keuken met aanhorigheden en de wasplaats in de oostvleugel, omvat het souterrain stortbaden en een garage in de westvleugel, en het atelier voor werktuigkunde met smidse, en een modellenzaal met motoren en navigatieapparatuur in de zuidvleugel.

De toegevoegde vleugel uit 1956, gesloopt in 2020, omvatte een machinezaal in het souterrain, drie klaslokalen op de begane grond en derde verdieping, een klaslokaal, tekenzaal en leraarskamer op de eerste verdieping, en een slaapzaal met wasplaats op de tweede verdieping, ontsloten door twee traphallen.

Interieur

De inkom- en traphal onderscheidt zich door een wit-zwarte tegelvloer, een bordestrap uit zwart granito met een metalen buisleuning van de firma Galler. Aan de wanden monumentale schilderingen met als thema’s de zeevaart naar overzeese gebieden en  havenactiviteiten respectievelijk door Julien Creytens en Taf Wallet uit 1934. Centraal opgesteld monument voor de slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereledoorlog, met een bronzen standbeeld van een matroos door Willy Kreitz. In de gelambriseerde raadzaal met parketvloer, een wandschildering op hout ingelegd met bladgoud door René De Pauw, met als thema de nautische vaardigheden.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1931#38515, 18#28435 en 18#34938; foto FOTO-OF#1880.
  • S.N. 1932: De Hoogere Zeevaartschool te Antwerpen. Een bezoek door “Kring voor Bouwkunde”, K.M.B.A. 3.3, 54-58.
  • S.N. 1933: L'Ecole Supérieure de Navigation à Anvers. Architectes J. et M. Van Kriekinge, L'Emulation 53.9, 185-192.
  • VAN KRIEKINGE J. & ESTUR J. 1931: Concours pour l’Ecole Superieure de Navigation d’Anvers. Commentaires des lauréats. Rapport du Jury, L’Emulation 51.5, 115-121, pl. 17-18.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2020: Hogere Zeevaartschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/357822 (geraadpleegd op ).


Hogere Zeevaartschool ()

Hogere Zeevaartschool. Modernistisch schoolgebouw van 1931-33 naar ontwerp van de Brusselse architecten Josse Van Kriekinge en zoon, bekroond in de nationale prijskamp van 1929. U-vormig gebouw gelegen in de Scheldebocht ter hoogte van het voormalige Noordkasteel, de voorgevel gericht naar de stad.

Langgerekte vleugels van drie bouwlagen, plat dak en torenvormig verhoogde trapzaal op het oostelijk snijpunt. Hoofdvleugel met afgeronde westhoek en dakterras (commandobrug) referend naar de scheepsbouw. De plattegrond vertoont in de hoofdvleugel klassengangen en diverse leslokalen (bijvoorbeeld radiografie, kaartenzaal, en zo meer) links en rechts van de hal en een voormalige slaapzaal op de bovenste verdieping, een refter in de oostvleugel, secretariaat en voormalige bestuurderswoning in de westvleugel; een deel van de oude vestinggracht werd aan de school gehecht voor roei- en zwemoefeningen en een modelboot voor eerste oefeningen in de uitsparing der vleugels ingeplant.

Bruingele baksteenbouw met hardstenen plint en constructieve onderdelen. Horizontalizerende vensterregisters gemarkeerd door omlopende omlijstingen, tussenstijlen of doorlopende tussendorpels; tot nog toe grotendeels bewaarde ijzeren ramen. Inkom onder brede betonnen luifel; oorspronkelijke deur. Goed bewaard, opvallend licht interieur met zeer mooie inkomhal, trapzaal, directiezaal, onder meer met wandschilderingen door marineschilders W.F. Creytens en T. Wallet (op doek) en R. De Pauw (op hout) en meubilair uit bouwperiode.

  • De Hoogere Zeevaartschool te Antwerpen, in : K.M.B.A., III, maart 1932, p. 54-58.
  • VAN KRIEKINGE, J.L'école Supérieure de Marine à Anvers, in : L'Emulation, jaargang 53 (1933), nummer 9, p. 185-192.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Himler, Albert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Himler A. 1992: Hogere Zeevaartschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/10755 (geraadpleegd op ).