Burgerhuis in beaux-artsstijl naar een ontwerp door Adolphe Van Coppernolle uit 1911. Opdrachtgevers waren Jean en René Gevers, bewoners van het kasteel Ten Dorpe in Mortsel. Hogerop in de Generaal Lemanstraat en in de Sint-Hubertusstraat had de architect in 1909 al een reeks van vijf panden gerealiseerd, waaronder zijn privéwoning.
De woning Gevers behoort tot het vroege oeuvre van Adolphe Van Coppernolle, wiens carrière begin jaren 1900 van start ging. Vóór 1910 paste de architect in zijn ontwerpen voor privéwoningen zowel een gematigde art-nouveaustijl als een klassiek geïnspireerde eclectische stijl toe, om zich vervolgens gedurende enkele jaren op de beaux-artsstijl te concentreren. Daarvan behoort het hotel De Vriendt op de Belgiëlei tot de meest zuivere en prestigieuze uitingen. Vanaf de vroege jaren 1920 liet Van Coppernolle zich opmerken met gebouwen in art-decostijl, waaronder een van de meest stijlvolle voorbeelden in Antwerpen, de club "Claridge" uit 1930 in de Anneessensstraat. Na de Tweede Wereldoorlog lijkt hij niet meer actief te zijn geweest.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en twee en een halve bouwlaag onder een zadeldak. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Asymmetrisch van opzet, wordt de opstand geleed door de geprofileerde puilijst, met een architraaf, mezzanine en kroonlijst als beëindiging. De bow-window met balkon van de bel-etage, legt het accent op het brede zijrisaliet dat een gebogen pseudo-fronton als bekroning kreeg. De steekboogdeur en -vensters hebben een geriemde omlijsting met oren en drop, een waterlijst en voluutsleutel. De fraai gesculpteerde maskerkopconsole van de bow-window, het medaillon met vrouwenhoofd van het fronton en de rankwerktrofeeën van de mezzanine, vergelijkbaar met het geveldecor van het hotel De Vriendt, zijn ontleend aan de Lodewijk XIV- en de régencestijl. Van het houten schrijnwerk is enkel de bewerkte inkomdeur bewaard; het sierlijke neorégence-smeedwerk van keldertralies en balkonborstwering bleef behouden.
De plattegrond wordt over de volledige breedte van de woning opgedeeld door de centrale traphal met bovenlicht. Volgens de bouwplannen nemen eetkamer en vestibule de straatzijde van de begane grond in, office en diensttrap, een kantoor en het salon met terras de tuinzijde. Zoals gebruikelijk bij dit type burgerhuis bevond de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 956#3273.