Geheel van oorspronkelijk vijf burgerhuizen in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van de ondernemer Frans Peeters, naar een ontwerp door de architect Ernest Nagels uit 1912. Het vastgoedproject omvatte een breder middenpand (nummer 22-24) dat doorgang verleende naar de ateliers van de steenhouwerij achteraan op het perceel, en waarvan de bel-etage onder meer een ruime toonzaal herbergde. Het werd twee aan twee geflankeerd door vier woningen van verschillend type maar met een gelijkaardig volume; bij het nummer 26, wellicht de eigen woning van de bouwheer, sloten de kantoren van de steenhouwerij aan. In 1932 lieten de broers René en Gustaaf Peeters, die de leiding over het familiebedrijf van hun vader hadden overgenomen, het middenpand vanaf de bovenbouw verbouwen en verhogen tot appartementsgebouw. Nagels tekende ook voor dit project het ontwerp, waarvan de eerste versie voortbouwde op de bestaande beaux-arts-opstand, en de definitieve versie opteerde voor een volledig nieuw, eigentijds gevelfront in art-decostijl.
Over het werk van Ernest Nagels, die vermoedelijk actief was van de begin jaren 1910 tot omstreeks 1940, is tot op heden weinig bekend. Na zijn beginwerk in beaux-artsstijl, lijkt hij tijdens het interbellum consequent de art-decostijl te hebben toegepast, met als belangrijkste realisatie het statige hotel Van den Heuvel aan de Jan Van Rijswijcklaan. Het vastgoedproject Peeters is representatief voor beide fasen in het oeuvre van de architect. Als huisarchitect van de familie Peeters, bouwde Nagels in 1923-1924 voor de broers René en Gustaaf Peeters een geheel van vier burgerhuizen aan de Koninklijkelaan en de Elisabethlaan in Berchem, en in 1928-1930 de villa van Gustaaf Peeters aan de Della Faillelaan.
Burgerhuizen
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevels hebben een verzorgd parement uit witte natuursteen, met schijnvoegen op de begane grond, een plint uit blauwe hardsteen, en een houten kroonlijst op klossen als gevelbeëindiging. Gekoppeld volgens repeterend schema, worden de nummers 18 en 20, die als enige over een volwaardig souterrain beschikken, nadrukkelijk geleed door de puilijst. De bovenverdiepingen zijn gevat in rechthoekige lisenen, met een driezijdige erker of bow-window, aansluitend een smeedijzeren balkon en drielicht. Inkomdeuren met entablement op consoles en ovaal bovenlicht; gekoppelde consoles of rolwerkcartouches onder de kroonlijst. De nummers 26 en 28 onderscheiden zich door een minder strakke geleding, maar een rijker gebruik van ornamenteel beeldhouwwerk. Daarbij vallen vooral de reliëfs van de borstweringen op, met een aan de Lodewijk XVI-stijl ontleend decor van guirlandes, bloemcorbeilles, vazen, wijnranken of putti. Ook hier wordt de eerste verdieping gemarkeerd door een bow-window of erker, echter zonder balkon. Het houten schrijnwerk van de bewerkte inkomdeuren, en het merendeel van de vensters met kleine roeden in het bovenlicht is bewaard, evenals het neo-Lodewijk XVI-smeedwerk van souterraintralies en balkonborstweringen.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Drie van de vier panden bieden volgens de bouwplannen op de begane grond ruimte aan de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht. In nummers 18 en 20 bevindt de keuken zich in het souterrain, in nummer 26 in de achterbouw. De begane grond van het nummer 28 omvat volgend de bouwplannen een studio aan de straat, de keuken en een woonkamer met veranda aan de tuin. In het bouwdossier ontbreken de plattegronden van de bovenverdiepingen.
Appartementsgebouw
Het appartementsgebouw, dat zes bouwlagen onder een plat dak omvat, heeft een gevelfront met een parement uit witte natuursteen. Van het oorspronkelijke pand rest slechts de begane grond met schijnvoegen, steekboogpoort, hardstenen plint en schamppalen; de oorspronkelijke inkomdeur werd aangepast tot venster, het benedenvenster verlaagd tot het nieuwe inkomportaal. Oplopende, driezijdige erkers markeren de bovenbouw, waarvan de twee topgeledingen als dubbele attiek zijn opgevat, belijnd door ribben en een houten kroonlijst. Het smeedwerk van de inrijpoort uit 1912, de inkomdeur en de parapetten uit 1932 is bewaard, evenals een deel van het oorspronkelijk stalen vensterschrijnwerk.
Ontsloten door de inkom- en traphal met lift, omvat het gebouw vijf appartementen van drie verschillende types. Deze op de tweede, derde en vierde verdieping bestaan volgens de bouwplannen uit een suite van zitkamer en eetkamer aan de straat, de hal met vestiaire, de keuken en badkamer in de middenzone, en twee slaapkamers achteraan. Op de eerste verdieping neemt de toonzaal van de steenhouwerij, toegankelijk vanuit het aanpalende pand, de tweede slaapkamer in; de kleinere flat op de vijfde verdieping omvat drie kamers, een keuken en badkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 956#3423 en 1275#1575.