Geheel van drie burgerhuizen in neorenaissancestijl gebouwd in opdracht van de aannemer P.J. Rooses, naar een ontwerp door zijn zoon de architect Guillaume Rooses uit 1909. Voor dit ensemble werd één bouwdossier teruggevonden, omschreven als de uitbreiding en verbouwing van het kasteel van Louis Le Grelle (1849-1908), na diens overlijden aangekocht door P.J. Rooses. De bouwplannen in het dossier beperken zich tot de gevelopstand van de twee rechter panden (nummers 38-40). Een bouwdossier voor het linker pand, dat gelijktijdig lijkt te zijn opgetrokken ontbreekt. Mogelijk maakte deze woning samen met de aanpalende burgerhuizen nummer 32 en nummer 34 (gesloopt) deel uit van een tweede vastgoedproject door vader en zoon Rooses op het vroegere eigendom Le Grelle.

Het ensemble behoort tot het latere werk van Guillaume Rooses, die destijds al meer dan twee decennia actief was als architect. In het overgrote deel van zijn productie bleef hij al die tijd trouw aan een veeleer conventioneel, klassiek geïnspireerd stijlidioom. Aan de Kardinaal Mercierlei bracht Rooses in dezelfde periode het hoger vermelde burgerhuis en de woning Bonnivert tot stand.

Met een gevelbreedte van drie (nummers 36 en 40) of twee traveeën (nummer 38), omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder zadeldaken. De lijstgevels hebben een verzorgd parement uit witte natuursteen, met contrasterend gebruik van blauwe hardsteen voor de geprofileerde plint, speklagen, waterlijsten, deur- en vensteromlijstingen, lekdrempels, balkons en borstweringen. De drie gevelopstanden volgen een gelijkaardig, door de puilijst geleed schema, met de klemtoon op de eerste verdieping, en een als mezzanine uitgewerkte tweede verdieping. Het middenpand (nummer 38), en het voornamere, hoger opgetrokken rechter pand (nummer 40), zijn als eenheid geconcipieerd. Beide onderscheiden zich door een identiek rondboogportaal met maskerkopsleutel, entablement op voluutconsoles en bovenlicht, en markeren de eerste verdieping door een balkon met balustrade en consoles, entablementen of driehoekige frontons. Het linker pand (nummer 36) trekt de ordonnantie in licht vereenvoudigde vorm door, met een eenvoudiger rechthoekig portaal, zonder balkon. De opstanden zijn opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met waterlijst en bewerkte borstwering op begane grond en eerste verdieping, en uit rechthoekige tweelichten met middenpilaster op de lage tweede verdieping. Een houten kroonlijst met klossen en tandlijst beëindigt de twee linker panden, een klassiek hoofdgestel met eenzelfde kroonlijst het rechter pand. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies, parapetten en voetschrapers.