Twee bescheiden burgerhuizen in art-nouveau- en beaux-artsstijl naar ontwerpen door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1908. Nummer 36 in opdracht van weduwe De Roeck, nummer 38 in opdracht van juffrouw Emma De Coninck, een verwante van de architect. De woningen behoren tot de allereerste gezamenlijke realisaties van De Coninck en Potié, die zich pas op 1 februari 1909 officieel zouden associëren.
Rijwoningen met enkelhuisopstand van twee traveeën en respectievelijk twee bouwlagen onder zadeldak, een souterrain en drie bouwlagen onder plat en lessenaarsdak. Nummer 36: lijstgevel in baksteenbouw en witte natuursteen op een beraapte sokkel en hardstenen plint, gevarieerde muuropeningen, florale muurankers als versiering onder de houten kroonlijst op consoles; typisch art-nouveau-schrijn- en smeedwerk. Nummer 38: bepleisterde en beschilderde lijstgevel met geboste sokkel op een hardstenen plint. Opgedeeld in inkomtravee/trappenhuis met oculus als bekroning, en brede woontravee met driezijdige houten erker op de eerste verdieping; houten kroonlijst op klossen.
Plattegrond van nummer 36 over de volledige breedte opgedeeld door de centraal ingeplante traphal. Volgens het bouwplan gelijkvloers inkom en salon vooraan, zitkamer achteraan en pomphuis in de achterbouw. Hogerop twee slaapkamers en twee mansardes. Plattegrond van nummer 38 ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens het bouwplan zitkamer en keuken in het souterrain (verbouwd tot garage), salon en eetkamer op de begane grond, hogerop telkens twee slaapkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 956#4436 (nummer 36, 24 september 1908) en 956#4431 (nummer 38, 9 november 1908).