is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Appartementsgebouwen Le Confort I en II
Deze vaststelling is geldig sinds
Twee gekoppelde appartementsgebouwen in beaux-artsstijl met art-deco-inslag, naar een ontwerp door de architecten Alfred Portielje en Jan De Braey uit 1928. Opdrachtgever was de Naamloze Maatschappij "Le Confort", opgericht voor de bouw en exploitatie van dit prestigieuze vastgoedproject door de aannemers Jacques Van Riel (1880-1944) en Van den Bergh. De Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh, gevestigd in de Lamorinièrestraat, concessiehouder van het Franse Bétons Armés Hennebique, behoorde decennialang tot de belangrijkste aannemers van publieke en private bouwwerken in Antwerpen. Van Riel & Van den Bergh ontstond in 1925 uit het bouwbedrijf Van Riel & Ceurvorst (1916-1924), dat op zijn beurt terugging op het in 1905 opgerichte bouwbedrijf Van Riel-Peeters & C°. Van Riel was met zijn toenmalige vennoot Ed. Ceurvorst al eerder actief op de vastgoedmarkt, met de bouw van de appartementsgebouwen Cyclops, Vulcan en Titan uit 1921-1923, en Goliath uit 1926 aan de Helenalei, door de architect Alfons Francken. In 1930-1931 volgde het complex "Home Peter Benoit" en "Home Jan Bockx" op de hoek van Belgiëlei en Grétrystraat, door de architecten Jan Vanhoenacker, John Van Beurden en Jos Smolderen.
Het vastgoedproject "Le Confort" bestaat uit drie appartementsgebouwen van hoge standing met in totaal 25 flats, ingeplant op twee ruime percelen die zich van de Prins Albertlei uitstrekken tot de De Merodelei. Hier bevonden zich voordien twee voorname hotels in eclectische stijl uit de late 19de eeuw, waarvan het gevelfront en delen van de structuur in de nieuwbouw werden geïntegreerd. Het project ging in de lente van 1928 van start gegaan met de bouw van “Le Confort I” (Prins Albertlei 24), in het najaar gevolgd door "Le Confort II" (Prins Albertlei 23). Najaar 1929 kwam een complex met 18 garages aan de beurt gelegen achter "Le Confort III" (De Merodelei 31), dat als laatste vanaf begin 1930 werd opgetrokken. Het eigen aannemersbedrijf Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh, stond in voor de bouw.
Alfred Portielje en Jan De Braey voerden een gezamenlijke praktijk van vermoedelijk 1926 tot 1934. Portielje was toen al een twintigtal jaar actief als zelfstandig architect, terwijl De Braey tot dan zijn vader Michel De Braey had geassisteerd. De associés legden zich vooral toe op de bouw van appartementsgebouwen van hoge standing, een nieuwe typologie in de jaren 1920, maar ontwierpen daarnaast ook burgerhuizen en villa’s voor de betere kringen. Tot de vroegste en meest prestigieuze realisaties van het bureau behoort de Résidence "Sans Souci", een statig complex in beaux-artsstijl aan de Belgiëlei uit 1926. Samen met de architect Florent Vaes tekenden Portielje en De Braey in datzelfde jaar voor het imposante flatgebouw op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de Jan De Voslei, een opdracht van de Commissie voor Openbaren Onderstand van Antwerpen waarvoor een meer eigentijdse, zakelijke art-decostijl werd toegepast. In het vastgoedproject "Le Confort" onderscheiden de meest prestigieuze flatgebouwen aan het Koning Albertpark zich door een meer uitgesproken beaux-arts-karakter, van het bescheidener complex aan de De Merodelei, dat zijn expressieve baksteenarchitectuur veeleer aan het vroege modernisme van Nederlandse oorsprong ontleent. De carrières van beide architecten, die vanaf 1935 hun eigen weg gingen, kwamen tot een eind in de latere jaren 1950.
De gekoppelde appartementsgebouwen met een gevelbreedte van elk vier traveeën, omvatten een souterrain zeven bouwlagen onder een plat dak. Tot en met de tweede verdieping stemt de opstand overeen met het gevelfront van de vroegere hotels, dat met een vereenvoudigd decor in twee nieuwe lijstgevels werd geïntegreerd. Daarbij bleven het parement uit witte natuursteen met schijnvoegen op de begane grond en de geboste plint uit blauwe hardsteen behouden. De opstand van de toegevoegde bovenste vier verdiepingen, bouwt in eigentijdse vorm voort op de bestaande ordonnantie, met art-deco-inslag in de detaillering. Beide lijstgevels zijn opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige, getoogde of rondboogopeningen, met het oorspronkelijke houten vensterschrijnwerk.
Het gevelfront van "Le Confort II" (nummer 23), beantwoordt aan een drieledig compositieschema, met als basis de opstand van het vroegere hotel. Deze laatste wordt horizontaal geleed door de puilijst, en uit de middenas gemarkeerd door een oplopende, afgeronde erkerpartij met pilasters. Drie door kolossale lisenen gemarkeerde verdiepingen met een verticaal ritme vormen de tweede geleding, uitgevoerd in een combinatie van geel metselwerk en witte natuursteen, en afgewerkt met een kroonlijst op consoles. Daarbij onderscheidt de bredere travee in het verlengde van de erkerpartij zich door drielichten. De topgeleding met opnieuw een volledig natuurstenen parement, is als attiek opgevat, beëindigd met een houten kroonlijst op klossen. Typisch art deco zijn de stafwerkfriezen op de borstweringen, de vormgeving van consoles en sluitstenen, en het fraaie ijzersmeedwerk van de inkomdeur met gestileerde bloemencorbeilles, de souterraintralies en de borstweringen van de derde verdieping. Het gevelfront van "Le Confort I" (nummer 24), volgt veeleer een axiaal opzet, over de volledige hoogte gemarkeerd door een twee traveeën breed middenrisaliet, met een gebogen pseudo-fronton als bekroning. De opstand van het vroegere hotel, nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, wordt hier bepaald door de monumentale loggia met gekoppelde composiete zuilen en balustraden van de eerste verdieping, en de centrale hermen die daarbij aansluiten. Een gevelbreed balkon met postamenten, consoles en smeedijzeren borstwering, markeert de drie bovenste verdiepingen, die met een eenvoudige kroonlijst zijn afgewerkt. Het smeedwerk van de inkomdeur, souterraintralies en parapetten, volgt een veeleer klassiek patroon.
Beide appartementsgebouwen kenmerken zich door een langgerekte, L-vormige plattegrond in spiegelbeeld. Zij omvatten elk zeven appartementen van een uitzonderlijk grote oppervlakte, die telkens een volledige verdieping beslaan, ontsloten door een gemeenschappelijke traphal met lift. Volgens de bouwplannen lijkt de traphal van de bestaande hotels daarbij te zijn geïncorporeerd. Het souterrain biedt onder meer ruimte aan de conciërgewoning en individuele kelders. Verder zijn elk van beide gebouwen afzonderlijk samengesteld uit appartementen met een identieke plattegrond, waarbij het gelijkvloerse appartement aan ruimte inboet vanwege de inkomhal. In "Le Confort II" (nummer 23) bestaan de flats in de voorbouw uit een groot salon, een ‘living room’ en een eetkamer met office, gegroepeerd rond de centrale 'hall' waarbij de vestibule met vestiaire aansluit. De achterbouw, ontsloten door de lange nachthal, omvat achtereenvolgens de keuken, twee meidenkamers, vier slaapkamers waarvan de grootste met 'cabinet de toilette' en de badkamer. In de flats van "Le Confort I" (nummer 24), omvat de voorbouw aan straatzijde het salon en de grote eetkamer met office en de 'hall'. De vestibule met vestiaire ontsluit hier de ontbijtkamer en de grote slaapkamer met annex dressing en badkamer, die aan de tuinzijde gesitueerd zijn. In de achterbouw bevinden zich achtereenvolgens de keuken, drie grote slaapkamers, de badkamer en twee (meiden)kamers.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Prins Albertlei
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Appartementsgebouwen Le Confort I en II [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11013 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.