Voor het burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl werd in 1890 een bouwaanvraag ingediend naar ontwerp van Jos. Bascourt (1863-1927), zie ook inscriptie. Opdrachtgever was kunstschilder Jos (Joseph Leopold) Ratinckx (Antwerpen, 1860-Berchem, 1937).
Jos. Bascourt studeerde bouwkunst in Antwerpen aan de Koninklijke Academie, die hij in 1885 verliet met een prijs van uitmuntendheid. Om zijn studies te bekostigen trad hij in dienst van de metselaarsbaas Kennes door wie hij in contact kwam met J.J. Winders. Later werd hij leerling en medewerker van Ernest Dieltiens en Henri Blomme. Door zijn opleiding en zijn contact met Winders, Dieltiens en Blomme was hij vooral opgeleid in de neo-Vlaamserenaissance die vanaf 1830 als de nationale stijl bij uitstek van het jonge België beschouwd werd. Zijn eerste werken situeren zich logischerwijs in deze stijlrichting. Later, met de opkomende art nouveau en in het kader van een reeks opdrachten in Zurenborg, ontwikkelt hij een eigen art-nouveaustijl. Hierin brengt hij oriëntaliserende elementen samen tot een geheel eigen vormentaal. Tegelijk laat hij zich ook inspireren door de italianiserende invloeden in de architectuur van Stordiau. Het is de verdienste van Bascourt dat hij niet slaafs kopieert maar dat hij er in geslaagd is alle invloeden te verwerken tot een eigen persoonlijk geheel.
De bouw van het huis voor de kunstschilder Jos Ratinckx aan de Waterfordstraat te Berchem is pas de tweede concrete opdracht van Jos. Bascourt, na de bouw van het burgerhuis voor zijn tante Marie-Eugenie Buelens aan de Markgravelei in 1887. Beiden waren met elkaar bevriend. Ratinckx legde zich in heel zijn werk toe op de verheerlijking van Antwerpens Gouden Eeuw en het is dus niet meer dan logisch dat hij voor de bouw van zijn huis beroep deed op zijn vriend Bascourt die op dat ogenblik volop in de neotraditionalistische geest was opgeleid. Beperkingen opgelegd door het terrein en vooral het budget maakten dat dit een eerder bescheiden woning gebleven is waarbij de nadruk vooral op de uitwerking van de gevel gevallen is. De gevel is een spitse trapgevel, horizontaal sterk gemarkeerd door natuurstenen lijst- en bandwerk. Compositorisch werden de twee drieledige kruiskozijnen van de verdieping tot een groot geheel verwerkt door ze te overspannen met een brede natuurstenen ontlastingsboog met diamantkopvormige imposten en sluitsteen en waarin de bakstenen ontlastingsbogen van de afzonderlijke ramen gevat zijn. In het interieur zijn enkel zeer fraaie stijlkamers. Op het gelijkvloers is vooraan een kamer met neorenaissancedecoratie aanwezig, bestaande uit een schouw met getorste marmeren zuilen, een houten lambrisering langs de muren en een geschilderd fries met florale motieven en namen van grote schilders uit het Antwerpse verleden. Hiernaast bevindt zich een kamer met fraaie rococodecoratie, waarschijnlijk gerecupereerd uit een ander pand in de stad. De decoratie bestaat uit een marmeren schouw met stucco schouwboezem en twee supraportes met engelenfiguren, eveneens in stucwerk. Het plafond is beschilderd met een wolkenhemel met putti. Op de bovenverdieping bevindt zich eveneens een kamer in neorenaissancestijl, gedecoreerd met een geschilderd plafond met symbolen en een schoorsteenmantel met getorste marmeren zuilen. Het atelier hoort op het moment van bescherming bij het buurhuis. Hier bevinden zich enkele waardevolle 15de- of 16de-eeuwse ramen met hang en sluitwerk en binnenluiken. Ook deze zijn waarschijnlijk recuperatie uit een pand in de binnenstad.
- Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002378, Gebouwen van Jos Bascourt in Antwerpen (F. Brenders, 2005).
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 956#607 (10 februari 1890).