erfgoedobject

Ensemble van twee gespiegelde villa’s in art deco

bouwkundig element
ID
11249
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11249

Juridische gevolgen

Beschrijving

Ensemble van twee gespiegelde villa's in sobere art deco, gebouwd naar een ontwerp door Jef Huygh uit 1929. Beide woningen werden opgetrokken voor weduwe De Beucker, op dat ogenblik wonend aan de Violierstraat 7 in Antwerpen. Nummer 207 werd in of kort na 1938 in gebruik genomen als pastorie van de aangrenzende Sint-Jozefskerk, eveneens een ontwerp van Jef Huygh, in samenwerking met Flor Van Reeth.

De Sint-Jozefskerk werd in 1933-1936 gebouwd zonder pastorie. Een ontwerp voor een nieuwe pastorie tegen de zuidgevel van de kerk, opgemaakt door de technische dienst van de gemeente Deurne, werd in 1937 afgekeurd door de provinciale bouwmeester en door het provinciaal Comiteit voor Monumenten en Landschappen. Het ontworpen gebouw had niet het karakter van een pastorie, werd ook te klein bevonden, en sloot bovenal niet aan bij de stijl van de Sint-Jozefskerk. Aan de gemeente werd gevraagd Jef Huygh in het ontwerpproces te betrekken. Een nieuw ontwerp lijkt nooit opgemaakt zijn. Wel werd korte tijd later één van de villa's De Beucker tot pastorie bestemd.

De villa’s De Beucker kwamen tot stand tijdens de eerste grote bouwcampagne langs de Boekenberglei. Ofschoon uitgevoerd in sobere art deco, zocht de architectuur nog aansluiting bij de pittoreske en conventionele cottagearchitectuur die in de jaren 1920 het straatbeeld van de Boekenberglei bezuiden de Drakenhoflaan domineerde. De twee villa’s en de aangrenzende Sint-Jozefkerk zijn de enige bewaarde interbellumconstructies langs de oostzijde van de Boekenberglei tussen de Drakenhoflaan en de Gouverneur Holvoetlaan.

Jef Huygh werd vanaf 1902 opgeleid aan de Antwerpse Academie, liep van 1905 tot 1910 stage bij Ernest Dieltiëns, en was vanaf 1912 tot aan zijn overlijden in 1946 als architect actief. Na de Eerste Wereldoorlog associeerde Huygh zich met zijn vroegere stagemeester en in 1920, na Ernest Dieltiëns dood, met diens zoon Maurice. In 1924 scheidden hun wegen, waarna Huygh vanuit zijn eigen woning, de 'Lianahalle' aan de Boekenberglei in Deurne, een bloeiende architectenpraktijk ontplooide. Al zeker sinds 1923 ontwierp Huygh woningen als zelfstandig architect. Huygh, een overtuigd katholiek, is vooral bekend om zijn impressieve en uitgezuiverde religieuze architectuur in de geest van de Pelgrimbeweging. Daarnaast echter, ontwierp hij in de jaren 1920 en 1930 tal van privéwoningen waarin invloeden van zowel de Amsterdamse School als van de Duitse Jugendstil of Wiener Secession samensmelten tot een eigenzinnige en expressieve art-decostijl die geleidelijk versoberde. Jef Huyghs zeer persoonlijke architectuur, met de Lianahalle als een van de vroegste en meest opmerkelijke voorbeelden, kenmerkt zich door een aandacht voor verhoudingen, kleur- en materiaalgebruik, ambachtelijke finesse, en een grote interesse in de ruimtelijkheid, inrichting en sfeer van een gebouw. Met haar ingehouden vormentaal en tot elementaire soberheid gereduceerde detaillering zijn de twee villa's voor weduwe De Beucker reeds representatief voor Huyghs latere private architectuur.

Voorafgegaan door een voortuin, en het nummer 207 geflankeerd door een oprijlaan, tellen de onderkelderde villa's twee traveeën en twee bouwlagen onder een gedeeld mansardedak gedomineerd door een centrale conische schoorsteen, oorspronkelijk met klokvormige schoorsteenkap. Deze uitvoering wijkt af van het door Huygh ontworpen hoge en stijl oprijzende schilddak met trapezoïde dakkapellen. De ondervlakken van het dak, in tegenstelling tot de pannen bovenvlakken bekleed met natuurleien, kregen tussen 2009 en 2013 eveneens een pannenbekleding. Eerder al waren van de trapezoïde houten dakvensters de omlijstingen en de dorpels met plantenbakken verwijderd. Rustend op een hoge granitoplint kregen de sobere lijstgevels een bruin baksteenparement gemetseld in kruisverband, platvol gevoegd, en contrastrijk gecombineerd met een omlopende bepleisterde en beschilderde band waarin de vensters van de bovenverdieping zijn gevat. Deze band koppelt de zware dakkap los van de bakstenen onderbouw en verleent haar een zwevend karakter. Witte natuursteen is spaarzaam aangewend voor de balkonwangen, voor de bekleding van de overstekende balkonbasis, en voor de bloemenkorf in bas-reliëf als pilasterbekroning van de poortafsluiting tegen de zijgevel van nummer 207. Een gelijkaardige maar volplastisch uitgewerkte bloemenkorf bekroonde de tussen 2009 en 2013 verwijderde gemetselde poortpijler op de perceelsgrens. De gestileerde honingbij of de daarvan afgeleide lange schildvorm of (geknikte) ellips, een vaak terugkerend decoratief accent eigen aan Huyghs persoonlijke signatuur, was in dit ontwerp vertaald in ellipsvormig gesmede voordeurroosters met elk zes verankeringspunten. Van beide woningen zijn de dubbele houten voordeuren evenals het vensterschrijnwerk volledig vernieuwd.

In de asymmetrische voorgevelcomposities ligt de klemtoon telkens op de brede venstertravee. Deze wordt op de begane grond gemarkeerd door een driezijdige erker met drielicht en halfzuilen als vensterstijlen. Als bekroning kregen de erkers een opengewerkt balkon met gemetselde wangen en een invullend roostervormig siersmeedwerkpaneel als borstwering. Vergelijkbaar roostervormig smeedwerk voorzag Huygh bij onder meer de Lianahalle, de kunstenaarswoning Collard, en de ensembles Boekenberglei 233-235 en Van Hovestraat 20-24. Bij elke woning is het deurvenster van het drielicht uitgevend op het balkon later ingevuld met metselwerk en gereduceerd tot een liggend venster met drieledig raam. De smalle toegangstravee omvat een verhoogde toegangsdeur in een rondboogportiek tussen geprononceerde halfhoge posten, en een klein rechthoekig venster onder de kroonlijst. Slechts een liggend venster centraal onder de kroonlijst en een overluifelde zijdeur ter hoogte van de achtergevel, doorbreken de nagenoeg blinde zijgevel van nummer 207. Een omlopende gladde houten kroonlijst, thans bekleed met kunststof of vervangen door een kunststof exemplaar, vormt de gevelbeëindiging.

Huygh gaf de villa's een uiterst eenvoudige en conventionele indeling. Hun plattegrond beantwoordde aan de klassieke typologie van het burgerhuis, bestaand uit een hoofdvolume, een smalle, lagere achterbouw, en een zijdelings ingeplante inkom- en traphal die het geheel ontsluit. Volgens het bouwplan biedt de begane grond in de brede venstertravee ruimte aan een klassieke enfilade van een salon, een woonkamer, en een overdekt terras dat uitgeeft op de tuin drie treden lager. In de toegangstravee liggen een verhoogde inkom en een trapzaal, en in de achterbouw een toilet, vestiaire, en keuken. De eerste verdieping omvat aan de straatzijde een slaapkamer met een balkon en een en-suite badkamer boven de inkom. Een tweede slaapkamer neemt de tuinzijde in. Een kleedkamer en traphal scheiden de kamers. In de achterbouw bevinden zich in entresol een toilet en derde slaapkamer. De mansardeverdieping telt drie zolderkamers. De kelder heeft dezelfde plattegrond als de begane grond, en omvat een kolenkelder, een waskelder en een grote provisieruimte.

  • Rijksarchief te Antwerpen, Provincie Antwerpen, Pastorieën, bestanddeel 290.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 329 # 4608.
  • CUYPERS J. 1977: Jef Huygh, Antwerps architect (1885-1946), onuitgegeven eindverhandeling architectuur NHIBS, Antwerpen.
  • LAUREYS D. 2003: Huygh Jef, in: VAN LOO A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 358-359.

Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ensemble van twee gespiegelde villa’s in art deco [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11249 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.