Aan de Boekenberglei, tussen woning Everaerts en Lianahalle, bevindt zich de eigen woning van architect Flor Van Reeth, door hem ontworpen in art deco in 1923-1924.
Na zijn huwelijk in 1909 betrekt Flor Van Reeth (1884-1975) zijn nieuwe landhuis in Mortsel. Hij wordt er gemeentearchitect maar zal als ambtenaar die de bouwverordeningen strikt wil doen naleven vlug heel wat tegenkantingen ervaren. Dit leidt tot opstootjes, waarna hij ontslag neemt en onverhoeds naar Antwerpen vertrekt. Hij bouwt zich een tweede woonst, dit maal een rijwoning, met uitzicht op de nog ongerepte natuur aan de Boekenberglei. Hij bouwt er naast de woning Everaerts, een eerdere realisatie van zijn hand (1923). Aan de andere zijde van zijn woning zal kort daarop Jef Huygh (1885-1949) zijn huis Lianahalle optrekken.
Deze tweede eigen woning naar ontwerp van architect Flor Van Reeth is waardevol en representatief voor zijn werk. Een eigen woning is steeds een referentiewerk om het verdere oeuvre van een architect te begrijpen. Hier staan alleen financiële beperkingen en de gegevens van het bouwperceel de realisatie van een ideaal concept in de weg. Vergeleken met zijn eerste woning in Mortsel, die nog meer in de Arts en Craftstraditie kan worden gesitueerd is deze woning bijzonder door zijn meer moderne, art-decogetinte vormgeving. Zowel de voor- als de achtergevel zijn streng geometrisch opgebouwd.
Naast de eigen woning van zijn vriend architect Jef Huygh valt op dat Van Reeth's vormentaal meer naar het modernistische neigt. Dit verschil spreekt ook uit Van Reeth's eerste ontwerp voor het Sint-Lievenscollege en Huygh's gerealiseerde project. Van Reeth past consequent een plat dak toe in deze rijwoning, daar waar Huygh de gevelopbouw van voor- en achtergevel nog sterk laat bepalen door de suggestie (het dak is immers grotendeels eveneens plat) van een groot beschuttend dak. De woning van Jef Huygh werd als monument beschermd bij besluit van 2 juni 1988. Anders dan vermeld in de inventaris Bouwen door de eeuwen heen realiseerde Huygh, volgens M. Browaeys, zijn woning na deze van Flor Van Reeth.
In het interieur zijn elementen verwerkt die hij waardeerde in de begijnenhuizen, meer bepaald de gang met tegelvloer in dambordpatroon van voor- naar achterdeur. Ook de rondboogvormige muuropeningen en het erg intimistische gangetje met stucgewelf doen denken aan zijn vele begijnhofimpressies. Verder is de woning gebouwd volgens een zeer vernieuwende plattegrond met verspringende vloerniveaus.
Oorspronkelijk was de gevel in een soort similibezetting uitgevoerd, maar vervuiling en barsten noodzaakten tot de schildering, uitgevoerd in twee tinten. Het is een enkelhuis met een strakke, eigenzinnige vormgeving onder plat dak. Op de benedenverdieping is de gevel gearticuleerd door de twee hardstenen pilasters bekroond met witstenen fruitkorven. De derde verdieping wordt bekroond met een zware gebogen kroonlijst op vijf consoles waartussen vier eenvoudige ramen zonder verdeling die eveneens een boog vormen. De aansluiting met de buurpanden, aan de rechterzijde het eigen huis naar ontwerp van architect Jef Huygh, door hoger uitstekende penanten. Onder de ramen van de eerste en de tweede verdiepingen zijn casettes uitgewerkt met centraal stucmotief. De oorspronkelijke T-vormige ramen bleven bewaard, waarbij bijzonder is dat niet alleen de onderste raamvleugels opendraaien, maar dat ook de bovenwaaier uit twee opendraaiende vleugels bestaat.
De achtergevel is zeer strak geconcipieerd, geritmeerd door gelijke smalle ramen (vernieuwd schrijnwerk), zonder onderverdeling. Gelijkvloers en verdieping zijn dieper uitgebouwd dan tweede en de derde verdieping. De gevel van de benedenverdieping is in witgeschilderde baksteen. De gevel van de twee bovenverdiepingen is bekleed met rode kunstleien.
In de lage begane grond leidt een smalle gang met tegelvloer in dambordpatroon van de inkomhal recht naar de achterdeur. Het centrale deel van de gang ter hoogte van een vestiaire-nis en de toegang tot de trap is de gang voorzien van een gewelfd plafond met cassettes in stucwerk. Op de verdieping de gevelbrede en hoge leefkamer. In een nis uitgewerkte haardplaats met zijdelings ingemaakte kasten en centrale kunstig uitgewerkte smeedijzeren kachel met decoratieve stuclijsten met vruchten en in de muur kleine, vierkante nissen met raampjes door een kruis verdeeld in vier vierkanten. Tegen de andere scheimuur de eetkamerkast met aanrecht met spiegels en bovenkasten met glas-in-loodvulling met leliemotief in de kastdeurtjes. In de hoeken zijn ook hier ingemaakte kasten ingewerkt die de hoeken van de kamer afschuinen. Zowel kachel als kast verhuisde Van Reeth mee uit zijn eerste woning in Mortsel en bleven hier in zijn tweede woning bewaard. Via een afgeplatte, brede boogconstructie, waarin links en rechts een kleine, vierkante nis met dezelfde raampjes als bij nissen naast de haard, bereikt men de kamer aan de achtergevel. Deze kamer is overeenkomstig zijn kleinere verhoudingen voorzien van een lager plafond. Door deze ingreep ontwikkelt de plattegrond van de woning zich verder in splitlevel en heeft de kamer op de bovenste verdieping vooraan een hoog bandraam als bovenlicht in de achtergevel. De grote eetkamertafel stond in de woonkamer aan de straatzijde, waar dan -zo getuigde de dochter van Flor Van Reeth- bij goed weer alle ramen werden geopend zodat zon, frisse lucht en het uitzicht op het groene park aan de overzijde van de straat de aangename sfeer in de kamer bepaalden. De weliswaar nieuw ingerichte keuken is nog steeds in de benedenverdieping gelegen. In de nieuw ingerichte badkamer bleef een kleerkast bewaard met ingenieus systeem voor het ophangen van de kleding. Op de dakverdieping, vermoedelijk de kamer voor de bediende, bleef eveneens een kast bewaard. Op deze verdieping is een tweede badkamer met oorspronkelijke betegeling aanwezig. In het hele huis bleven alle oorspronkelijke binnendeuren bewaard, grotendeels met de oude messing klinken.
Bron: Beschermingsdossier DA002289, Boekenberglei 178, eigen woning Flor Van Reeth (digitaal dossier)
Auteurs: Malliet, An
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Malliet A. 2000: Architectenwoning Flor Van Reeth [online], https://id.erfgoed.net/teksten/166000 (geraadpleegd op ).
Eigen woning in art deco, 1924-26, naar ontwerp van Flor Van Reeth (zie inscriptie).
Beschilderd enkelhuis met strakke vormgeving voor de drie benedenverdiepingen, gereleveerd door arduinen pilasters met witstenen fruitkorven op de begane grond ; achteruitwijkende pseudo-dakverdieping met zware gebogen kroonlijst corresponderend met de aansluitende vensters; weerkerende gestileerde bloempatronen.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Architectenwoning Flor Van Reeth [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11255 (geraadpleegd op ).