Teksten van Oud Gemeentehuis van Deurne

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11261

Oud Gemeentehuis van Deurne ()

Het gemeentehuis werd in 1878-1880 opgericht naar ontwerp van provinciaal bouwmeester E. Gife, samen met een school van vier klassen en een onderwijzerswoning. In de jaren 1920 werd het gebouw uitgebreid.

Historiek

Deurne behoorde vroeger tot het Land Van Rijen. Het was één van de zeven kwartieren van het Markgraafschap Antwerpen, hertogdom Brabant. Gerechtelijk behoorde Deurne vanaf 1795 tot het kanton Wilrijk. Het ging later over naar het kanton Berchem en nog later naar het kanton Borgerhout. Sinds 1970 vormen de gemeenten Deurne en Wijnegem een eigen kanton Deurne. Gemeentelijk waren Deurne en Borgerhout oorspronkelijk één geheel. In 1836 werden beide gemeenten autonoom. Ze dragen hetzelfde wapenschild, maar met andere kleuren. In 1983 wordt de gemeente opgenomen in de fusie van Groot-Antwerpen.

Na de scheiding van het verstedelijkte Borgerhout werd in 1843 in de raadzitting van Deurne beslist een bestaande eigendom in de Coeveltstraat aan te kopen en aan te passen tot eigen gemeentehuis, schoolgebouw, bewaarplaats voor de brandspuit, gevangenis en woning voor de veldwachter. Een toenemende bevolking noodzaakte tot de bouw van een nieuw en ruimer gemeentehuis. Dit werd in 1878-1880 aan het Cogelsplein opgericht samen met een school van vier klassen en een onderwijzerswoning, naar ontwerp van provinciaal bouwmeester E. Gife. De onderwijzerswoning paalde aan het gemeentehuis en de school lag achter de twee panden met ingang langs de Hertstraat. Op 12 februari 1878 werd het gebouw aanbesteed aan Constant Mariën, metser te Deurne. Volgens literatuurbronnen vinden in de jaren 1920 diverse uitbreidingen/vergrotingswerken plaats. Deze vergrotingswerken hebben mogelijk betrekking op de latere aanbouw achteraan en/of op de inlijving van de aanpalende onderwijzerswoning. Nochtans wordt deze aanbouw achteraan, van vier traveeën en twee bouwlagen, pas ingetekend op een kadasterschets van 1938. Circa 1937 werden tevens de aanpalende schoollokalen bezet door de gemeentediensten.

Na aanhoudend plaatsgebrek in de snelgroeiende gemeente werd gezocht naar een definitieve oplossing: eind 1956 werd de eerste steen gelegd van het huidige districtshuis aan de Hooftvunderlei, ontworpen door architect E. Van Steenbergen en zoon. In 1964 nam het EWT (Experimenteel Werk Theater) zijn intrek in het oud-gemeentehuis. In 1970 werd het oud gemeentehuis (tot op vandaag) in gebruik genomen als vredegerecht. Het EWT bleef er tot op vandaag ook gehuisvest, maar voornamelijk in de aanpalende voormalige onderwijzerswoning en de begane grond van het gemeentehuis en de achterbouw. Diverse herstellings- en verfraaiingswerken eind 20ste en begin 21ste eeuw: onder meer werden delen van de vloer hersteld en bekleed met linoleum; het plafond in het huidige bureau van de vrederechter werd verlaagd; de gewelven en wanden werden herschilderd, de huidige marmerimitatie is vermoedelijk uitgevoerd naar het voorbeeld van een voormalige afwerking; de deuren alsook het tochtportaal op de entresol, oorspronkelijk van pitch-pine, werden aan de buitenzijde overschilderd in vuilgroene tinten, het tochtportaal werd aan beide kanten geschilderd, dit geldt ook voor de deuren op de begane grond, maar dan in een grijze tint; de indeling van de begane grond werd gewijzigd door onder meer het inrichten van toiletten. Circa 2006 werd het dak hersteld en nieuwe dakvlakvensters aangebracht.

Beschrijving

Het gemeentehuis is gelegen op het Cogelsplein in Deurne-Noord, op de hoek met de Hertstraat. De naamgeving (1885) refereert aan de oud-burgemeester Georges Cogels (1809-1888), die zijn ambt als tweede burgemeester van Deurne uitoefende van 1839 tot 1885. Het plein is een weinig opmerkenswaardig straatvormig plein, in het centrum gelegen, tussen de Schijnrivier en de Turnhoutsebaan.

Het gemeentehuis is een hoekhuis met een dubbelhuisopstand van drie traveeën en drie bouwlagen met entresol en bel-etage onder een (kunst)leien zadeldak (nok evenwijdig aan de straat) met een aanbouw van drie bouwlagen onder een -haaks op het hoofddak gesteld- afgewolfd zadeldak, met nieuwe dakvlakvensters in het voorste en achterste dakschild. Het is een bakstenen gebouw op een arduinen plint met geprofileerde afzaat. De voorgevel is een combinatie van een lijstgevel met houten kroonlijst op modillons en een risalietvormende middentravee, verhoogd met een puntgevel onder een haaks op het hoofddak geplaatst zadeldakje. De voorgevel wordt verrijkt door het gebruik van zandsteen in de speklagen, de vensterpartijen en het middentravee. Een arduinen steektrap leidt naar de inkom, een spiegelboogvormige vleugeldeur onder een segmentbogig bovenlicht, gevat in een decoratieve zandstenen omlijsting met negblokken, ter hoogte van het bovenlicht nogmaals geprofileerd omlijst, ter hoogte van de deur uitgewerkt met dagkanten, versierd met zuiltjes met bladwerkkapitelen. Het bovenlicht heeft neogotisch maaswerk van drielobbige vensters waarin ruitvormig helder glas in lood. Er is een schoenschraper in de vorm van een halfcirkelvormige ijzeren band.

De bel-etage wordt gemarkeerd door een sterk uitgewerkte middentravee met spitsboognis en balkon. Het is een imposant balkon met een neogotisch opengewerkte balustrade, onderaan segmentbogig afgelijnd en versierd met rozetten en geflankeerd door zware verankerde consoles. De hoge spitsboognis is gevat in een van een waterlijst voorziene geprofileerde omlijsting eindigend op een colonnet met bladwerkkapiteel, geflankeerd door overhoekse versneden steunberen met pinakel en eindigend op een puntgevel met schouderstukken, aandak en topstuk, met in de top het wapenschild van Deurne en een uurwerk (1950-1951). De nis zelf wordt ingevuld met een in een geprofileerde omlijsting gevat spitsbogig drielichtvenster met neogotisch maaswerk (drielobbige vensters met een bekronende vijfpas) en met als zuiltjes uitgewerkte tussenstijlen en tussendorpel. Een segmentbogig deurvenster geeft toegang tot het balkon. Alle vensters zijn gevat in een zandstenen omlijsting met negblokken, die van de begane grond en de entresol in eenzelfde omlijsting, op de bel-etage voorzien van een waterlijst. Alle bovenlichten hebben neogotisch maaswerk. Op het gelijkvloers bevinden zich gekoppelde spiegelbogige en getraliede bolkozijnen, op de entresol en de bel-etage refereert de vormgeving van de vensters aan het kruisvenster, weliswaar eindigend op een variante van de segmentboog. Het zijn vensters met een stenen kruis waarvan de stijlen uitgewerkt zijn als zuiltjes en de bovenlichten met maaswerk (driepasbogen en/of vierpassen). Het houten schrijnwerk heeft een enkele beglazing, veelal aan de binnenzijde met een voorzetglas van glas in lood voorzien van een gekleurde boord en dito wapenschild. De bovenlichten, soms de volledige vensterpartij, zijn ingevuld met ruitvormig helder glas in lood. De muurpartij tussen de vensters op het gelijkvloers en de entresol is bekleed met zandstenen panelen bewerkt met een geometrisch tandmotief.

De bakstenen zijgevels zijn afgezet met hoekblokken en hebben een geprofileerde arduinen plint. De zijpuntgevels met aandaken, eindigend op schouderstukken, zijn voorzien van een rookkanaal op een zandstenen console. De linkerzijpuntgevel heeft sierankers. De muuropeningen zijn tevens gevat in een zandstenen omlijsting met negblokken, soms met sluitsteen en -mits die van de begane grond- met hetzelfde schrijnwerk en beglazing als die in de voorgevel. De begane grond van de zijpuntgevel heeft een getralied spitsboogvenster voorzien van een ruitvormige ijzeren roedeverdeling. De aansluitende lijstgevel van de aanbouw telt twee traveeën en is afgelijnd met een houten kroonlijst op modillons. Op de begane grond bevindt zich een getoogde deur als zij-ingang en een getralied spitsboogvenster. Op de bovenverdiepingen zien we een kruisvenster en twee verschillend uitgewerkte kloosterkozijnen. De twee bovenste vensters, uitgewerkt met maaswerk in de bovenlichten, bevinden zich ter hoogte van de traphal. Ter hoogte van de knik in de gevel sluit de later (circa 1922) -in analoge stijl- bijgebouwde uitbreiding aan met heden op de begane grond het theater en op de verdieping het kantoor van de griffie van het vredegerecht. Deze wordt niet mee opgenomen in de afbakening van de bescherming.

Interieur

De huidige plattegrond stemt nog grotendeels overeen met de oorspronkelijke situatie. Mede door de huisvesting van het aanpalende theater en daardoor het gemeenschappelijke gebruik van bepaalde vertrekken op de begane grond zijn voornamelijk op dit niveau -vrijwel beperkte- aanpassingen/verbouwingen gebeurd. Ook door de latere uitbreiding achteraan werden op alle niveaus doorsteken gemaakt naar dit gedeelte.

De begane grond en entresol vertonen een symmetrische indeling. De vertrekken op de begane grond zijn toegankelijk via de zijingang (Hertstraat) en via een diensttrap vertrekkende vanuit de traphal. Tegen de straat liggen twee vertrekken aan weerszijden van de hoofdinkom. De ruimte onder de trappartij van de inkom wordt gebruikt als berging. Een tussenportaal sluit dit gedeelte af van een middengang waar diverse -soms later ingerichte- nutsruimtes op uitgeven (gang met doorsteek naar het aanpalende pand, toiletten, gang met zij-ingang van de Hertstraat). De middengang eindigt op een spitsbogige beglaasde (voormalige buiten)deur die heden aansluit op het achterliggende theater. De inkomhal met trappartij leidt naar de entresol met op dit niveau links en rechts het bureau van respectievelijk de vrederechter en de hoofdgriffier (eertijds de burgemeester en de secretaris). Onmiddellijk na het tochtportaal is opnieuw aan weerszijden een tweede toegang tot voormelde bureaus, aan de zijde van de hoofdgriffier via een klein vertrek (destijds met een trap en toegang tot de aanpalende onderwijzerswoning), door middel van een houten beglaasde wand gescheiden van het bureau. In het bureau van de vrederechter hiertegenover is deze indeling niet (meer) terug te vinden. Een ruime traphal heeft een bordestrap die leidt naar de bel-etage met overloop. Aan de straatzijde ligt de voormalige raadzaal, heden de zittingzaal, een gevelbrede en hoge ruimte met fraaie overwelving en aankleding. Aan de rechterzijde situeert zich een vertrek met bewaarde wandkast, heden ingericht als keuken met aansluitende berging, en de spiltrap die vanaf dit niveau pas leidt naar de zolder. Op de overloop is duidelijk dat de scheidingswand tussen de traphal en de achterliggende vertrekken (huidig bureau van de griffie) oorspronkelijk een buitenmuur was, te zien aan het spitsboogvenster met neogotisch maaswerk en ruitvormig glas in lood. Oorspronkelijk bevond er zich achter het gemeentehuis een open koer. Uit nood aan uitbreiding werd deze in de jaren 1920 ingevuld met een achterbouw en via een doorsteek op alle niveaus geïntegreerd bij het gemeentehuis, te zien aan de vleugeldeuren met paneeldecoratie, op de entresol met een spitsbogig bovenlicht.

Op de begane grond is overwegend een vernieuwde vloer aanwezig, bepleisterde en beschilderde muren, originele beschilderde (en beglaasde) paneeldeuren, troggewelven, deels bepleisterd en beschilderd, deels ontpleisterd. Tegen de straat -aan weerszijden van de hoofdinkom- ligt een vertrek, beide met gietijzeren radiators. Het rechtervertrek heeft nog een originele vloer van rood-gele cementtegels.

Op de andere niveaus zijn de binnenmuren bepleisterd en beschilderd, al dan niet met imitatievoegen en/of een imitatiemarmerschildering (herschilderd in de jaren 1990). De overwelving gebeurt door bepleisterde en beschilderde kruisribgewelven, eindigend op bladwerkconsoles (inkomhal, overloop op de bel-etage), op pilasters met in de hoeken bladwerkconsooltjes (traphal) of op een centrale zuil met bladwerkkapiteel (bel-etage).

In de inkom- en traphal ligt een kleurrijke cementtegelvoer met een afwisselend patroon van een vierlob- en kruismotief omboord met een ellipsvormig motief. In de andere ruimtes is de vloer bekleed met linoleum. Er zijn enkel- en vleugeldeuren met paneeldecoratie, al dan niet met diamantpuntmotief, oorspronkelijk vermoedelijk van pitchpine of eik (zie overloop op de bel-etage), op de entresol later overschilderd in groenen tinten en veelal voorzien van nieuwe klinken. Er zijn sporadisch nog originele neogotische klinken aan de binnenzijde van bepaalde deuren.

De inkomhal heeft een brede zwarte marmeren trap van twaalf treden met aan weerszijden een tegen de muur bevestigde houten handlijst eindigend op een rolmotief.

De inkomhal wordt van de traphal gescheiden door een tochtportaal, een beglaasde wand met een vleugeldeur onder een spitsbogig bovenlicht gevat in origineel houten schrijnwerk met paneeldecoratie en verdeeld door geprofileerde stijlen. Rechts is het bureau van de hoofdgriffier voorzien van een houten plafond met samengestelde balklagen van moer- en kinderbalken op consoles. Er is een omlopende houten geprofileerde lijst met een boord van imitatieleder. Een houten beglaasde wand scheidt dit bureau van een smal vertrek dat destijds toegang gaf tot het aanpalende pand (onderwijzerswoning). Het bureau van de vrederechter hiertegenover werd echter vernieuwd en aangepast en mogelijk vergroot.

De traphal heeft een houten bordestrap voorzien van een geornamenteerde trappaal en leuning met spijlen. Een deur onder de bordestrap geeft toegang tot een arduinen steektrap die leidt naar de vertrekken op de begane grond. Er is een gietijzeren radiator voorzien. Er hangen vier koperen vierarmige luchters met kaarsenhouders, in neogotische stijl, analoog met die van de zittingzaal en er staan eiken zitbanken. Op de overloop eindigen de kruisribgewelven op een centrale gemarmerde zuil met monumentaal bladwerkkapiteel. Een smeedijzeren leuning met houten handgreep sluit de overloop af. Ook hier is een eiken zitbank geplaatst.

De gevelbrede zittingzaal (voormalige raadzaal) is geornamenteerd in neogotische stijl. Het centrale travee, opengewerkt met een spitsboogvenster, laat veel daglicht binnen in de ruimte. Het houten spitstongewelf met geprofileerde gordelbogen en dito gordingen, wordt gedragen door zes (gekoppelde) gebinten met trekbalken ondersteund door (gekoppelde) zuiltjes op zware geprofileerde consoles. De muren zijn bekleed met eikenhouten lambrisering met briefpanelen, de bovenmuren zijn bepleisterd en beschilderd met imitatievoegen, afgelijnd door een geprofileerde kwartholle lijst met bladmotief. Er staat een brede schouw met neogotische houten schouwbalk (waarop centraal het wapenschild van Deurne) op stenen wangen uitgewerkt met een zuil en met een achterwand van cementtegels. De eikenhouten enkel- en vleugeldeuren hebben paneeldecoratie. In de ruimte hangt een imposante neogotische koperen kroonluchter, opgebouwd uit een brede en een smallere kaarsenkroon op verschillende hoogte, elk een cirkelvormige opengewerkte band, bezet met respectievelijk twaalf en zes kaarsenhouders met lampen voorzien van een glazen schaaltje (vetvangers), de verbindingsarmen eindigen in een topstuk met bladornamenten. Daarnaast hangen er acht in stijl analoge driearmige wandarmaturen met kaarsenhouders. Voorts is er een neogotische eikenhouten afsluiting voorzien, grenen gelakt meubilair (één vergadertafel, tien zitbanken, twee combinaties van lezenaar/zitbank), afkomstig van elders, ter plaatse gebracht sinds de functieverandering naar zittingzaal van het vredegerecht. In het vertrek naast de zittingzaal, heden ingericht als keuken, bevindt zich een wandkast van pitchpine, bestaande uit 12 rijen van horizontaal en verticaal te openen kastjes. Een spiltrap met een achtzijdige houten boom en dito treden leidt naar de zolder. Het hoofddak en aansluitend afgewolfd dak van de achterbouw hebben samengestelde gebinten waarvan één met gebruik van boomstammen. De spitstonvorm van de overwelving van de zittingzaal is zichtbaar, alsook het hijssysteem met hijswiel voor de ophanging van de grote luchter in de zittingzaal. De dakbebording met kepers en gordingen werden sporadisch hersteld. De dakvlakvensters zijn vernieuwd.


Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/11002/103.1, Gemeentehuis Deurne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Oud Gemeentehuis van Deurne [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169344 (geraadpleegd op ).


Oud Gemeentehuis met school en onderwijzerswoning ()

Voormalig gemeentehuis, onderwijzerswoning en lagere school, sedert 1964 en 1970 respectievelijk E.W.T.-Randstadtheater, balletschool en Vredegerecht.

Eerste gemeentehuis na scheiding van Borgerhout (1836), samen met gemeenteschool ondergebracht in verbouwde woning aan Coeveltstraat; niet meer toereikend voor de steeds toenemende bevolking; in 1877 aankoop van een grond in het "centrum", ten westen van de Hertstraat; gemeentehuis, school met vier klassen en onderwijzerswoning van 1878-80 naar ontwerp van Eugeen Gife.

1922: onderwijzerswoning ingenomen door dienst bevolking, hoofdonderwijzer overgeplaatst naar Turnhoutsebaan nummer 4.

1937: opheffing school en uitbreiding gemeentediensten; 1956-64: oprichting huidig gemeentehuis.

Voormalig gemeentehuis: neogotisch hoekhuis, dubbelhuisopstand, met drie traveeën, twee bouwlagen op hoog souterrain en zadeldak (leien, nok parallel aan de straat). Lijst-, midden- en zijpuntgevels van bak- en natuursteen met onder meer markerende speklagen. Geaccentueerd inkomrisaliet met witstenen balkon op zware consoles, geplaatst voor hoge spitsboognis met puntige bekroning en flankerende steunberen met pinakel; top met wapenschild en uurwerk; borstwering en spitsboogvenster alsook de omringende steekboogvensters met neogotisch maaswerk. Rechthoekige, dubbel omlijste deur met steektrap. Bewaarde neogotische trap- en zittingzaal.

Voormalige onderwijzerswoning: enkelhuis van drie traveeën, twee bouwlagen en zadeldak (mechanische pannen, nok parallel aan de straat) met dakkapel; bakstenen lijstgevel met steekbogige bovenvensters; aangepaste begane grond.

Voormalige lagere school: rechthoekige vleugel met verankerde, aan straatzijde beschilderde bakstenen lijstgevels met steekboogvensters in dito spaarveld; latere tweede bouwlaag, op zuidelijk deel van 1927 naar ontwerp van Eduard Van Not, op noordelijk deel van 1965.

  • Provinciaal Archief Antwerpen, Scholen, Deurne, Centrum en Hertstraat.
  • PROOST J., Gemeentehuizen van Deurne, in Heemkundig handboekje. Mededelingstijdschrift Gitschotelbuurschap Borgerhout, III, nummer 2, juni 1955.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Oud Gemeentehuis van Deurne [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11261 (geraadpleegd op ).