Teksten van Kasteel Boekenberg met park

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11273

Boekenbergpark ()

Het domein Boekenberg, waarvan de oorsprong opklimt tot midden 16de eeuw, werd tussen 1751 en 1755 heraangelegd naar ontwerp van Jan Pieter Van Baurscheit de Jonge. Eind 18de eeuw werd een romantisch park aangelegd naar ontwerp van J. Kaulman met onder andere een Chinese pagode. De oorspronkelijke geometrische tuinen werden door Friedrich Eduard Keilig in 1859 in landschappelijke stijl getransformeerd. Het Boekenbergpark vormt een typisch voorbeeld van de parkaanleg in 19de-eeuwse landschappelijke aanleg met verschillende zeldzame boomsoorten.

Historiek

De kern van dit domein gaat terug tot 1555, wanneer het ‘hof van plaisantie’ betrokken werd door Jerome van den Manackere. In de verkoopakte van dit goed wordt de naam Boekenberg voor het eerst vermeld. Het landhuis werd tussen 1751 en 1755 in rococostijl herbouwd in opdracht van Maria Theresia Carolina Knyff, weduwe van J.C. Bosschaert en J.J. du Bois. Het ontwerp wordt toegeschreven aan Jan Pieter Van Baurscheit de Jonge, die de eigenares wellicht ook adviseerde bij de aanleg van wandelpaden, visvijvers en boomparken. Uit deze periode dateerden onder meer een vijfhoekige siertuin en spiegelvijver met amfitheater ten zuiden van het kasteel. Michel-Jean-Antoine Knyff, broer en erfgenaam, verrijkte de plantencollectie tot in 1797 met zeldzame uitheemse gewassen.

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft een goed beeld van deze buitenplaats op het einde van de 18de eeuw. Het landgoed, ontworpen naar het klassieke Hollandse model, heeft een langgerekte vorm, waarbij het omwalde landhuis en de attractiepunten zich op de noord-zuid gerichte lengteas bevinden. Het omwalde voorplein met het landhuis is bereikbaar via een formele, vierkante en met bomen omsloten voortuin. Een op de zuidgevel aansluitende brug geeft uit op de vijfhoekige, omwalde siertuin. De siertuin staat via een op de lengteas gesitueerd wandelpad in verbinding met de spiegelvijver met drie omringende terrassen, die samen een amfitheater vormen. Deze vijver ligt in een bos met een symmetrisch drevenpatroon. Het grondplan van het bos loopt in het zuiden uit op een punt. Ten westen van het domein bevinden zich nog een tweede bos en de buitenplaats Ravelsberg.

In 1798 werd het "nieuw opgebauwd hof van plaisantie met alle gebouwen, landen, dreven, plantagien, gronde ende alle toebehoorten" aangekocht door Jean-Guillaume Smets, bankier en koopman op China en Japan. Ten oosten van de bestaande tuinen legde hij, in de toenmalige ‘style Anglo-Chionois’ een romantisch park met serpentinevijver, kunstmatige heuvels, een complex met onderaardse grot, rotsbrug en torenruïne, beeldengroepen, ... aan. Vermoedelijk tussen 1800 en 1802 liet hij naar ontwerp van J. Kaulman ook de vijfledige Chinese pagode bouwen, die een scharnierfunctie vervulde tussen de oude geometrische tuinen en de nieuwe romantische. Een Chinese boogbrug met jonk vormt samen met de pagode een exotisch geheel. Een groot waterreservoir in de toren bevoorraadde verschillende fonteinen. Verder liet Smets nog een nieuwe oranjerie, serres en plantenkassen oprichten tussen de oude voortuin en het nieuwe parkgedeelte. Op de serres, oranjerie, beeldengroepen en de Chinese toren na (de houten bovenbouw werd gesloopt in 1955, de stenen onderbouw bleef in situ bewaard) zijn al deze elementen nog aanwezig.

Catharina Regina Maria della Faillle, echtgenote van Constant-Charles-Marie van Havre, kocht het 14 hectare grote domein aan in 1838. In 1859 werden in haar opdracht de geometrische tuinen uit de eerste fase naar ontwerp van Friedrich Eduard Keilig in landschapsstijl getransformeerd, waarbij onder meer de omwalling van het voorplein werd gedempt, de vijvers en de slotgracht met elkaar werden verbonden, een gietijzeren brug werd gebouwd en tal van exotische gewassen werden aangeplant. De brug vormt de verbinding tussen de serpentinevijver en het relict van de omwalling. Ook deze ingreep is nog duidelijk herkenbaar.

Door aanhechting van de buitenplaatsen Lantaarnhof en Ravelsberg en de hoeven Langenhof en Menegemlaar bedroeg de totale oppervlakte van het domein inmiddels reeds circa 30 hectare. Het goed werd in 1911 door de laatste eigenaar Paul Cogels aan de immobiliënmaatschappij F. Toen werden overgedragen. Hierbij verdwenen de plantekassen, de serres en de oranjerie. In 1914 kocht de gemeente het middendeel - circa 10 hectare - van het park; de rest werd verkaveld. Pas in 1928 werd het park opengesteld voor het publiek. De vroegere spiegelvijver werd in 1934 omgevormd tot openluchtzwembad. Het kasteel kreeg verschillende bestemmingen tot het in 1956 eigendom werd van het huidige O.C.M.W. Sinds 1990 is het kasteel ingericht als home voor residentiële opvang van adolescenten.

Beschrijving

Het kasteel Boekenberg bevindt zich in het oosten van het gelijknamig park. Het kasteel, beschermd als monument bij koninklijk besluit van 23 januari 1974, is niet opgenomen in de afbakening van het landschap. Het park wordt omgeven door de Unitas tuinwijk ten oosten, een villawijk uit het derde kwart van de 20ste eeuw ten noorden en ten westen.

Grote delen van het park, dat een waardevol groengebied vormt in een stedelijk landschap, zijn een overblijfsel van een historische vorm van landschapsarchitectuur. Het park vormt een typisch voorbeeld van de parkaanleg in 19de-eeuwse Engelse landschappelijke stijl. Het wordt gekenmerkt door grasland omzoomd met bossen die met elkaar verbonden worden door een vijver, paden, solitaire bomen en bomengroepen. Verspreid over het domein bevinden zich oude kasteelaanplantingen met hoge zeldzaamheidswaarde. Gedurende enkele eeuwen kon het gebied zich ontwikkelen tot een belangrijk parkbos. Samen met een aantal bouwkundige elementen (toegangspoort, historische imitatieruïne met kunstmatig aangelegde grot en grotbrug en een gietijzeren brug) vormt het één van de merkwaardigste parklandschappen in Vlaanderen. De moderne constructies en gebouwen wijken echter af van de Engelse landschappelijke stijl. Het noordwestelijk deel van het park is aangelegd in ‘technicolorstijl’, typerend voor de jaren 50 van de 20ste eeuw en gekenmerkt door het gebruik van verschillende plantensoorten en het onderling mengen ervan.

De toegangspoort, oorspronkelijk in de as van het kasteel, is verplaatst naar de parkingang aan de Menegemlei (ten noorden van het park): het betreft een smeedijzeren rococo-poort tussen bewerkte hardstenen pijlers met bolornament. In het park bevinden zich volgende bijgebouwen:

  • de Chinese toren (voor 1805), in het zuidoosten van het park nabij het inkomgebouw van het zwembad, waarvan het gelijkvloers werd gerestaureerd;
  • de Jagerstoren (voor 1805), nabij de noordelijke vijver;
  • het inkomgebouw van het zwembad, in het zuiden van het park;
  • de waterbehandelingsinstallatie, ten zuiden van het zwembad;
  • het zwembadgebouw (1972), ten westen van het zwembad (1934);
  • het toilettengebouw (1972), ten noordwesten van het zwembad;
  • het restaurant (circa 1934), tussen het zwembad en de parkvijver gelegen;
  • het seniorenlokaal, gelegen nabij de noordelijke ingang langs de Menegemlei;
  • het korfbalclubhuis, nabij het korfbalterrein in het noorden van het park gesitueerd;
  • het tennisclubhuis (jaren 60 van de 20ste eeuw), nabij de tennisterreinen langs de westelijke grens van het park;
  • de elektriciteitscabine, gelegen nabij de Unitaslaan.

Boekenbergpark omvat volgende parkconstructies:

  • het grottencomplex (voor 1805), in het noordoosten van het park gelegen nabij de parkvijver en rotsbrug, is opgebouwd uit silexstenen afkomstig uit de omgeving van Schaarbeek of Wallonië;
  • rotsbrug (voor 1805) bij het grottencomplex en de Jagerstoren bestaande uit silex- en kalksteen;
  • beelden: een standbeeld ter ere van schepen Louis Van Cauwenbergh (1953-1961) in de buurt van de Chinese toren, een standbeeld met een plaat ‘Natuurhistorisch Museum’ nabij het grottencomplex en een rustbank (ter herinnering aan Bruegel, Conscience en Sleeckx) en een standbeeld aan de ingang langs de Menegemlei.
  • de gietijzeren brug (1859) naar ontwerp van Keilig over de aftakking van de vijver tussen de kasteelgracht en de parkvijver (centraal in het oostelijk deel van het park). De brug toont de wapenschilden van de families della Faille en van Havre.
  • de kasteelbrug met verrassingsfonteinen (circa 1752) over de kasteelgracht;
  • een betonnen brug over de kasteelgracht.

In het park werden onder meer bosanemoon, ijle zegge, hazelaar, kleine maagdenpalm en lelietje-van-dalen aangetroffen als kenmerkende soorten voor oude bossen. Boskortsteel, bosgierstgras, gevlekte aronskelk en gewone salomonszegel zijn bosplanten die oorspronkelijk in het park voorkwamen. Verder herbergt het park nog enkele blad- en levermossen. Het park vormt een toevluchtsoord voor wilde planten en dieren uit de omgeving en vormt een geschikte plaat voor natuureducatie. De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van eiken-haagbeukenbos in het oostelijk deel van het park.

Het Boekenbergpark heeft een belangrijke dendrologische waarde: al in 1792 vermeldde baron de Poederlé een gewone trompetboom (Catalpa bignonioides) in zijn boek ‘Manuel de l’arboriste’. Deze soort werd pas in 1726 ingevoerd in Engeland. De trompetboom in Boekenbergpark behoort vermoedelijk tot de eerste in de Nederlanden ingevoerde exemplaren. Een storm ontwortelde deze boom in 1876. De Poederlé vermeldt ook een amberboom (Liquidambar styraciflua, verdwenen in 1915), een soort die rond 1640 in Engeland werd ingevoerd en nadien vrij zeldzaam bleef. Een andere merkwaardige boom is een bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropurpurea’, gerooid door de gemeente in 1945). Deze bomen werden vermoedelijk aangeplant in 1752 door weduwe Knyff. Smets liet onder meer de treurwilg (Salix alba ‘Tristis’) en de Libanonceder (Cedrus libani) aanplanten. Ten tijde van Keilig werden eveneens een aantal loof- en naaldhoutsoorten geplant, waarbij vooral de naaldhoutsoorten als zeldzaam voor hun tijd mogen beschouwd worden. Het gaat onder meer om Amerikaanse eik (Quercus rubra), moeraseik (Quercus palustris), tulpenboom (Liriodendron tulipifera), moerascipres (Taxodium distichum), reuzenlevensboom (Thuja plicata), gele den (Pinus ponderosa), Coloradozilverspar (Abies concolor), Spaanse zilverspar (Abies pinsapo) en Kaukasische zilverspar (Abies nordmanniana). Uit dezelfde periode dateren volgende voor deze regio zeldzame loofboomsoorten: mispelbladige wintereik (Quercus petraea), witbonte zomereik (Quercus robur ‘Argenteovariegata’), doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus), honingboom (Stypholobium japonica) en de sassafras (Sassafras albidum). De vermelde naaldhoutsoorten verdwenen na 1911. De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt de aanwezigheid van een Ierse taxus (Taxus baccata ‘Fastigiata’) met stamomtrek van 2,60 meter, doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) met stamomtrek van 1,61 meter, beuk met gedraaide takken (Fagus sylvatica ‘Tortuosa’) met stamomtrek van 3,20 meter, een sassafras (Sassafras albidum) met stamomtrek van 1,28 meter, mispelbladige wintereik (Quercus petraea ‘Mespilifolia’) met stamomtrek van 3,30 meter, haagbeuk (Carpinus betulus) met stamomtrek van 2,80 meter en gewone robinia (Robinia pseudoacacia ‘Frisia’) met stamomtrek van 2,10 meter (opname in 2005). Een groep paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum) van circa 120 jaar oud vormt één van de oude structuren in het noordoosten van het park. Een bomenrij van tamme kastanjes (Castanea sativa) langs de westelijke oever van de parkvijver is eveneens een oude aanplant.

  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000306, Kasteel Boekenberg en park, beschermingsdossier (S.N., 1974).
  • SLEMBROUCK J., STRYCKERS P., GILLARD P. & VAN DEN BOSCCHE H. 1988: Het Boekenbergpark in Deurne (Antwerpen), Monumenten en Landschappen 7.1, 12-25.
  • VAN DEN BALCK E. & DURINCK P. 2008: Landschapsbeheerplan Boekenbergpark (Deurne), Gent, 22, 24-39, 40-41 .
  • VAN DEN BOSSCHE H. 1982: Het Boekenbergpark te Deurne, Monumenten en Landschappen 1.6, 10-19.

Auteurs:  Plomteux, Greet; van den Bossche, Herman; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & van den Bossche H. & Cox L. 2014: Kasteel Boekenberg met park [online], https://id.erfgoed.net/teksten/432552 (geraadpleegd op ).


Kasteel Boekenberg ()

Gelegen in gelijknamig park met belangrijke cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke en sociaal-recreatieve waarde; omgeven door Unitas tuinwijk ten oosten, villawijk uit het derde kwart van de 20ste eeuw ten noorden en ten westen; sedert 1990 ingericht als home voor residentiële opvang van adolescenten.

Historiek

Het landhuis van de in kern zeker tot de eerste helft van de 16de eeuw opklimmende nederzetting met omwaterd huis van plaisantie, hoeve, gronden, en aanhorigheden, werd tussen 1751 en 1755 in rococostijl herbouwd in opdracht van Maria Theresia Carolina Knyff, weduwe J.C. Bosschaert en J.J. du Bois, zie gedenksteen naast hoofdingang; het ontwerp wordt op goede gronden toegeschreven aan J.P. Van Baurscheit de jonge, die de eigenares wellicht ook adviseerde bij de aanleg van wandelpaden, visvijvers en boomparken; uit deze periode dateerden onder meer een vijfhoekige siertuin en spiegelvijver met amfitheater ten zuiden van het kasteel.

In 1798 werd het "nieuw opgebauwd hof van plaisantie met alle gebouwen, landen, dreven, plantagien, gronde ende alle toebehoorten" aangekocht door J.W. Smets, bankier en koopman op China en Japan. Ten oosten van de bestaande tuinen legde hij een romantisch park aan met serpentinevijver, kunstmatige heuvels, een complex met onderaardse grot, rotsbrug en torenruïne, beeldengroepen, enzovoort; vermoedelijk tussen 1800 en 1802 liet hij naar ontwerp van J. Kaulman ook de vijfledige Chinese pagode bouwen, die een scharnierfunctie vervulde tussen de oude geometrische tuinen en de nieuwe romantische; op de beeldengroepen en de Chinese toren na (de houten bovenbouw werd gesloopt in 1955, de stenen onderbouw bleef in situ bewaard) zijn al deze elementen nog aanwezig. In 1859 werden in opdracht van Catharina Regina Maria della Faillle, echtgenote C. Van Havre, de geometrische tuinen uit de eerste fase naar ontwerp van Eduard Keilig in landschapsstijl getransformeerd, waarbij onder meer de vijvers en de slotgracht met elkaar werden verbonden, een mooie gietijzeren brug gebouwd en tal van exotische gewassen aangeplant; ook deze ingreep is nog duidelijk herkenbaar; door aanhechting van de buitenplaatsen Lanteernhof en Ravelsberg en de hoeven Langenhof en Menegemlaar bedroeg de totale oppervlakte van het domein inmiddels reeds circa 30 hectare, die in 1911 door de laatste eigenaar P. Cogels aan de immobiliënmaatschappij F. Toen werden overgedragen. Na heel wat heibel kocht de gemeente in 1914 het middendeel - circa 10 hectare - van het park; de rest werd verkaveld. Pas in 1926 werd het park opengesteld voor het publiek; de vroegere spiegelvijver werd in 1934 omgevormd tot openluchtzwembad. Het kasteel kreeg verschillende bestemmingen tot het in 1956 eigendom werd van het huidige O.C.M.W.

Beschrijving

Toegangspoort, oorspronkelijk in de as van het kasteel, verplaatst naar parkingang aan Menegemlei: smeedijzeren rococo-poort tussen bewerkte hardstenen pijlers met bolornament.

Kasteel op vrijwel rechthoekige plattegrond met twee licht vooruitspringende zijvleugels en latere westelijke aanbouw; deels bewaarde omgrachting aan de zuidzijde met boogbrug van bak- en natuursteen. Streng symmetrisch opgevat bepleisterd en beschilderd gebouw van elf traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddak met elegante schoorstenen; oorspronkelijke dakkapellen voor de hoekvleugels, later toegevoegde boven de middentravee van de zuidgevel in plaats van voormalige attiek. Centrale inkomtravee met arduinen rococo-omlijsting van boogvormige deur en bel-etagedeurvenster, laatstgenoemde met sierlijke smeedijzeren balkonleuning; aan noordgevel verhoogd met driezijdig fronton, waarin medaillon met pelikaan (symbool O.C.M.W.) door Aimé De Martelaere in vervanging van voormalig uurwerk; de siervazen aan de noordgevel en de zeehoorns en schelpen aan de zuidgevel werden samen met de bedriegertjes, bij vroegere restauraties verwijderd. Rechthoekige vensters in omlopende geprofileerde omlijsting van arduin met bewaarde rococo-elementen aan de zuidgevel; de vroegere luiken zijn verwijderd. Overschilderde witstenen consoles onder de daklijst eveneens met rococovormgeving. Van het luxueuze interieur, bekend uit beschrijvingen, bleef niets bewaard.

Restauratiewerken 1980 en volgende onder leiding van Roger Groothaert.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Bestuur voor Monumenten en Landschappen, dossier Boekenberg.
  • ARREN P., Van kasteel naar kasteel, dl. 1, Kapellen, 1985, 64-68.
  • IMMERZEEL J., De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders,..., Amsterdam, 1842, 98.
  • LEEMANS H., in Kastelen en buitenplaatsen, onder leiding van F. Génicot, Brussel, 1977, 92-93.
  • SLEMBROUCK J., STRYCKERS P., GILLARD P. & VAN DEN BOSSCHE H., Het Boekenbergpark in Deurne (Antwerpen), in M&L, VII, nr. 1, 1988, 12-25.
  • VAN DEN BOSSCHE H., Het Boekenbergpark te Deurne, in M&L, I, nr. 6, 1982, 10-19.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Kasteel Boekenberg met park [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11273 (geraadpleegd op ).