is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Eclectisch hoekensemble met huis Hier is ’t in Plankenberg
Deze vaststelling is geldig sinds
Symmetrisch uitgewerkt eclectisch hoekensemble van een neorenaissancistisch getint estaminet met appartementen, volgens opschrift genaamd 'Hier is ’t in Plankenberg', en twee flankerende burgerhuizen met accenten in Lodewijk XVI-stijl. Het geheel werd in 1911 gebouwd als opbrengsteigendom voor graaf René-Philippe Van de Werve de Vorsselaer en diens echtgenote Louise Anne Bosschaert. Bouwdossiers bleven in het district Deurne pas vanaf 1920 bewaard, waardoor de identiteit van de architect zich vooralsnog niet laat achterhalen. Van het hoekhuis werden in 1989 de eerste en tweede verdieping achteraan uitgebreid met een kleine badkamer. Zeker sinds 1976 is de begane grond van het hoekgebouw in gebruik als ontspanningslokaal voor senioren.
Deze groepsbebouwing is de jongste van minstens vier hoekensembles van telkens een handelshuis met huurkwartieren en twee flankerende burgerhuizen die door de families Van de Werve-Bosschaert en Bosschaert-Du Bois aan de Plankenbergstraat werden opgetrokken. Het geheel Plankenbergstraat 28 en Lundenstraat 42-44 werd in 1907 voltooid voor graaf René-Philippe Van de Werve de Vorsselaer en echtgenote Louise Bosschaert. Van de Werves schoonmoeder, de hoogbejaarde weduwe Eulalie Bosschaert-Du Bois, overleden in 1907, had de bouw van deze opbrengsthuizen in 1906 laten aanvatten. Nog in 1906 had Eulalie Du Bois het ensemble Plankenbergstraat 80-82 en Leeuwlantstraat 39 laten bouwen. De hoekoplossing Plankenbergstraat 27 en Lundenstraat 46-48 liet Van de Werve de Vorsselaer in 1908 optrekken.
Het huis Van de Werve is een van de voornaamste en oudste nog bestaande Antwerpse adellijke families. Graaf René-Philippe Van de Werve maakte deel uit van de oudste familietak, de Van de Werve de Vorselaer, en bezat onder meer het kasteel van Vorselaar. Van de Werves echtgenote Louise Anne Bosschaert erfde in 1907 als enige dochter van grootgrondbezitters en renteniers Théodore Bosschaert en Eulalie Du Bois onder meer tientallen bouwgronden en opbrengstwoningen in Deurne Noord. Het echtpaar, en na Van de Werves dood in 1911 de weduwe Bosschaert alleen, zou de eigendommen verder valoriseren. Heel wat van de opgerichte huizen bleven als huurwoningen in bezit van Louise Anne Bosschaert tot aan haar overlijden in 1956.
Met een afgeschuinde hoektravee en zijgevels van drie ongelijke traveeën, telt het onderkelderde hoekhuis twee bouwlagen onder een mansardedak met houten daklijst en met bitumen beklede bovenvlakken. Van de ondervlakken is de originele kunstige bekleding van rechthoekige en geschubde natuurleien in een omlijsting van bladzink vervangen door een egale bekleding van kunstleien in maasdekking. De neorenaissancistisch geïnspireerde houten dakvensters met geconsoolde entablementen en omlijstingen met wortelmotief, zijn gereduceerd tot eenvoudige rechthoekige vensters. De houten kroonlijst op klossen werd verwijderd.
De drie gevels kregen een verzorgd parement uit gele baksteen in kruisverband met fijne platvolle voeg, rustend op een hoge blauwe hardstenen plint met afzaat. Het gele parement is rijk verwerkt met witte natuursteen voor muurbanden, puilijsten, kordons, deuromlijstingen, vensterdorpels, entablementen, balkons, hoekblokken, steigergaten, muurafdekkingen, topstukken en gesculpteerde onderdelen. Een discrete neorenaissance-invloed blijkt uit onder meer de wortelmotieven op balkonconsoles en deuromlijstingen, het rolwerk van de geveltoppen, en de thans verdwenen siervazen als topgevelbekroning.
De quasi symmetrische gevelcompositie legt de klemtoon op de door overhoekse pilasters afgelijnde hoektravee die samen met de flankerende traveeën in risaliet werd uitgevoerd. De hoektravee, aangezet met een rechthoekige winkeldeur en op elke verdieping benadrukt door een fraai uitgewerkt natuurstenen balkon met de rechthoekige balkondeur in een terugwijkend gevelvlak, kreeg als bekroning een uitkragende gekanteelde belvedère waarop een rond torentje met twee deurvensters en een zeskantige torentrans, eveneens gekanteeld. Vier overhoekse pilasters met bolvormige topversiering doorbreken de belvedèreborstwering. Van het torentje zijn de muuropeningen dichtgemetseld. De natuurstenen balkonbalustrades, op de eerste verdieping ingevuld met siersmeedwerkpaneeltjes en op de tweede verdieping met vaasbalusters, werden afgewerkt met een sierlijk gesmede ronde handlijst gevat tussen hoekpostamenten. De flankerende traveeën worden beëindigd met een vijfledige opklimmende in- en uitzwenkende geveltop met zij- en toppilaster waarin een rechthoekig dakvenster tussen schildvormige jaartalstenen. Van de overhoekse pilasters zijn de bekronende siervazen in witte natuursteen weggenomen. Aan de zijde van de Plankenbergstraat wordt de private toegang tot het gebouw benadrukt door een fors omlijste toegangsdeur met gedeeld impostvenster onder een klassiek entablement met gecanneleerde consoles en klossen. De twee zijdeuren van het voormalige estaminet zijn op dezelfde wijze omlijst en overdekt. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig schema van hoge rechthoekige vensters onder zware lateien met entablement, op de eerste verdieping uitgevoerd met een omlopende geprofileerde lekdrempel als onderdorpel.
Van het originele kwaliteitsvolle houten deur- en vensterschrijnwerk met banden van geel reliëfglas in de draaiende vleugels en vaste bovenlichten bleven de ramen en dubbele zijdeuren van het estaminet bewaard, inclusief de houten rolluiken. Ook de paneeldeur en bovenlichten van de zijingang zijn behouden. Van de overige muuropeningen is het schrijnwerk vervangen door moderne ramen en deuren in kunststof, zonder herneming van raam- of roedeverdelingen.
Het hoekhuis werd gebouwd als een meergezinswoning met op de begane grond een estaminet met grote gelagzaal, keuken, pomphuis, toilet, en kleine koer, en met op elke verdieping één huurkwartier. Een zijdelings ingeplante hal verleende toegang tot een centrale trapzaal die de verschillende bouwlagen ontsloot en waarrond de verschillende ruimten geschikt lagen. Deze schikking was op elke verdieping dezelfde: een slaapkamer aan de Plankenbergstraat, een woonkamer op de hoek, een tweede kamer en een keuken aan de Leeuwlantstraat, en achteraan een vestiaire en toilet uitgevend op een L-vormige open ruimte. In 1989 werden de appartementen achteraan uitgebreid met een badkamer en voorzien van een klein terras.
Identiek van compositie en uitvoering tellen de twee aanleunende burgerhuizen een kelder en drie bouwlagen onder een platte bedaking. De lijstgevels kregen een verzorgd parement uit lichtgrijze Silezische brikken in kruisverband met fijne platvolle voeg, rustend op een tweeledige en kwarthol geprofileerde plint in blauwe hardsteen. Het parement is rijk verwerkt met witte natuursteen voor onder meer de puibekleding, puilijst, entablementen, deur- en vensterposten, borstweringen, onderdorpels, en muurafdekkingen. Ook uitgevoerd in witte natuursteen zijn de decoratieve accenten in Lodewijk XVI-stijl: gestrikte kransen op de pui, panelen met chutes bovenaan de hoekpilasters, en gestrikte ranken gedrapeerd over de attiekpostamenten en de vensterbekroning op de eerste verdieping.
De gevelcompositie, geleed door een zware puilijst op klossen, legt de klemtoon op de axiaal uitgewerkte bovenbouw. Een witte natuursteenbekleding met schijnvoegen, aangebracht vanaf de plint tot op driekwarthoogte, accentueert de pui als sokkel. Kolossale hoekpilasters bepalen de bovenverdiepingen. De eerste verdieping wordt gemarkeerd door een drielicht met geprononceerd omlijst middenvenster onder een entablement met paneel- en schijvenfries, gekloste kroonlijst, en bekroning met gedrapeerde ranken. Een vierlicht met deelzuiltjes doorbreekt de tweede verdieping. De pui telt een enkel groot venster en een verhoogde en verdiepte voordeur met een impostvenster gevat tussen uitgelengde entablementconsoles met guttae. De gevelbeëindiging wordt gevormd door een gekornist hoofdgestel met architraaf, paneel- en schijvenfries, en, oorspronkelijk, een houten kroonlijst op modillons, onder een witte natuurstenen attiek tussen bakstenen postamenten met gemeanderde bekroning. Bij Plankenbergstraat 73 is de kroonlijst wellicht nog aanwezig onder de huidige kunststofbekleding. Bij Leeuwlantstraat 41 is de kroonlijst na 2015 volledig weggehaald.
De burgerhuizen werden bij de bouw voorzien van deur- en vensterschrijnwerk in dezelfde stijl en kwaliteit als het hoekhuis. Op voordeur van Plankenbergstraat 73 na, is al het schrijnwerk van de woningen vernieuwd, zonder herneming van de originele raam- en roedeverdelingen. Wel bewaard bij elke woning is de gietijzeren voetschraper naast de voordeur.
De oorspronkelijke woningplattegronden laten zich niet op basis van bouwplannen reconstrueren. Globaal moet de indeling hebben beantwoord aan de klassieke typologie van het burgerhuis: een hoofdvolume met woon- en slaapvertrekken; een achterbouw waarin secundaire ruimten als keuken en pompplaats zijn ondergebracht; en een zijdelings ingeplante inkom- en traphal die het geheel ontsluit.
Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Leeuwlantstraat
Is deel van
Plankenbergstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Eclectisch hoekensemble met huis Hier is ’t in Plankenberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11293 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.