Ensemble van twee burgerhuizen in eclectische stijl gebouwd in 1912, het nummer 53 voor diamanthandelaar en slijper Ferdinand Van Blerk-Van Dyck, het nummer 55 voor diens schoonbroer, markeerder Ludovicus Van Dyck-De Ridder. Nummer 53 draagt een sgraffitopaneel met gestileerde vrouwenbuste en florale motieven. Achteraan in de gedeelde tuin staat een diamantslijperij die samen met de woningen werd opgetrokken.
Bouwdossiers bleven in het district Deurne pas vanaf 1920 bewaard, waardoor de identiteit van de architect zich vooralsnog niet laat achterhalen. Van de dezelfde anonieme ontwerper zijn met grote waarschijnlijkheid de verschillende opbrengstwoningen die voor de families Van de Werve-Bosschaert en Bosschaert-Du Bois langs onder meer de Plankenbergstraat en Leeuwlantstraat werden gebouwd, waaronder het hoekensemble Leeuwlantstraat 39 - Plankenbergstraat 80-82. Het was ook de weduwe Louise Anne Van de Werve-Bosschaert van wie Van Blerk en Van Dyck hun bouwgrond kochten. Eigenaar Van Blerk liet in de 1941 en in 1949 de smalle achterbouw van nummer 53 verhogen voor de inrichting van één of meer huurkwartieren op de verdiepingen. Nog van nummer 53 werd in 1947 de achterbouw met de slijperij verbonden middels een laag volume met bureeltje en snijkamer. Voor de verbouwingen van 1947 en 1949 tekende architect René De Laet, gevestigd aan de Ter Rivierenlaan 139 in Deurne de plannen.
De twee woningen kwamen tot stand tijdens de eerste grote bouwcampagne in de Leeuwlantstraat. Deze ving aan met de opening van de straat omstreeks 1905 en eindigde abrupt na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De huizen sluiten qua opzet en schaal aan bij de andere rijwoningen in de gevelwand, maar vallen op in het straatbeeld als een ensemble met een verzorgde strakke bouwstijl.
Met een gevelbreedte van respectievelijk drie en twee ongelijke traveeën omvatten de onderkelderde rijwoningen elk drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevels kregen een verzorgd parement uit gele baksteen in kruisverband met fijne platvolle voeg, rustend op een hoge tweeledige hardstenen plint met kwarthol geprofileerde waterlijst. Het gele parement is contrastrijk verwerkt met groen geglazuurde baksteen voor reeksen smalle muurbanden, en met witte natuursteen voor brede muurbanden, vensterdorpels, lateien, architraaf en muurafdekkingen. Van nummer 53 is de gevel bijkomend verrijkt met een sgraffitopaneel in art-nouveaustijl op de muurdam boven de erker. De oorspronkelijk sterk polychrome voorstelling van een vrouwenbuste omgeven door gestileerde rozen en vervlochten banden is verbleekt. Aan de onderzijde van het paneel is door erosie de donkere basispleister vrijgekomen.
Nadrukkelijk horizontaal geleed door hoge muurbanden en een klassiek hoofdgestel legt de gevelcompositie telkens de klemtoon op de bovenbouw. Deze is bij nummer 53 axiaal van opzet en wordt gemarkeerd door een centraal geplaatste trapezoïde houten erker op drie consoles, waarvan de middelste uitgelengd. Samen met de vensters, twee per verdieping, is de erker geplaatst in een verdiept gevelvlak. Bij de asymmetrische bovenbouw van nummer 55 ligt de klemtoon op de met vlakke lisenen afgelijnde brede venstertravee. Deze travee wordt benadrukt door een houten erker, gedragen door uitgelengde en gekoppelde consoles en bekroond met een klein balkon waarop een deurvenster uitgeeft. De toegangstravee telt op elke verdieping een smal venster. De puien van de woningen zijn identiek maar gespiegeld uitgevoerd en omvatten een verhoogde toegangsdeur, een enkel groot venster, en op de perceelgrens een gedeelde smalle zijdeur met impostvenster. Van de voordeuren zijn de beglaasde ijzeren luifels verwijderd. Een klassiek hoofdgestel met geprofileerde architraaf, glad fries, en een verdwenen houten kroonlijst, vormt samen met een lage attiek met gedrukte postamenten de gevelbeëindiging.
Van de woning met nummer 53 bleven op de eerste verdieping de volledige houten erkerkast en het kwaliteitsvolle houten vensterschrijnwerk met fijn verdeelde bovenlichten in geel en groen reliëfglas intact. Bij nummer 55 is de houten voordeur met paneelwerk, geometrisch gesmede deurroosters, en met reliëfglas gevuld bovenlicht bewaard. De erker is deels origineel. Van beide woningen is het overige deur- en vensterschrijnwerk vernieuwd. Nummer 53 behield verder de gesmede doorvalbeveiligingen in de vensters van de bovenverdieping, en de smeedijzeren voetschraper naast de voordeur.
De originele plattegrond van de woningen beantwoordde aan de klassieke typologie van het burgerhuis, bestaand uit een hoofdvolume, een smalle achterbouw, en een zijdelings ingeplante inkom- en traphal die het geheel ontsluit. Volgens verbouwingsplannen uit 1941 en 1947 bood de deurtravee telkens ruimte aan een gang, trappenhuis en office, geflankeerd door een enfilade van salon, eetkamer en veranda. In de lagere achterbouw achter de gang zaten de keuken, een pomphuis en toilet. De verdiepingen werden ingenomen door slaapkamers. In 1941 werd de achterbouw van nummer 53 met één bouwlaag verhoogd voor de inrichting van een keuken en badkamer op de eerste verdieping. Hetzelfde gebeurde in 1949 voor de tweede verdieping.
Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bisschops T. 2018: Ensemble van twee burgerhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281434 (geraadpleegd op ).
Mooi graffitopaneel met gestileerde vrouwenbuste en florale motieven op muurdam derde bouwlaag.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Ensemble van twee burgerhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11296 (geraadpleegd op ).