Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Altijddurende Bijstand, gebouwd in brutalistische stijl naar ontwerp van ingenieur-architect Alfons Hoppenbrouwers uit 1965 en uitgevoerd tussen 1966-1968, naast de bestaande kerk naar ontwerp van Jef Huygh. Opdrachtgever was de Vereniging der Parochiale Werken van de Dekenij Deurne V.Z.W., gevestigd aan de Palinckstraat 55 in Deurne. Het gebouw is vrijstaand ingeplant aan de hoek van de Merksemsesteenweg en de Sint-Fredegandusstraat. De betonstudie is opgemaakt door ir. Reyntjes, Lange Nieuwstraat 16 in Antwerpen; de installatie van het klokkenmechanisme en het uurwerk is gerealiseerd door de Lokerse firma Horacantus-Eijsbouts en de centrale verwarming is geplaatst door de firma MAHR, p.v.b.a.
De oude kerk in art-decostijl naar ontwerp van Jef Huygh uit 1924-1925 was wellicht te klein geworden voor het toenemend aantal kerkgangers en volgens het bouwdossier zou het afgebroken worden in functie van een nieuw schoolgebouw. Uiteindelijk is geopteerd voor behoud en herinrichting tot sport- en turnzaal van het aanpalende Sint-Jozefinstituut. Deel uitmakend van hetzelfde bouwblok, waren school en kerk eertijds samen met de pastorie (nummer 30) in eigendom van bovengenoemde parochiale V.Z.W.
Alfons Hoppenbrouwers bracht een beperkt maar eigenzinnig oeuvre tot stand en oefende via zijn onderwijs aan Sint-Lucas in Schaarbeek een aanzienlijke invloed uit op meerdere generaties Vlaamse architecten. Zijn interesse ging aanvankelijk uit naar De Stijl, het constructivisme, en Le Corbusier, daarna naar het brutalisme, expressionisme, de participatie-ideologie, het postmodernisme en het deconstructivisme. Die belangstelling tekende zich af in zijn eigen werk, dat naast woningen en scholen enkele openbare gebouwen bevat. Voor het overige zijn van deze architect vooralsnog weinig vermeldenswaardige realisaties in het Antwerpse gekend.
Over de voorbereidingsfase van dit architecturaal kwalitatief kerkgebouw is vooralsnog geen verdere informatie teruggevonden. Gezien tegen de achtergrond van het Tweede Vaticaans Concilie, lijkt het uitgangspunt een eigentijdse architectuur in dienst van de geloofsgemeenschap, die de liturgie in eenvoud en bescheidenheid dicht bij de kerkgangers bracht. Enkele vormelijke elementen verwijzen naar het benedictijnenklooster La Tourette van Le Corbusier: het sculpturaal gebruik van gewapend beton in het piramidedak (Sacramentskapel) en de klokkentoren en het duidelijk benadrukken van afzonderlijke functies.
Ingeplant op een terrein dat volgens het ontwerpplan lijkt af te lopen naar de Merksemsesteenweg is het kerkgebouw noord-zuid georiënteerd (dwars op de gangbare oost-west georiënteerde oude kerk van Huygh), wellicht volgens de logica van het omringende stedenbouwkundige aanlegplan, met groenschermen langs de straatzijden. Deze ‘intimistische’ visie is enigszins aangetast doordat de bouwtoelating verplichtte om een deel van de voorziene groenzones langs de straat (zijde Merksemsesteenweg) om te vormen tot parking en verder eiste men een in- en uitrit voor 30 wagens op het terrein (gerealiseerd aan zuidzijde van het perceel). Anno 2018 is het perceel afgesloten door een behaagd, functioneel metalen hekwerk, waarbij het oorspronkelijke groenconcept tot een minimum herleid is.
Het ontwerp toont een samenstel van duidelijk onderscheiden baksteenvolumes: de grote liturgische ruimte met een symmetrische en quasi rechthoekige plattegrond voorzien van uitgeknikte (gezwollen) langsgevels als hoofdvolume én een ensemble van nevengebouwen, met aan noordwestelijke zijde van de kerk de kapel Onze-Lieve-Vrouw Bijstand (later gekend als Aanbiddingskapel) als beeldbepalend bijgebouw met vierkant grondplan en een krachtig asymmetrisch piramidedak in gewapend beton, terwijl alle andere gebouwen (kerk en bijgebouwen) een plat dak kregen. Voor het overige bestaat het ensemble uit lage verbindings- en dienstgebouwen volgens een T-vormig grondplan, met centraal een overdekte ontmoetingsruimte, gesitueerd tussen kerk en kapel. Deze ontmoetingsruimte is gericht op een centraal en beplant binnenplein, dat een bestrating met silexdallen zou krijgen. Naast de hoofdtoegang vanuit de Merksemsesteenweg, zijn er bijkomende toegangen tot de zogenaamde ontmoetingshal vanaf de Sint-Fredegandusstraat en, aan de overzijde, vanaf de gemeenschappelijk gebruikte bedrijfsparking (zuidzijde).
Het zuidelijk deel van de T-vorm, ook tegen de kerk aangebouwd, herbergt van oost naar west de centrale verwarming, de sakristij priesters, een ruimte voor misdienaars met vestiaire en toilet. Aansluitend zit een toegang die een spreekkamer en bergruimte bedient. Deze laatste is al snel omgevormd tot kapel, mogelijk omdat de voorziene kapel niet de nodige ruimte kon bieden. Aan westelijke zijde schermt een vrijstaand gebouw met twee catechese-lokalen vanaf de Merksemsesteenweg, de open binnenplaats af (geopend naar het plein, gesloten naar de straat). Het binnenplein is omgeven door een strak ingerichte beplanting die ruimte laat voor de verschillende toegangen, en waarbij de belangrijkste verbindingen (kerk en ingang vanuit Merksemsesteenweg) breder zijn uitgewerkt.
Voor de constructie is rijkelijk gebruik gemaakt van gewapend beton, voor de funderingsmuren en de draagstructuur (welfsels) van de algemeen voorziene gietvloeren in silexbeton, namelijk keien in een cementchape, in de kerk met hellende vloeren opgevat met een fundering van kolommen en liggers. Verder vermeldt het lastenboek het gebruik van zichtbeton voor de plafonds, behalve in de catecheselokaal en kerkruimte. De dakconstructie is uitgevoerd in stalen vakwerkliggers. In de gevels is beton ook gebruikt voor de portalen, luifels, kolommen, lateien; posten en dorpels van de vensters en verder eveneens voor de bloembakken.
Alle gebouwen hebben dragende muren uit baksteenmetselwerk van rode Kempische handvormbaksteen in platvol gevoegd halfsteens verband, zonder plint, wat het bouwvolume benadrukt. Het baksteenformaat is circa 21 x 4,5 x 10 cm terwijl in het lastenboek 19 x 9 x 4 cm voorzien was. Opvallend is het erg kloek baksteenmetselwerk van de kerkmuren (70-tal cm dik), die opgebouwd zijn uit twee identieke, tekens twee stenen dikke binnen- en buitenmuur met circa 55 cm tussenruimte, zowel binnen als buiten platvol gevoegd afgewerkt. Deze muren zijn in feite gebruikt als circulatiekanalen (gecompartimenteerd) die de warme lucht vanuit het verwarmingslokaal via de kopse zuidmuur aan lage snelheid naar de langsmuren leidt en vervolgens de gigantische kerkruimte én de compacte kapel verwarmen, in de kerk door middel van fraaie rastervormige openingen in de langswanden, uitgevoerd in een strak geometrisch, ritmisch metselverband, vier aan vier gegroepeerd met telkens twee groepen per zaalhelft.
Bij uitvoering van de werken is de voorziene dikte van betonbedekking van 3,5 cm bij blootstelling aan buitenlicht niet gehaald. Hierdoor is de wapening gaan roesten met betonafschelping als gevolg, wat echter goed herstelbaar is.
Karakteristiek zijn de accenten in gewapend beton als contrast met het dominante baksteenmetselwerk. Zo kreeg de kapel als summum van spirituele beleving een volledig inwaartse vertaling met gesloten baksteenwanden en een massief 6 meter hoog piramidedak uit beton (nu met leien bekleding), enkel doorsneden met een minimale dakspleet gericht naar het oosten, in functie van het nodige daglicht. De kerk is vormgegeven in een zelfde gestrengheid maar kreeg ter hoogte van de langsgevels smalle lichtstroken onder een beschermende expressief gebogen dakrand. De dienstgebouwen zijn aan straatzijde ook voorzien van dergelijke lichtstroken onder de dakrand, zij het hier eenvoudiger opgevat, terwijl ze aan pleinzijde volledig geopend zijn met grote vensterpartijen. Daarnaast doorbreekt Hoppenbrouwers het inerte karakter van de baksteenvolumes met forse doorlopende lateien en bijkomend met geblokte spuwers, luifels en vooruitgezette portalen. Overal waren gemetaliseerde stalen ramen voorzien, die nog grotendeels behouden lijken; verder tweedelige vlakke deuren met geblokte handgrepen, en voorzien van zij- en / of bovenlichten, ook binnen toegepast.
De parochiekerk beantwoordt aan de typologie van de gemeenschapskerk, bepaald door eenvoud en bescheidenheid, meer op mensenmaat en dichter bij de geloofsgemeenschap. Net zoals de buitenschil is het interieur opgevat als een uitgeknikt balkvormig amfitheater (circa 9m hoog, 20 à 22m breed en 39m diep) volgens een symmetrisch grondplan, waarbij het ontwerp van de grote liturgische ruimte bepaald wordt door de centrale en alom zichtbare positie van het altaar. Dit structurerende element deelt de langsruimte op in twee gelijke delen met naar elkaar gerichte zitplaatsen, bestaande uit plywood-zitjes, per reeks bevestigd aan balkvormige betonnen sokkels, die op hun beurt evenwijdig aan elkaar rusten op naar het midden toe aflopende vloeren. Hoppenbrouwers voorziet telkens twee gekoppelde biechtstoelen in de kopse muren, vooraan afgewerkt in recht massief metselwerk, op die manier opgaand in het achterliggende muurvlak. Dit vrije, niet hiërarchische ruimteconcept dat verbondenheid en maximale participatie van de gelovigen beoogt, en de afstand tot de priester tot een minimum reduceert, vertaalt de democratisering van de liturgie sinds het Tweede Vaticaans Concilie. Oorspronkelijk ging de capaciteit blijkbaar uit van een 500-tal zitplaatsen. De ontmoetingshal ontsluit de kerk door middel van een centrale toegang en twee zijdelingse entrees. Opvallend is de expressieve, lichtjes naar het midden toe afhellende silexvloer, met rastervormig aangebrachte krimpvoegen (wellicht gezaagd) waarvan de organische kiezels een tegengewicht bieden voor de overweldigende baksteenmuren en verder een geslaagd contrast tot stand brengen met de houten lattenstructuur die aan het stalen vakwerkgebinte is opgehangen. Fraaie accenten vormen de sober versneden, glad afgewerkte betonsculpturen als vrijstaande elementen uit de liturgie (wijwater, doopvont) en eveneens de in hout uitgewerkte zitjes. Een centraal aandachtspunt is het granieten altaar, eveneens geblokt geometrisch van vormgeving, van waaruit de blik geleid wordt naar het hierboven opgehangen, abstract en polychroom vormgegeven kruis, een creatie van beeldhouwer Jean-Paul Laenen. Boven de centrale toegang valt het kerkorgel op.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. 2018: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Altijddurende Bijstand [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281662 (geraadpleegd op ).
Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand, 1966-68, naar ontwerp van Alfons Hoppenbrouwers. Ontwerp verwijzend naar benediktijnenklooster La Tourette van Le Corbusier, zie het sculpturaal gebruik van gewapend beton voor piramidedak (Sacramentskapel) en klokkentoren, en duidelijke accentuering der afzonderlijke functies.
Eigenlijke kerk opgevat als rechthoekige vergaderruimte met gesloten bakstenen wanden en lichtstroken bovenaan; zeer sober bakstenen interieur met licht hellende silexvloeren en houten plafond; centraal geplaatst altaar met kruis door J.P. Laenen.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Altijddurende Bijstand [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11308 (geraadpleegd op ).