Het centraal bibliotheekgebouw te Deurne werd in 1971-1974 opgetrokken naar ontwerp van architect Jul De Roover. Het gebouw werd ingeplant op een smal en diep perceel gelegen tussen privéwoningen.
Het centraal bibliotheekgebouw te Deurne werd gebouwd in 1971-1974 in opdracht van de toenmalige gemeente ten behoeve van een bevolking van ongeveer een 70.0000 inwoners. Het toenmalige cultuurbeleid steunde immers initiatieven om de cultuur ‘dichter’ bij het volk te brengen: het concept van ‘cultureel centrum’ werd gelanceerd en uitgewerkt, in verschillende Vlaamse gemeenten -zo ook in de stadsuitbreidingen- ontstonden socio-culturele centra, polyvalente ruimtes gekoppeld aan een instelling of kerk,…Toonaangevende culturele centra uit de jaren 1960 die door hun vernieuwende vormgeving, typologie en bouwprogramma als een prototype fungeren waren onder meer De Singel in Antwerpen en De Warande te Turnhout.
De bestaande bibliotheek had sedert 1945 een aanzienlijk boekenbestand vergaard, tot dan toe verspreid over verschillende filialen. Het verwachte ‘bouwprogramma’ van de nieuwe bibliotheek bestond uit een aparte jeugdafdeling, een discotheek, een leeszaal, een afdeling voor personeel en bibliothecaris, een binderij, refter, technische lokalen en een boekenmagazijn. Daarbij werd nog een conferentiezaal (voordracht- en filmzaal) gevraagd voor 150 personen met vestiaire, sanitair en foyer. Voor architect Jul De Roover was dit een uitermate boeiende opdracht waarin hij een standpunt kon innemen omtrent de belangrijke rol van cultuur en kennis in het vrije denken van de mens. In 1968 keurde de gemeenteraad het voorontwerp goed en werd de vergunning verleend. In 1971 werd begonnen met de bouw en drie jaar later werd het gebouw opengesteld voor het publiek. In 1975 vond de officiële opening plaats door minister R. De Backer.
Het gebouw werd doelbewust ingeplant in het centrum van de gemeente, op een smal en diep perceel gelegen tussen privéwoningen. Allerlei stedenbouwkundige voorschriften zijn bepalend geweest voor het bouwvolume, in het bijzonder een te behouden erfdienstbaarheid naar de achtergelegen begraafplaats waardoor de gelijkvloerse breedte slechts 18,50 meter bedraagt. In zijn autobiografische nota’s schrijft Jul De Roover: “Om het smalle gangeffect tegen te gaan werd het betonskelet, steunen en verbindingsbalken overhoeks in diagonaal ontworpen zodat de bezoeker een ruimere indruk krijgt van de verschillende zalen”.
Het gebouw bleef tot op vandaag gaaf en authentiek bewaard. Circa 1986 werd de conferentiezaal geïntegreerd in de bibliotheek en heringericht tot mediatheek met enkele aanpassingen tot gevolg. Circa 2000 dienden na een veiligheidsinspectie borstweringen aangebracht te worden voor de opengaande vensterdeuren in de voorgevel, zie de beglaasde panelen met een aluminium kader. In de achtergevel van de voorbouw werd op de tweede bovenverdieping het schrijnwerk van de twee grote vensterpartijen vernieuwd en voorzien van een dubbele beglazing.
Het gebouw is gelegen op een smal en diep perceel met ter hoogte van de linkertravee een doorgang met wandelstraat die leidt naar de twee ingangen van de bib in de zijgevel, naar het achterliggende begraafpark Sint-Fredegandus en verder, via de centrale wandelweg over het begraafpark, een doorsteek geeft naar de Lackborslei. De doorsteek sluit aan op de achterste zone van het begraafpark door middel van een cirkelvormige stenen trappartij en een hellend vlak voor rolstoelgebruikers. Opmerkelijk in deze zone zijn het openluchttheater voor kinderen, een verzonken grasvlakte in de vorm van een ovale arena met stenen zitboorden, en de tumulus met spiraalvormig pad. Dit zijn enkele van de nieuwe elementen, ingeplant tijdens de heraanleg van het Sint-Fredeganduskerkhof tot begraafpark (2001).
Het gebouw is opgedeeld in een voorbouw van drie bouwlagen en een langgestrekte achterbouw van twee bouwlagen onder een platte bedaking, ter hoogte van de achterbouw voorzien van lichtkoepels. De constructie is een glad bekist betonskelet met kolommen en balken. Het bijzondere is dat deze structuur in functie van een bredere ruimteperceptie overhoeks, in diagonaal ontworpen is. Het opmerkelijke profiel van de kolommen komt dus voort uit het kruisen van de balken. Deze diagonaalconceptie wordt consequent doorgetrokken in de wandelstraat (cf. de verharding met voortgezette tekening van het diagonaal balkenschema in klinkers en gladde betonelementen), de binnenwanden, de trappenpositie, zelfs de opstelling van de boekenrekken, de togen enzovoort. Het betonskelet wordt ingevuld met verdiepingshoge rechthoekige vensterpartijen of een zandkleurig baksteenparement in halfsteensverband met een brede cementvoeg. De vensters zijn teakhouten blokvensters met een aluminium afwerking aan de buitenzijde (vermoedelijk voor het onderhoud) en een enkele beglazing. In de zij- en achtergevel heeft het schrijnwerk een modulerende voornamelijk verticale verdeling, verschillend van gevel tot gevel, soms van niveau tot niveau, al dan niet met draaiende delen (draai- of kipvenster). In de achtergevel van de voorbouw werd op de tweede bovenverdieping het schrijnwerk van de twee grote vensterpartijen vernieuwd en voorzien van een dubbele beglazing.
Aangezien het gebouw langs de zijgevel wordt ontsloten, is de voorgevel eerder een scherm dat lichtinval en verluchting reguleert. De voorgevel is sterk verticaal geleed met ritmerende hoofdkolommen van glad beton waarvan het profiel voortkomt uit de kruising van de balken. Ingewerkte vlaggenmasten op deze kolommen refereren aan de officiële en openbare functie van het gebouw. De benedenverdieping is transparant door middel van grote rechthoekige vensterpartijen. Ter hoogte van de bovenverdiepingen is vóór de vensterpartijen over de gehele gevelhoogte en -breedte een ‘frame’ aangebracht van trapeziumvormige prefab elementen in schokbeton, van afwisselend 20x10 centimeter en 40x10 centimeter waarvan de overlapping de overgang vormt tussen de verdiepingen en als borstwering werkt. Tegelijkertijd worden op deze manier de grotere vensterpartijen van de conferentiezaal op de bovenverdieping op schaal gebracht. De beglaasde borstweringen vóór de deurvensters werden geplaatst circa 2000 na een veiligheidsinspectie. In het totaalbeeld van de gevel geeft dit wel een andere accentuering dan voorheen.
Omwille van de zichtbaarheid werden tevens de linkerzijgevel en achtergevel met zorg uitgewerkt. De zijgevel werd uitgewerkt in glad beton en een zandkleurige handvormbaksteen. Beide verdiepingen hebben aan deze zijde grote vensterpartijen, met een modulerende verdeling in spiegelbeeld. Opvallend zijn de uitstekende diagonaalbalken, deze dragen op de eerste verdieping de borstweringen in geprefabriceerde platen met een geribde verticale structuur uit schokbeton, op de tweede verdieping dragen deze de betonnen dakoversteek. Alle en de enige ingangen bevinden zich in deze gevel, vooraan voor de bibliotheek en conferentiezaal, achteraan voor de jeugdbib en het personeel.
De achtergevel bestaat uit drie uitspringende geveldelen in voornoemd baksteenmetselwerk met een betonnen plint en dito dakoversteek. In twee delen heeft de zuidoostzijde op beide niveaus grote vensterpartijen, gevat tussen betonnen lateien. De stompe hoeken van deze gevels worden verfraaid door decoratief overhoeks metselwerk.
De plattegrond toont een volledig onderkelderd gebouw, inclusief de wandelstraat. In de kelder bevindt zich het boeken- en tijdschriftenmagazijn en technische lokalen voor luchtbehandeling en conservering van de boeken. De luchtbehandelingskanalen bedienen het hele gebouw via de rechtse gemene muur. De bibliotheek, bestaande uit twee afdelingen (jeugd- en hoofdbibliotheek) met elk een eigen toegang en uitleenbalie, verspreidt zich heden over de drie niveaus, de volledige begane grond en de twee bovenverdiepingen van de voorbouw, inclusief de voormalige conferentiezaal op de bovenste verdieping, sinds 1986 geïntegreerd in de bibliotheek als mediatheek met enkele aanpassingen en wijzigingen tot gevolg (zie verder). Twee trappenhuizen liggen voor- en achteraan in het gebouw. Achter in de voorbouw bevindt zich een centrale kern met inkomhal, aansluitende publiekstrap naar de voormalige conferentiezaal en twee liften (dienst- en publiekslift). Tussen de voor- en achterbouw bevindt zich een zettingsvoeg waardoor de kolommen zijn ontdubbeld. De volledige begane grond wordt ingenomen door de bib met open kastsysteem. De achterste helft van de achterbouw is de jeugdafdeling, enkel afgescheiden door een beglaasde inkom. In de laatste travee van de achterbouw bevindt zich naast de inkomhal van de jeugdafdeling de diensttrap voor het personeel. De tweede verdieping bevat ter hoogte van de voorbouw het tweede deel van de bib met leeszaal, verbonden met de begane grond door een open spiltrap, zodat de uitleenbalie op het gelijkvloers als controlepost volstaat. Op de bovenverdieping van de achterbouw ligt het personeelsgedeelte, vanuit de leeszaal bereikbaar via een wachthal (voor het publiek bereikbaar via de publiekstrap) en bestaande uit bureaus (een apart bureau voor de bibliothecaris en een landschapsbureau voor het personeel) en de zogenaamde ‘binderij’ (eerder boekverwerking en -herstelling) aan weerszijden van een gang en achteraan de refter met keukenwand. Hier bevindt zich tevens het sanitaire blok, op het gelijkvloers toegankelijk vanuit beide bibafdelingen. Enkel de voorbouw werd opgetrokken met een derde verdieping van 3,50 meter (in plaats van 2,55 meter op de onderliggende verdiepingen), bestemd voor de conferentiezaal met vestiaire, apart sanitair en foyer.
Zichtbaar betonskelet met kolommen (met glad afgewerkt profiel) en balken, laatstgenoemde is geconcipieerd in een diagonaal schema (ruitvorm) met als doel het gebouw visueel te verbreden. Het profiel van de kolommen wordt bepaald door het kruisen van de diagonale balken. De diagonale structuur, vervaardigd in een glad afgewerkte uitgewassen beton, bepaalt de volledige indeling van het interieur en geeft bij het bewandelen van de ruimte interessante perspectieven. Enkel in de kelder werd omwille van besparingsredenen een rechthoekig betonskelet toegepast. Alle zichtbaar blijvende binnenmuren zijn voorzien van hetzelfde zandkleurige baksteenparement als buiten. Speciale aandacht ging naar de akoestiek: de plafonds kregen tussen het ruitenpatroon grenenhouten latwerk met isolerende matten en een geïntegreerde verlichting van (originele) inbouw- en opbouwspots en (later aangebrachte) lichtstroken. In de bureaus van het personeel komt het ruitvormig balkenschema zeer expliciet tot uiting daar het op deze plaats geen invulling heeft met houten latten, maar enkel bekleed is met (later aangebrachte) geperforeerde tegels, vermoedelijk voor het dempen van geluid. In dit gedeelte werd een indeling (landschapsbureaus aan weerszijden van een middengang) ingebracht door middel van scheidingswanden uit deels glas en witte panelen in een houten kader met een verdeling/modulering, gebaseerd op de balkenstructuur. De achterbouw kreeg op beide niveaus (bibliotheek en administratieve gedeelte) in zigzaglijn geplaatste cirkelvormige dakkoepels om zo het daglicht binnen te brengen in de donkere zones. Als vloerbedekking werd quasi overal linoleum gebruikt, uitgezonderd in de inkomhallen en het sanitair waar keramische tegels liggen.
De draagconstructies van de publieks- en diensttrap zijn uitgevoerd in ter plaatse bekist beton, de grotere traptreden in geprefabriceerd uitgewassen beton. Beide trappen zijn volgens hetzelfde principe geconstrueerd: de detaillering van deze betonnen trappen is uitgewerkt zoals een houten trap zou worden geconstrueerd, met open treden op een structurele boom. De diensttrap achteraan is smaller dan de publiekstrap. De spiltrap in de bibliotheek bestaat uit geprefabriceerde onderdelen. De conferentiezaal kreeg een eigen luxueuze aankleding en inrichting. De wand rondom de podiumzone werd uitgevoerd in keramische tegels met perforaties ter behoefte van de akoestische diffusie. De achterste wand is in gegroefd houten latwerk, eveneens ten gunste van de akoestische demping. Opmerkelijk zijn de schuine scheidingswanden tussen de zaal en de foyer: de brede en smalle doorgang tussen beide ruimtes werden destijds gevormd door verdiepingshoge pivoterende deuren, met aluminiumplaat beklede houten panelen die beschilderd zijn met diverse abstracte motieven door kunstschilder Rudolf Meerbergen (1985-1987). Heden zijn deze deuren verplaatst en fungeren enkel als decoratief wandpaneel (waartegen zelfs affiches gehangen worden). Ook in deze ruimte is de zichtbaar gelaten ruitvormige balkenstructuur opvallend, ingevuld met latwerk en nog met originele verlichting van inbouw- en cilindervormige opbouwspots en cirkelvormige luchtroosters. Oorspronkelijk kon de ruimte verdonkerd worden met aan de voorzijde een gevelbreed- en verdiepingshoog gordijn met afwisselend verschillende kleurstroken (roodoranje-blauw-wit). De hel roodoranje kleur kwam tevens terug in de stoelen met verchroomd stalen onderstel en een roodoranje gelakte metalen zitting en rugleuning. Een deel van deze stoelen wordt momenteel niet meer gebruikt, maar bleef in situ bewaard (opgestapeld in de kelder).
De vormopvatting van het gebouw, gedomineerd door de diagonale balkenstructuur, was zeer bepalend voor de inrichting en aankleding van de binnenruimte. Dit merkt men aan de schuine positie van bepaalde scheidingswanden, van de trappenhuizen en oorspronkelijk ook van het meubilair (zie het ontwerp) zoals de plaatsing van de boekenrekken, bureaus en de tafels.
Tevens ging in het interieur veel aandacht naar de kleurstelling, zie de aankleding en inrichting van de voormalige conferentiezaal (zie supra), de roodoranje stoelen, ook de binnendeuren zouden oorspronkelijk een bepaalde kleur gekregen hebben naargelang de functie van het lokaal.
Het meubilair is deels recent meubilair, deels meubilair uit de bouwperiode waarvan het merendeel nog in gebruik is of zich alleszins nog in situ bevindt (kelder) onder meer ronde en rechthoekige tafels met een wit tafelblad van gelamineerde vezelplaat op een geschilderd stalen onderstel, zetels (éénzit) met een zitting en rugleuning in bruine skai op een verchroomd stalen buisvormig onderstel -vermoedelijk geproduceerd door Tubax, driehoekige bijzettafeltjes met een wit tafelblad van gelamineerde vezelplaat op een grenen onderstel. De boekenrekken op poten zijn van metaal, zwart/grijs of roodoranje/grijs gelakt, laatstgenoemde kleur was bedoeld voor de jeugdafdeling.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/11002/102.1, Centraal bibliotheekgebouw.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2015: Centraal bibliotheekgebouw ontworpen door Jul De Roover [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169859 (geraadpleegd op ).
Bibliotheekcentrale, 1967-74, naar ontwerp van Jul De Roover. Sterk verticaal gelede betonconstructie met dominant, eerder gesloten gevelfront, op de begane grond opgewerkt voor eventuele voetgangersverbinding met Lakborslei. Zuidelijke zijgevel met grote lichtopeningen.
Begane grond en tweede verdieping met alle bibliotheek- en ersoneelsvoorzieningen; verhoogde voorbouw met conferentiezaal .
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Centraal bibliotheekgebouw ontworpen door Jul De Roover [online], https://id.erfgoed.net/teksten/11321 (geraadpleegd op ).