is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in art-decostijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Villa in art-decostijl gebouwd in opdracht van Alfons Sauter, naar een ontwerp door de architect Jef Huygh uit 1935-1936. Het gebouw maakt deel uit van een homogeen bewaarde groep overwegend grote landhuizen in dit gedeelte van de Berkenlaan (nummers 19 tot 33), met een verzorgde architectuur van kwalitatief hoogstaand niveau. Uiteenlopend van karakter, vertegenwoordigen zij de grote diversiteit aan stijlstromingen die tijdens de duur van het interbellum gangbaar waren.
Bouwheer Alfons Sauter, groothandelaar in boter en eieren, was een broer van de beeldhouwer Rik Sauter (1885-1952), die tijdens de eerste helft van de jaren 1930 als lid van kunstkring "De Pelgrim" zijn medewerking had verleend aan enkele belangrijke bouwprojecten van Huygh. Van de hand van Rik Sauter zijn het Sint-Lievensbeeld op de gevel van het Sint-Lievenscollege in de Kasteelpleinstraat, en de monumentale vier evangelisten die de koepel ondersteunen van de Sint-Laurentiuskerk in de Van Schoonbekestraat. Eveneens aan hem toe te schrijven is het Mariabeeldje op de voorgevel van de villa Sauter.
De villa Sauter behoort tot het latere werk van Jef Huygh, die als architect actief was van 1912 tot zijn overlijden in 1946. Na een kortstondige associatie met zijn vroegere stagemeester en diens zoon, de architecten Ernest en Maurice Dieltiëns, ontplooide hij vanaf de tweede helft van de jaren 1920 een bloeiende eigen praktijk. Vooral bekend voor zijn religieuze architectuur in de sfeer van kunstkring “De Pelgrim”, ontwierp Huygh tijdens de jaren 1920 en 1930 ook tal van privéwoningen waarin zowel invloeden van de Duitse Jugendstil of de Wiener Sezession als van de Amsterdamse School versmelten tot een eigenzinnige, expressieve art-decostijl. Zijn architectuur wordt gekenmerkt door aandacht voor verhoudingen, kleur- en materiaalgebruik, ambachtelijke verfijning en een vooruitstrevende ruimtewerking. Tot de vroegste en meest opmerkelijke voorbeelden behoort de "Lianahalle", de eigen woning van de architect aan de Boekenberglei in Deurne uit 1923. De villa Sauter, die tot stand kwam na de voltooiing van de Sint-Laurentiuskerk en gelijk met de bouw van de Sint-Jozefskerk in Deurne, beantwoordt aan een ingehouden vormentaal met een plastische volumetrie en een tot elementaire soberheid gereduceerde detaillering. In die zin is de villa Sauter verwant met het een jaar eerder ontworpen rectorshuis van het ursulinenklooster in Hoogstraten. Zoals gebruikelijk binnen het totaalconcept dat zijn oeuvre kenmerkt, tekende Huygh ook voor de interieurinrichting en het ontwerp van de tuin.
Vrijstaand ingeplant in de breedte van het perceel, op een langwerpige plattegrond van vier bij twee traveeën, omvat het gebouw een souterrain en twee bouwlagen, onder een hoog oprijzend, complex schilddak met dakkapellen. Voorafgegaan door een voortuin, wordt de villa geflankeerd door twee vrijstaande portieken, die op verschillende hoogte de tuin en de 'dienstkoer' vóór de garage afsluiten. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, vanaf een hoge sokkel uit breuksteen in wildverband. Witte natuursteen is gebruikt voor hoekblokken, consoles, dekstenen, vensterposten, spuwers, balustraden en het parement dat in de voorgevel contrastrijk het onderscheidt maakt tussen pui en bovenbouw. Verder bestaat de dakbedekking uit natuurleien, het tuinpad, de opritten en het terras uit ‘flagstone’. Aan het balkvormige hoofdvolume, waarvan de omtrek wordt aangegeven door het schilddak, ontspringen in een plastische compositie meerdere secundaire volumes, die in functie van de functionele indeling van het interieur vorm en expressie van de verschillende gevelzijden bepalen.
Waar in de voorgevel een sterk geprononceerd risaliet met brede puntgevel de middenas bepaalt, doorbreekt de daarin geïntegreerde, massieve hoekrotonde van salon en grote slaapkamer met een krachtig accent de symmetrie van de opstand. Een slanke, tweezijdige erker met conisch beloop flankeert het centrale, overluifelde rondboogportaal, daar waar muurvlechtingen en een ovale oculus de geveltop verlevendigen, en een rondboogtweelicht de traphal aangeeft. Tegen de noordflank leunt het lagere volume van garage en studio aan, plat afgedekt, met een blinde zijgevel, en aan voor- en tuinzijde gemarkeerd door driezijdige bow-windows. Symmetrisch van opzet, met meer regelmaat in de ordonnantie, worden de zuidelijke zijgevel en de op het westen georiënteerde tuingevel in de middenas gearticuleerd door een respectievelijk driezijdige en halfronde uitbouw met balkon; het halfronde terras maakt over de volledige breedte van de tuingevel de overgang tussen huis en tuin. Een opvallend detail eigen aan de persoonlijke signatuur van Huygh zijn de zogenaamde "Jefkes", gedrongen dikbuikige zuiltjes die twee aan twee het dak van de portieken ondersteunen, en de hoog oprijzende, conische schoorstenen met koperen afdekking. Typisch van patroon, met vloeiende spiralen, is het fraaie smeedijzer van het voortuinhek, de inrijpoorten en het traliewerk. Het gevernist houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters met kleine roeden, veelal aaneengesloten tot bandramen, bleef integraal behouden, inclusief het loodglas van het traplicht en de oculi.
De plattegrond is georganiseerd rond de traphal, ingeplant in de noordoosthoek van het hoofdvolume. Volgens de bouwplannen wordt de middenas van de villa op de begane grond achtereenvolgens ingenomen door de vestibule met vestiaire, de hal, en de ‘huiskamer’ met monumentale haard, die via een beglaasde rotonde uitmondt op het terras. Een suite van ontvangstvertrekken bestaande uit het salon met rotonde en de eetkamer, beslaat over de volledige diepte de zuidflank. Ingeplant in de noordflank achter de traphal, staat de keuken in verbinding met de ‘huiskamer’. De tussenverdieping boven de ten noorden aanpalende, net als de dienstingang op straatniveau gesitueerde garage, wordt ingenomen door een zithoekje in het verlengde van de overloop, en een ‘studio’ aan de tuinzijde. Op de bovenverdieping neemt de grote slaapkamer met rotonde en ‘en suite’-badkamer de straatzijde in, en beslaat een biljartzaal met balkon de middenas aan de tuinzijde, geflankeerd door de overige drie slaapkamers. De dakconstructie herbergt twee mansardes en een zolder.
Het ontwerp van de tuin, die destijds uitmondde op de verdwenen spoorwegbedding Mechelen-Antwerpen, beantwoordt aan een volkomen symmetrische, axiale compositie. Volledig omhaagd en geflankeerd door grasborders, berust het aanlegplan op een centrale grasparterre waarin zich twee solitaire bomen verheffen. Een spiegelboogvormig vijver met vermoedelijk een fonteintje vormt de blikvanger aan de zijde van de villa, daar waar het achterste gedeelte als korfbalveld is ingericht. De parterre wordt omringd door een grintweg, op de flanken beplant met dubbele bomenrijen. Als sluitstuk fungeert een in vier segmenten opgedeelde, cirkelvormige rozentuin met vermoedelijk een ornament in het centrum, die door een halfronde pergola en haag is afgeschermd van de met poortjes afgesloten boomgaard in het westelijke uiteinde van de tuin. Een serre bevindt zich op de noordelijke perceelsgrens, vlakbij de villa. Of dit aanlegplan ook werd uitgevoerd, is niet bekend.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Berkenlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in art-decostijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11542 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.