Ook Beukenbilzen genoemd, ter onderscheiding van Eikenbilzen (Eigenbilzen): Bucholtbilsen (1231), Bughoutbilsen (1274), Bucobilsen (1256), Bokebilsen (1295), Bucholtbilsen (1362); vervolgens Blise, Blisia (1333, 1366, 1375).
De aanwezigheid van een Romeinse weg en vondsten uit de prehistorie en de Romeinse periode wijzen op een oude bewoning van de plaats.
De oorsprong van Bilzen hangt waarschijnlijk samen met de stichting van de abdij van Munsterbilzen door Sint-Landrada (circa 705). Vanuit deze abdij worden de kerken van Martenslinde, Genk, Riemst, Waltwilder, Bilzen, Gellik, As en Kleine Spouwen gesticht. Mogelijk was Bilzen een villa (Bilisia) van de Pepiniden-familie, waarvan Munsterbilzen het centrum vormde.
De gunstige ligging aan de Demer, op de grens met de Kempen, geeft ontstaan aan een klein handelscentrum. Bilzen en de helft van Kolmont worden door Lodewijk I van Loon als bruidschat geschonken aan zijn dochter Geertruid bij haar huwelijk met Albert II van Moha, in 1170. Gerard van Loon weigert echter de bevestiging van deze gift aan de zonen van Geertruid; deze graaf verleent verschillende gunsten aan de inwoners van Bilzen. Het is niet duidelijk of hierbij ook het stadsrecht hoorde. Het ontstaan van Bilzen als stad is niet duidelijk, er bleef geen vrijheidscharter bewaard. Midden 13de eeuw was het echter reeds een feit. Ook is het niet zeker of Bilzen in 1180 één van de Loonse vestingen was die, zoals Montenaken en Kolmont, door het Luikse leger werden verwoest.
Volgens Mantelius bezat Bilzen de sterkste burcht van het graafschap; deze wordt circa 1000 gebouwd, waarschijnlijk op de Borreberg.
Bilzen wordt de hoofdplaats van één der vijf ambten van het graafschap Loon, id est het ambt Bilzen, dat een 22-tal dorpen omvat.
In 1386, bij de vrede van Waroux, wordt Luiks recht verleend aan de Loonse steden. Bilzen heeft nu een "Binnenbanck ten luyxschen recht": de stad intra muros valt op juridisch gebied onder het Luiks recht. De rest en een aantal andere dorpen als Eigenbilzen, Gellik, Martenslinde, Rijkhoven, Schoonbeek-Beverst en Waltwilder, blijven onderworpen aan een buitenbank die Loons recht spreekt. Aan het hoofd van het ambt staat de door de prinsbisschop benoemde drossaard, die tevens de buitenbank voorzit. Deze buitenbank van Bilzen was gegroeid uit één van de vijf territoriale Loonse hoven, Eik: het was een beroepshof voor het ambt Bilzen en het district Herk-de-Stad.
De stadsmagistraat is in handen van zes ambachten, die jaarlijks twee burgemeesters kiezen. Samen met de raad van gezworenen en de raadslieden vormen zij het stadsbestuur.
In 1483, tijdens de burgeroorlog tussen prinsbisschop de Horne en de familie de la Marck, wordt Bilzen door de Horne ingenomen en verwoest. De troepen van Maximiliaan van Oostenrijk belegeren de stad en na zware weerstand wordt ze ingenomen; naar verluidt worden 1400 gemeentenaren gedood. Prinsbisschop Erard de la Marck herbouwt de stad in 1506. In 1576 overvalt het Duits garnizoen, door de Spanjaarden uit Maastricht verjaagd, de stad en plundert kerk en pastorie. In 1623-1637 heerst de pest in de stad. In 1636 wordt de stad ingenomen en platgebrand door Jan van Weert en zijn Kroatische troepen. Een tweede pestepidemie breekt uit in 1636 en duurt tot 1637. In 1654 plunderen Lorreinse troepen de stad. Dit gebeurt nogmaals in 1673 door Franse troepen bij het beleg van Maastricht tijdens de oorlog van Lodewijk XIV tegen de Verenigde Provinciën. In 1675 breken de Franse troepen een deel der vestingen af. Bij het verlaten van deze troepen in 1678 brandt een gedeelte van de stad af. Bilzen wordt nogmaals geplunderd in 1692 door Franse dragonders. In 1746 kamperen Franse troepen in de stad tijdens de Oostenrijkse Succesieoorlog; er heerst dysenterie onder de bevolking. In de loop van 1747 kent de stad inkwartieringen en plunderingen door keizerlijke en geallieerde troepen. In 1794 wordt Bilzen bezet door de Franse revolutionaire troepen; in 1795 wordt het hoofdplaats van een gerechtelijk kanton. De plattegrond van de stad ontwikkelt zich volgens een min of meer concentrisch patroon, met als centrum de markt, met Sint-Mauritiuskerk en stadhuis, en als belangrijkste straten: de Brugstraat, de Onze-Lieve-Vrouwstraat met aansluitende Genutstraat, en de Kloosterstraat, die zich aan haar uiteinde splitst in de Ridderstraat en Pypenpoort. De stad was voorzien van een omwalling met een poort aan elk van deze hoofdassen: de Nutspoort of Hasseltsepoort, aan het einde van de Genutstraat, de Brugpoort of Maastrichterpoort, aan de Brugstraat, aan de voet van de Borreberg, en de Pypenpoort of Kempische poort, aan de weg naar Munsterbilzen. De Korenstraat, die thans aansluit bij de Stationlaan liep oorspronkelijk dood op de omwalling; via een kleine, houten brug, de Honsbrug, gaf zij toegang tot de stad aan voetgangers uit Merem en Hoeselt. Belangrijke secundaire straten zijn de Omstraat, de Klokkestraat en de straat van het begijnhof. Deze structuur blijft vrijwel ongewijzigd in het huidige stratenpatroon bewaard. Het verkeer buiten de wal liep via de oude processieweg, die vanuit de Brugstraat langs de wal naar de Hasseltse- of Nutspoort liep; langs hier verliep het doorgaand verkeer tussen Maastricht en Hasselt. Het begijnhof had een kleine poort, die via een voetpad naar de achtergelegen Borreberg leidde. Op deze heuvel bevond zich een Heilige Kruiskapel, die tijdens de Franse bezetting wordt afgebroken.
In 1806 bestaan nog de verschillende stadspoorten en een gedeelte van de aanpalende muren. In 1819 worden de grachten gedempt. De Pypenpoort wordt in 1820 afgebroken, de Nutspoort en de Brugpoort in 1822.
Vanaf 1876 wordt het kerkhof rondom de kerk weggeruimd. In 1890 worden de huizen naast het stadhuis afgebroken om een marktplein te vormen. Van 1894 tot 1895 wordt de rest van het kerkhof genivelleerd ter hoogte van de rest van het marktplein.
Tot in het eerste kwart van de 19de eeuw gebeurt de verbinding met de omliggende steden, Hasselt, Hoeselt/Tongeren, Maastricht, via de kleine wegen doorheen de verschillende dorpen en gehuchten. In 1839 wordt de steenweg Tongeren-Bilzen aangelegd, in 1851 de steenweg Bilzen-Hasselt. In 1856 wordt de spoorlijn Hasselt Maastricht (Aken) aangelegd, die in Bilzen passeert; in 1863 wordt de lijn Hasselt-Bilzen-Tongeren-Luik ingehuldigd, en wordt het station gebouwd. In 1876, aanleg van de steenweg Bilzen-Munsterbilzen. In 1932 wordt Bilzen verbonden met Winterslag door één van de zogenaamde "Koolmijnlijnen".
Vlak bij de stad, aan het einde van de Ridderstraat, bevond zich de vrijheerlijkheid Groote Schueren, dat twee laathoven bezat: Kleine Schuer en Grote Schuer of Motten. De heerlijkheid wordt voor het eerst vermeld in 1294 als bezit van Jan van der Schueren, meyer van Bilzen. Na de familie van Schueren is het goed achtereenvolgens in bezit van de families van Cortenbach, van Bockholtz en de Renesse. Het wordt verkocht in 1925; de puinen waren reeds begin 20ste eeuw verdwenen.
Op kerkelijk gebied is de Sint-Mauritiusparochie een stichting van de abdij van Munsterbilzen, die er het patronaatsrecht en vanaf 1231 het grootste gedeelte van de tienden bezit. Later int de commandeur van Alden Biesen ongeveer een derde van de grote tienden. Tot de 13de eeuw is de titularis van de kerk een kanunnik van Munsterbilzen.
In 1256 wordt in het zuidoostelijke deel van de stad een begijnhof gesticht. Het lag vlak bij de Demer, aan de voet van de Borreberg. De begijnhofkapel was toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën en Sint-Barbara. In 1472 wordt dit begijnhof afgestaan aan de Zusters van de Derde Regel van Sint-Franciscus. Omwille van de ongezonde ligging verhuizen de zusters in 1472 naar de huidige Kloosterstraat, waar zij het klooster van Onze-Lieve-Vrouw ter Engelen stichten. Tot begin 16de eeuw blijft het begijnhof vrijwel verlaten, de kapel wordt bouwvallig. In 1676 komt de heropleving. In 1763 wonen er dertien begijnen, en in 1795 staan er acht huizen, bewoond door tien begijnen. Na de onteigening in de Franse tijd (1800) vervalt de kapel volledig; ze wordt in 1864 aan de gemeente verkocht en ingericht als slachthuis. De begijnhofhuizen verdwenen in de loop der tijd.
Bij het begijnhof hoorde een gasthuis. In 1880 wordt een hospitaal gebouwd, bediend door de Zusters van Barmhartigheid van Ronse.
De zusters, die het klooster van Onze-Lieve-Vrouw ter Engelen stichten, waren afkomstig van Sint-Catharinadal te Hasselt en behoorden tot de franciscanessen van de Derde Orde. Hun vestiging in 1472 op het begijnhof bestaat uit één of meerdere vakwerkgebouwen. Deze gebouwen worden in 1474 door een onweer verwoest. De zusters vragen toelating tot vestiging op een andere plaats; dit gebeurt zoals vermeld in de huidige Kloosterstraat. In 1477 wordt de timmer van de oude gebouwen hier heropgericht. In 1483 wordt het klooster verwoest in de grote brand; het wordt heropgebouwd. Het wordt opnieuw door brand verwoest bij de plundering van de stad door Jan van Weert en zijn Kroatische troepen, in 1636. De goederen worden in 1797 onteigend en verkocht, de kerk wordt afgebroken. De overige gebouwen worden ingericht als privé-woningen. In 1837 kopen de kanunnikessen van het Heilige Graf de woning die de resten bevat van het voormalige klooster en beginnen er een pensionaat.
Het grondgebied ondergaat een aantal wijzigingen: in 1870 worden de gehuchten Rijkhoven, Reek en Bosselaer afgescheiden om de gemeente Rijkhoven te vormen, in 1878 worden de gehuchten Schoonbeek, Laar en Holt bij Beverst gevoegd.
Naast zijn functie als klein, regionaal handelscentrum blijft Bilzen tot de 20ste eeuw een landelijke gemeente zonder industrie. Ongeveer de helft van de actieve bevolking vindt thans werk buiten de gemeente.
Oppervlakte: 1.509 hectare. Aantal inwoners (197O): 7.225.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Acacialaan
Omvat
Akkerstraat
Omvat
Begijnhof
Omvat
Bivelenweg
Omvat
Boswinningstraat
Omvat
Brugstraat
Omvat
Burgerhuis van 1908
Omvat
De Borreberg
Omvat
Dekenij met oranjerie
Omvat
Demerpark
Omvat
Eclectisch winkelhuis
Omvat
Genutstraat
Omvat
Haakstraat
Omvat
Hasseltsestraat
Omvat
Heesveld
Omvat
Hospitaal De Wandeling
Omvat
Klokkestraat
Omvat
Kloostermuur
Omvat
Leten
Omvat
Markt
Omvat
Meershoven
Omvat
Merem
Omvat
Omstraat
Omvat
Opgaande beuk
Omvat
Parochiekerk Heilig Hart
Omvat
Parochiekerk Sint-Jozef
Omvat
Plantsoen
Omvat
Rooi
Omvat
Spurk
Omvat
Stadswoning
Omvat
Stationlaan
Omvat
Toegangshekje
Omvat
Tuinprieel
Omvat
Watermolen Bilsermolen
Omvat
Watermolen Broekemmolen
Omvat
Watermolen Renfortmolen
Omvat
Winkelhuizen
Omvat
Winkelpand
Omvat
Winkelpand met pui
Omvat
Winkelpui
Omvat
Winkelpui
Is deel van
Bilzen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bilzen [online], https://id.erfgoed.net/themas/13448 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.