Herenhuis, voorheen zogenaamd "Den Tennen Pot", verwijzend naar het ambacht van de tingieters. Dubbelhuis van vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (nok parallel aan de straat, leien en mechanische pannen) in neoclassicistische stijl van de tweede helft van de 19de eeuw, doch vermoedelijk met oudere, 18de-eeuwse kern. Het huidige voorkomen is waarschijnlijk het resultaat van een ingrijpende verbouwing door Joseph Caron die in 1885 de veranda liet bijbouwen (zie inscriptie gevelsteen), samen met de derde bouwlaag en wellicht ook de meeste aanhorigheden; de erker aan de voorgevel werd in 1910 aangebracht door Fr. Brusseleers-De Kort, schrijnwerker en aannemer. Verbouwing tot huidig handelspand in 1986.
Bepleisterde, beschilderde lijstgevel op arduinen sokkel met diamantkoppen, op de begane grond met schijnbossage; gevelafsluiting met gelede architraaf, panelenfries en houten kroonlijst op gekoppelde consoles, klossen en tandlijst. Risalietvormende middelste travee met rechthoekige koetsendoorgang, over de volledige breedte bekroond met huidige houten erker, voorheen balkon, op sierlijk bewerkte voluutconsoles. Rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met oren, op de tweede bouwlaag vermeerderd met doorlopende balustrade, cartouchevormige sleutel en kroonlijst, op de derde met smalle ijzeren leuningen.
Bij de aanpassing tot winkelpui werd de oorspronkelijke ordonnantie van de begane grond gerespecteerd. Doorgang met neoclassicistisch cassettenplafond, wandbekleding met panelen, omlijstingen opgevat als entablement; aan linkerzijde trapzaal en dienstvertrekken; de monumentale trap met mooie smeedijzeren leuning en fraaie lichtkoepel gaat slechts tot de eerste bovenverdieping; aan rechterzijde rijkelijk gedecoreerde woonvertrekken zie huidige winkels op de begane grond, met stucwerkplafonds, lambriseringen, wandversiering met panelen.
Veranda van 1885; vermoedelijk dateren ook de bijkomende lokalen op de bovenverdieping van de achterbouw en de aansluitende bijgebouwen, respectievelijk de voormalige koetsenstallingen ten westen en het dienstbodenverblijf ten oosten uit deze tijd: achter- en bijgebouwen van één of twee bouwlagen en verschillend aantal traveeën, uitgevoerd in baksteen met beschilderde muurbanden, bakstenen of beschilderd fries, houten kroonlijst en gedeeltelijk omlijste, segmentbogige muuropeningen met waterlijst. De bijhorende tuin besloeg de volledige diepte tot aan de Driezenstraat.
- Stadsarchief Turnhout, Bouwaanvragen, 1910, dossier 31.
- DE BONT Y., 100 jaar wonen in Turnhout, Architectuur van 1895 tot 1995, Zellik, 1995, p. 20, 23.