Het zuidelijke deel van de wijk Zurenborg is gelegen op het grondgebied van het district Berchem. Tussen de Singel ten zuiden, de Guldenvliesstraat en spoorweg ten westen, het ronde plein gevormd door de Draakplaats en het Tramplein ten noorden en de Pretoriastraat ten oosten, bevindt zich een homogeen ensemble woningen, voornamelijk uit het begin van de 20ste eeuw. Dit bouwkundig erfgoed geeft een overzicht van de stedelijke, burgerlijke architectuur van het einde van de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw. Dit vertaalde zich in veel traditionele, bij de burgerlijke smaak aanleunende bouwkunst, zoals neoclassicisme, beaux-artsstijl, eclecticisme en zelfs een paar ontwerpen in neorococo. Maar Zurenborg vormt ook een openluchtmuseum voor de art nouveau in Antwerpen, waarbij de Cogels-Osylei de pronkzaal is. Deze architectuurkwaliteit, in combinatie met de unieke ontstaansgeschiedenis van de wijk, de geplande stratenaanleg en de voortuinstroken, maken van Zurenborg een uniek ensemble binnen het architecturaal patrimonium van Vlaanderen.
De hoge architecturale kwaliteit van de wijk is te danken aan de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen. De vennootschap werd in 1886 opgericht om Zurenborg te ontwikkelen tot woonwijk voor de hogere middenklasse. Het doel was om in eigen beheer modelwoningen te bouwen, ofwel voor onmiddellijke doorverkoop, ofwel bestemd voor de verhuur. Niet toevallig koos de maatschappij telkens voor de invulling van de meest zichtbare percelen in de wijk: op de hoeken, bij rotondes of pleintjes, grote percelen centraal in de straat. Op die manier hoopte ze potentiële privé-investeerders te lokken, goed wetende dat straten waar al kwalitatieve bebouwing aanwezig is, aantrekkelijker zijn voor investeringen. Ook was het duidelijk de bedoeling voorbeelden te geven van de rijk uitgewerkte, eclectische bouwstijlen die de voorkeur van de maatschappij genoten. De investeringen van de maatschappij zijn in dit deel van de wijk Zurenborg geconcentreerd in de Generaal Van Merlenstraat, de Transvaalstraat, de Waterloostraat en natuurlijk de Cogels-Osylei. Die centrale as door de wijk bouwde de maatschappij uit tot het pronkstuk van Zurenborg. 56 woningen van de in totaal 88 huizen in de Cogels-Osylei zijn gerealiseerd door de maatschappij zelf. Op die manier zijn ze er in geslaagd om de Cogels-Osylei uit te bouwen tot de prestigieuze kroon op hun grote project dat de volledige wijk Zurenborg omvat.
De maatschappij selecteerde populaire architecten en bouwmeesters voor haar projecten. Grote namen zoals Jos Bascourt, Bilmeyer & Van Riel, Cols & Defever, Jules Hofman, Frans Smet-Verhas en Frans Van Dijk kregen er de kans een grandioze, visueel aantrekkelijke wijk uit te bouwen, maar daarenboven ook hun eigen carrières een flinke boost te geven. Want ook de particuliere bouwheren in Zurenborg deden vaak beroep op die architecten die door de maatschappij werden gepromoot. Productieve architecten op de particuliere markt die niet teruggevonden kunnen worden voor opdrachten van de maatschappij zijn de zeer opvallende Jacques De Weerdt, gevolgd door een aantal architecten die allen een drietal woningen in Zurenborg tekenden, zoals Ch. De Roeck, John Van Beurden of Adolphe Van Coppernolle.
Deze architecten zorgden stuk voor stuk voor luxueus uitgevoerde, rijk versierde, ruime burgerhuizen. Waar men in de jaren 1880 en begin de jaren 1890 koos voor eclectische ontwerpen met in hoofdzaak elementen uit de neo-Vlaamserenaissance-stijl, schoof de voorkeur rond de eeuwwisseling en in het begin van de 20ste eeuw duidelijk richting cottagestijl en art nouveau.
Dit is in overeenstemming met de algemene architectuurevolutie in het Antwerpse, zij het dat het neoclassicisme in het Berchemse deel van Zurenborg opvallend ondervertegenwoordigd is in vergelijking met het overwicht van deze stijl in andere wijken. Deze klassieke, vrij strenge en sobere bouwstijl werd duidelijk niet gepromoot door de maatschappij, ten voordele van de door eigentijdse architectuurcritici meer gepromote opvallende bouwstijlen. Een alternatief voor het neoclassicisme dat in Zurenborg wel goed vertegenwoordigd is, is de op de Franse bouwstijlen geïnspireerde, van rijke materialen voorziene beaux-artsstijl, zij het in een eenvoudige, niet altijd zuivere vorm.
Vermeldenswaard zijn drie bouwmaatschappijen die kort voor de Eerste Wereldoorlog een hiaat opvulden in de woningbouw in Zurenborg, namelijk De Voorzorg, de Berchemse Bouwhandel en Voorspoed. In tegenstelling tot de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen, richtten deze bouwmaatschappijen zich niet op prestigieuze, duur afgewerkte burgerhuizen voor de hoge burgerij, maar eerder op eenvoudig vormgegeven, budgetvriendelijke woningen, waaronder ook meergezinswoningen.
Zurenborg was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zo goed als voltooid. Weinig onbebouwde percelen bleven over. Omdat de wijk weinig te lijden had onder de oorlog, is er slechts een klein percentage interbellumarchitectuur te vinden, goed voor een dertigtal geselecteerde woningen. Bijna de helft daarvan borduurt verder op de architectuurstijlen van de Belle Epoque, met gevels in eclecticisme, beaux-artsstijl of neoclassicisme. Vooruitstrevende interbellumontwerpen in art deco zien we van Robert Soebert. Kaplansky tekende één van de drie huizen in modernistische stijl die de wijk rijk is. Hoewel voor Zurenborg een ander algemeen idee leeft, dateert slechts één derde van de woningen in het stadsgezicht uit de 19de eeuw. Het Berchemse gedeelte van de wijk werd dus grotendeels vormgegeven in de eerste twee decennia van de 20ste eeuw. De vormen daarmee een uitgelezen staalkaart van de stedelijke architectuur in Antwerpen aan het begin van de 20ste eeuw.