erfgoedobject

Provinciaal Domein Bokrijk

bouwkundig / landschappelijk element
ID
120895
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120895

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het domein van Bokrijk, oorspronkelijk in het bezit van de abdij van Herkenrode, omvat het 19de-eeuwse kasteel van Bokrijk met bijhorend landschappelijk park, het Openluchtmuseum, het arboretum, natuurreservaat het Wik en het vijvercomplex in het westen.

Het Provinciaal Domein van Bokrijk, circa 540 hectare groot, bevindt zich ten noorden van het gehucht Bokrijk (ten noorden van de steenweg Hasselt-Genk, plaatselijk de Hasseltweg genaamd), ten westen van Genk en ten noordoosten van Hasselt.

Historiek

Het domein kwam via de graven van Loon in 1252, als bos “Buscurake” genaamd, in het bezit van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode, die het gebied beboste, er visvijvers aanlegde en het als landbouwgebied ontgon. De abdij liet het domein tot de Franse Revolutie uitbaten. Oorspronkelijk maakte het domein deel uit van het grondgebied Hasselt, maar na een twist tussen Hasselt en Herkenrode (1550- 1556) kwam het in bezit van Genk. Een oudere hoeve, gelegen op de plaats van het huidige kasteel, werd in 1744-1745 vervangen door een herenwoning met hoeve.

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1774-1775) wordt deze plek vermeld als “Boeckraeck”. Er ligt een cluster van gebouwen met ten oosten en ten zuidoosten van de binnenplaats een complex tuinen op deze plaats. Er rond komen akkers voor. Het nabijgelegen loofbos wordt “Broekckraeckbosch” genoemd. Ten westen van het bos bevinden zich enkele vijvers, aangeduid als “Broeckraeck Vijver”. Een hoefijzervormige, aarden omwalling begrenst het domein. De omgeving bestaat overwegend uit heide. De kaart van Vandermaelen (1854) toont een toename van het aantal vijvers, terwijl ook het bosbestand rond de "Craenevenne" een opmars kende. De heide overheerste nog steeds het zuidelijke deel.

Zoals de overige abdijgoederen werd het goed in 1797 verkocht en het evolueerde het in de loop van de 19de eeuw van een hoeve met uitgestrekte landerijen naar een kasteel in neorenaissancestijl met neerhof, park en eveneens landerijen. In 1797 verworven door ex-minderbroeder Marcel Geelen uit Maastricht werd Willem Boddin uit dezelfde stad er in 1826 eigenaar van. Tot 1850 was het goed in handen van Rittweyer, directeur bij de Société Générale de Belgique, nadien en tot 1859 van zijn schoonzoon graaf Coghen, minister van Financiën. In 1890 verwierf de familie Edgard Maris-Vanhees Bokrijk. Zij lieten het kasteel naar ontwerp van architect Van Mansfeld bouwen en het Engels park naar plannen van Jan Hubert Creten aanleggen. De enorme houtverkopen in 1890 door Edgard Maris schetsen een goed beeld van zijn investeringen in de bosbouw. Op haar beurt verkocht deze familie Bokrijk in 1897 aan graaf F. de Meeüs en zijn echtgenote Idalie de Potesta. In 1898 werd de herenwoning verbouwd tot kasteel. Ook deze eigenaars besteden veel aandacht aan bosbouw: ongeveer 80 hectare grond werd in hun opdracht herbebost. Verschillende percelen kregen een andere bestemming: meer dan 5 hectare werd ingenomen door nieuwe visvijvers, verschillende hectaren heide werden omgevormd tot landbouwgrond en op meer dan 4 hectare land werden hoogstamboomgaarden aangelegd. Hun erfgenamen, Charles en Alphonse de Meeüs en hun zus Ida, gravin de Hemptinne, verkochten Bokrijk in 1917 aan een consortium van makelaars. Of de pas gestarte steenkoolwinning in Genk daar voor iets tussen zat is onduidelijk. In 1927 werd de Belgische Boerenbond eigenaar van het kasteel dat in 1938 tenslotte met nagenoeg 540 hectare akkerland, bos, moeras, vijvers en weide aan de provincie Limburg verkocht werd.

Het Primitief kadasterplan, opgemeten in 1813, toont een gesloten hoeve met aansluitende, ruime moestuin ten oosten en één ten zuidwesten. In de verschillende dreven en brandgangen zijn de huidige Bokrijklaan herkenbaar; de dreef "Craenevenne", waaraan de hoeve ligt, tussen de Bokrijklaan en de Landwaartslaan in Genk; de dreef parallel met de Zusterskloosterbeek en tenslotte twee secundaire dreven langs het Eikbos, tussen de beek en "Craenevenne". Deze dreven worden ook weergegeven op de kaart van Vandermaelen (1854) en op kaart van het Dépôt de la Guerre (revisies 1886 en 1908, uitgave 1923). Bij vergelijking van deze laatste kaart met de eerste uitgave van 1878 (opname 1868) is te zien dat de eerste, kleinere hoeve iets noordelijker lag en ten zuiden en zuidoosten ook een boomgaard bezat. Ook de dreven en brandgangen uit de tweede helft van de 19de eeuw zijn nu nog integraal aanwezig.

De aanleg van een lustpark ten noordwesten en de bouw van een neorenaissancekasteel werden respectievelijk in 1890 en 1896 op het kadaster genoteerd en mogen op naam van de familie Maris-Vanhees uit Hasselt geschreven worden. Ook voordien reeds waren er botanisch interessante boomsoorten aangeplant onder invloed van de baron Louis de Villenfagne van Vogelsanck in Heusden-Zolder. Die lag aan de basis van veel botanische introducties in ons land. Bossen van Amerikaanse eik (Quercus rubra) werden in 1881 door notaris Isidore Goetbloets ter plaatse ingezaaid met zaad mogelijk afkomstig van het kasteelpark van Vogelzang.

Aanvankelijk enkel als natuurreservaat bestemd evolueerde het Provinciaal domein Bokrijk sedert 1951 naar een recreatieoord. Het kasteel is sinds 1951 als restaurant in gebruik en in 1958 ging het Openluchtmuseum onder leiding van J. Weyns open. Oorspronkelijk was het Openluchtmuseum opgezet als een museum van de materiële volkscultuur van de Kempen (Limburg en Antwerpen), geconcretiseerd in een aantal hoevetypen, gegroepeerd rondom een dorpsplein (openluchtmuseum van het zogenaamde dorps- of nederzettingstype). Later kwam een uitbreiding tot interprovinciaal museum, ingedeeld in drie zones, naar de drie grote cultuurlandschappen: de heide met gebouwen uit de Limburgse en Antwerpse Kempen, het vruchtbaar heuvelland met gebouwen uit het Maasland, Haspengouw en Brabant en het vruchtbaar laagland, met gebouwen uit Oost- en West-Vlaanderen (dit gedeelte was opgevat als museum van het parktype, met gebouwen in los verband opgesteld). Hiernaast werd sinds 1959 gewerkt aan een stadskwartier, zogenaamd "De Oude Stad", een verzameling van stedelijke architectuur uit heel Vlaanderen. In 1995 werd naast een veentuin ook een kruidentuin aangelegd.

In 1949 werd het Centrum voor Bosbiologie opgericht en startte de uitbouw van een arboretum. Dat arboretum werd in de jaren 1950, door ingenieur G. Geerts, beheerder van het domein, samen met botanist G. Gielen aangelegd. Plantgoed werd geleverd door Florent Tips uit Herk-de-Stad.

Beschrijving

Het domein bestaat uit het park in landschappelijke stijl met riant karakter bij het kasteel van Bokrijk, ontstaan uit de oorspronkelijke abdijhoeve; het Openluchtmuseum; het arboretum; het natuurreservaat het Wik; bossen tussen het kasteel en het Wik en tenslotte zones voor sport, spel en recreatie. Het domein bevindt zich te midden van bossen met proefaanplantingen met tal van exotische soorten en uitgestrekte natuurgebieden. Het ligt in de vallei van de Zusterklooster- en de Kapelbeek en is een onderdeel van een hydrografisch landschap, meer bepaald het bosrijk vijvergebied tussen het Kempisch plateau en de Demer. Bijgevolg is het gebied typerend voor Midden-Limburg als landschapstype.

Het domein van Bokrijk heeft een belangrijke esthetische waarde: ten tijde van de bescherming ging de aandacht vooral uit naar het kasteeldomein en het natuurschoon van de omgeving. De bossen, heide, hooi- en weilanden, de vijvers en moerassen gaven het gebied, naast het landschappelijk park met aanhorigheden, een hoge belevingswaarde. De landschapsonderdelen bezitten een bijzondere ecologische waarde. Zowel in het oosten van het domein (het Wik) als in het westen komen landschapsecologisch belangrijke vijvercomplexen voor. Verder zijn het arboretum en de verspreid voorkomende bomen en bomengroepen (al dan niet in bosverband) van botanisch en/of dendrologisch belang.

De grenzen van het oorspronkelijke domein zijn in grote lijnen herkenbaar. Delen van het kasteelpark, enkele bossen, vijvers en graslandpercelen zijn historisch stabiel. Op sommige plaatsen is de aarden wal, die rond het oorspronkelijke domein gelegen was, nog zichtbaar. Deze 13de-eeuwse wal werd gebruikt als verbindingsweg naar de dreef tussen Diepenbeek en Zonhoven en is nog herkenbaar op de scheiding tussen de wandelweg en de kruidentuin. De aarden wal rond het domein werd omstreeks 1550 opgehoogd en is nog te volgens langs de visvijvers op de grens tussen Hasselt en Genk. Bijgevolg heeft het landschap een belangrijke historische waarde.

Fysische geografie

Binnen het domein bestaan de bodems overwegend uit zandgronden, met lokaal een bijmenging van leem. Hier en daar zijn ook bodems zonder profielontwikkeling of met sterk gevlekte/verbrokkelde klei-aanrijkingshorizont aanwezig. De tertiaire afzettingen behoren tot het Lid van Genk en zijn bedekt door pleistocene dekzanden van niveo-eolische oorsprong. Het landschap is relatief vlak met een hoogte van circa 30 tot 50 meter +TAW en helt in zuidwestelijke richting af naar de Demer. Het domein bevindt zich op het pediment van het Kempisch plateau, dat een zachthellende strook tussen het plateau en de Demervallei vormt.

De Zusterkloosterbeek, een oude vloedgracht, doorkruist het domein van het noordoosten naar het zuidwesten. De Kapelbeek, die in de Zusterkloosterbeek uitmondt, werd tijdens de 19de eeuw gegraven als afvoer van het grachtensysteem en wordt gevoed door verschillende kleine grachtjes. Binnen het domein van Bokrijk komen twee vijvercomplexen voor: het Wik in het oosten en het westelijk vijvercomplex. Beide complexen worden bevloeid door de Zusterkloosterbeek. In totaal gaat het om een 60-tal vijvers. De viskweek voor de provinciale waterlopen vindt niet meer plaats in Bokrijk. Om het gebied optimaal te kunnen ontginnen en bosbouw mogelijk te maken zijn binnen het domein afwateringsgrachten en rabatten aangelegd in of langs de meeste bosbestanden. Deze structuren zorgen voor een diversificatie van de aanwezige fauna en flora: de rabatten zijn vaak begroeid met veenmos (Sphagnum) en op de oevers van diverse greppels komt vaak dubbelloof (Blechnum spicant) voor. Een deel van deze structuren raakte geleidelijk aan in onbruik.

Naast de bosbestanden en vijvercomplexen zijn de open plekken eveneens bepalend voor het landschap. Binnen de bosbestanden gaat het om kleinschalige open plekken, elders gaat het om hectaren weiland, akkers en gazons nabij het kasteel. De Biologische Waarderingskaart vermeldt de aanwezigheid van populierenaanplanten op de vochtige beekgronden, soortenarm cultuurgrasland, soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden en naaldhoutaanplanten met ondergroei van struiken en bomen in het zuiden van het gebied. De weilanden zijn afgeboord met bomenrijen en houtwallen.

Algemeen voorkomende diersoorten binnen het domein zijn onder andere bunzing, wezel en reeën. Ook everzwijnen, vossen, steenmarters en diverse soorten spitsmuizen en vleermuizen komen hier voor. Soorten als dodaars, wintertaling, waterral, buizerd en uilen behoren tot de belangrijke broedvogelsoorten. Enkele soorten als bijvoorbeeld fuut, woudaapje en roerdomp zijn zeldzaam. In de vijvercomplexen worden frequent kikkersoorten, salamanders en gewone pad aangetroffen. Minder algemene soorten zijn onder meer de vinpootsalamander, poelkikker en rugstreeppad. Enkele vlindersoorten van op de Rode Lijst, bijvoorbeeld bont dikkopje, bruin blauwtje en groentje, werden waargenomen binnen het domein.

Kasteel en park

Het kasteel van Bokrijk is een landhuis in neorenaissancestijl, gebouwd in 1898 met resten van de vierkantshoeve ten oosten ervan die uit de eerste helft van de 18de eeuw dateerde. Het kasteel bevindt zich in een park ten oosten van het Openluchtmuseum, centraal in het domein Bokrijk. De voormalige hoevegebouwen zijn rond een vierkante, deels gekasseide binnenplaats geschikt. Aan de zuidelijke zijde van de binnenplaats liggen de stallen, bestaande uit negen traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak van mechanische pannen. Het bakstenen gebouw heeft een kalkstenen hoekband tussen de vierde en vijfde travee en muurankers van gesmeed ijzer. De rechthoekige deuren en kleine vensters hebben een kalkstenen omlijsting. Ten noorden zijn het wagenhuis en stallingen van acht traveeën onder een zadeldak van mechanische pannen met recente dakkapellen gesitueerd. Dit bakstenen gebouw met twee rondboogpoorten heeft een kalk- en mergelstenen hoekband tussen de vierde en vijfde travee. De rechthoekige muuropeningen hebben een kalkstenen omlijsting. Aan de oostelijke zijde zijn nog resten van de voormalige dubbele dwarsschuur aanwezig. Enkel de westelijke gevel behield zijn oorspronkelijk uitzicht. De hoekbanden van dit bakstenen gebouw bestaan uit kalk- en mergelsteen. De kalkstenen rondboogpoorten zijn verankerd, met op regelmatige afstanden geplaatste negblokken en een ontlastingsboog van een platte laag, een rollaag en opnieuw een platte laag.

Het park in landschappelijke stijl met riant karakter, met een oppervlakte van 38 hectare, ligt ten westen van het kasteel (gedeeltelijk in het Openluchtmuseum) en bestaat uit uitgestrekte, glooiende grasvelden met solitairen, bomengroepen en lange dreven van onder andere gewone Douglasspar (Pseudotsuga menziesii). Het park zou zijn getekend door landschapsarchitect Jan Hubert Creten (Hasselt, 1830-1910), telg uit een familie van tuiniers die in de streek Alken-Hasselt-Sint-Truiden werkzaam was. Een recente vijvertuin werd aangelegd vertrekkend van een bestaande waterpartij, grenzend aan de kruidentuin van het Openluchtmuseum, aan de rand van het park, ten westen van de laan van het kasteel naar het arboretum. Een fraai laantje van leilinden (Tilia) loopt van het kasteel naar het Openluchtmuseum. De tegenoverstaande bomen zijn verbonden door dwars groeiende takken als guirlandes.

Binnen het park komen volgende soorten voor: Amerikaanse eik (Quercus rubra), atlasceder (Cedrus atlantica), bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), grootbladige linde (Tilia platyphyllos), Krimlinde (Tilia europaea (x) ‘Euchlora’), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), reuzenlevensboom (Thuja plicata), gewone robinia (Robinia pseudoacacia), tamme kastanje (Castanea sativa) en treurbeuk (Fagus sylvatica ‘Pendula’). Exotische bomen werden aangeplant als solitairen of in groepjes van drie, vijf of zeven exemplaren. De waterpartij, voorzien door Creten, werd pas na de afwerking van het kasteel gegraven.

Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk

Het Provinciaal Openluchtmuseum Bokrijk, gesitueerd tussen het kasteel en het westelijke vijvercomplex, herbergt een unieke verzameling van gebouwen met huisraad en alaam, afkomstig uit verschillende regio’s van Vlaanderen en in het museum gegroepeerd volgens drie landschapstypes: het arme heidelandschap (Kempen), het vruchtbare heuvellandschap (Haspengouw en Brabant) en het vruchtbare laagland (Oost- en West-Vlaanderen). In het museumgedeelte van de Kempen werd een museumdorp gebouwd: het dorpsplein vormt de kern van dit deel. Eén van de typische aanlegvormen van de Kempense dorpen, de driehoek, werd op het museumterrein uitgezet. Typerende gebouwen gegroepeerd rond het dorpsplein zijn onder andere woon(stal)huizen en langgevelhoeven, stallen, schuren, molens, een herberg, kerk en pastorie. Voor het Haspengouws museumgedeelte werd een museumnederzetting ontworpen, een kopie van het dorpje Ulbeek in het midden van de 19de eeuw. De bebouwing is geconcentreerd rond een klein dorpspleintje met twee poelen en lindebomen (Tilia). Onder andere woonhuizen en vierkantshoeven, stallen, schuren, een tolhuis, kapellen, een kerk, een schooltje en een brouwerij kenmerken dit museumgedeelte. Het Oost- en West-Vlaamse gedeelte omvat een staalkaart van de woonvormen in de verschillende cultuurlandschappen uit dit landsdeel, met een reeks boerderijen in plaats van een aangelegde nederzetting.

Hier en daar zijn in het Openluchtmuseum bij de landelijke constructies tuintjes naar oude voorbeelden aangelegd. De voormalige moestuin, 1 hectare groot, werd heringericht met materialen uit de staalkaart van de betonindustrie. De monumentale fruitmuren van baksteen met een afschuining als randafwerking bleven op de noord- en oostzijde behouden. Het hek is van industriële makelij.

Arboretum en bossen

Het arboretum is ongeveer 20 hectare groot en ligt op het Koeibos, een waterrijk perceel. Het is grotendeels thematisch ingedeeld en heeft ook vaste planten met oog voor de aangename wandeling. Het bezit onder andere referentiecollecties van hulst, magnolia en rododendron. Andere geprefereerde soorten zijn bamboe en hortensia.

In het arboretum worden volgende boomsoorten aangetroffen: vederesdoorn (Acer negundo var. californicum) met stamomtrek van 2,56 meter, esdoorn (Acer x zoeschense) met stamomtrek van 1,70 meter, els (Alnus x spaethii) met stamomtrek van 1,98 meter, cedrela (Toona sinensis) met stamomtrek van 1,40 meter, Oosterse beuk (Fagus orientalis) met stamomtrek van 1,40 meter, kwartjesbeuk (Fagus sylvatica ‘Rotundifolia’), maackia (Maackia amurensis) met stamomtrek van 1,70 meter, variëteit van maackia (Maackia amurensis var. buergeri) met stamomtrek van 1,60 meter, Japanse rode den (Pinus densiflora) met stamomtrek van 1,30 meter, Pinus densiflora ‘Umbraculifera’ met stamomtrek van 0,77 meter, Bosnische den (Pinus leucodermis) met stamomtrek van 1,62 meter, Amerikaanse witte den (Pinus monticola) met stamomtrek van 1,20 meter, Mantsjoerijse linde (Tilia mandshurica) met stamomtrek van 3,69 meter en torreya (Torreya nucifera) met stamomtrek van 0,80 meter (opname in 1999).

In de bossen zijn volgende soorten terug te vinden: moeraseik (Quercus palustris), tulpenboom (Liriodendron tulipifera), sikkelcipres (Cryptomeria japonica) en talrijke dennen- en sparrensoorten (Pinus en Picea). Omwille van de dominantie van naaldhout vormen de bospercelen een typisch Kempens bos. De Biologische Waarderingskaart vermeldt de aanwezigheid van eiken-berkenbos en bospercelen met gemengd loofhout en naaldhout. Een deel van het aanwezige bos werd reeds afgebeeld op de Ferrariskaart. Bijgevolg gaat het grotendeels om historisch stabiel bos. De uitzonderlijke variatie in bosbouw is het resultaat van een lange traditie van het verzamelen en kweken van bijzondere soorten. Het domein kende twee bebossingsperioden: de eerste vond plaats omstreeks 1900, de tweede na de Tweede Wereldoorlog.

Grote delen van het domein worden doorsneden door dreven. De meeste dreven bevinden zich in bosverband. Enkele merkwaardige dreven zijn de dreef tussen het kasteel en het arboretum, de Douglasdreven in de bossen bij het kasteel en de beukendreef nabij het Wik.

Natuurreservaat het Wik

Het natuurreservaat het Wik bevindt zich in het oosten van het domein van Bokrijk. De kern van dit vijver- en bosgebied wordt gevormd door negentien vijvers, aangelegd voor viskweek of ontstaan door ijzerertswinning. De Zusterkloosterbeek voorziet de vijvers van water via een systeem van grachten, sloten, sluizen en overlopen. Twee belangrijke brongebieden in de buurt zorgen eveneens voor de watervoorziening. Het typerende open moeras- en vijverlandschap met bijhorende fauna en flora verdween ten gevolge van de intensievere viskweek en moest plaats maken voor vijvers die steeds verder verlandden en verbosten. Vanaf de jaren 1980 werd de verbossing geleidelijk aan aangepakt. Na de overdracht van het beheer aan Natuurpunt vzw in 1994 kwam geleidelijk een einde aan de viskweek en kregen de vijvers hun open karakter terug. De roerdomp is een jaarlijkse broedvogel in het gebied. Andere soorten zijn woudaapje, porseleinhoen, waterral, boomvalk en ijsvogel. De visarend vindt in het Wik een ideale pleisterplaats. Jaarlijks broeden in dit gebied ongeveer 80 vogelsoorten.

Het Wik wordt gekenmerkt door een grote variatie aan biotopen, onder andere rietland, vijvers, ruigtes, elzenbroeken, venige berkenbossen, gagelstruwelen en andere. Typerende watergebonden soorten in het Wik zijn groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris), drijvende egelskop (Sparganium angustifolium), drijvende waterweegbree (Luronium natans), gele plomp (Nuphar lutea) en witte waterlelie (Nymphaea alba). De dijkflora, met onder andere struikhei (Calluna vulgaris), gewone dophei (Erica tetralix) en blauwe en rode bosbes (Vaccinium myrtillus en Vaccinium vitis-idaea), heeft een meer Kempens karakter. Ten gevolge van het plaggen komen veenpluis (Eriophorum angustifolium), rode dopheide (Erica cinerea) en kleine en ronde zonnedauw (Drosera intermedia en Drosera rotundifolia) tot ontwikkeling.

Net ten noorden/noordoosten van de Boekrakelaan bevindt zich nog een 19de-eeuws deel van de oude wal.

  • Kadasterarchief Limburg, Primitief plan van landmeter Reijnders, opgemaakt in 1813, herzien in 1842.
  • Kadasterarchief Limburg, Mutatieschetsen Genk.
  • Archief Onroerend Erfgoed Limburg, DL000087, Domein Bokrijk, landschappelijke situering (sine dato, sine loco).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH PH. & VAN MEULDER J. 1992: Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Brussel.
  • CRIEL D., MAES K. & MESKENS B. 2013: Bos- en aanvullend landschapsbeheerplan Bokrijk, Gent, 46-48, 52-56, 72-78, 117-135.
  • DE MAEGD C. (red.) 2006: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Limburg, Deel 2: As, Beringen, Diepenbeek, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen, Opglabbeek, Tessenderlo, Zonhoven, Zutendaal, M&L Cahier 12, Brussel, 53-55.
  • GEUSENS J. 1992: Landschapswandeling Kortrijk, Hasselt, 13, 27, 45, 49.
  • GEYSKENS B., BATS H. & VAN DEN BROECK M. 2001: Relictzone ‘Domein van Bokrijk’. Landschapsatlas, R70055, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • Kroniek van Hasselt, Nota van 16 augustus 1891, 219.
  • LAENEN M. 1992: Provinciaal openluchtmuseum Bokrijk. Gids, Brussel.
  • VAN BAELEN s.d.: Bokrijk in historisch perspectief, s.l., 7-15.
  • VAN KELST 1978: Bokrijk nu, Volkskunde, Speciaal nummer ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van het Openluchtmuseum te Bokrijk, 74.3, 187.
  • VAN MEULDER J., NOREN J. & VANHAEREN R. 1984: Bomen en struiken in Bokrijk, Hasselt.
  • Mondelinge informatie over Jan-Hubert Creten verkregen van Paul Leppens.

Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BOSSCHE H., 2006: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 2: As, Beringen, Diepenbeek, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen, Opglabbeek, Tessenderlo, Zonhoven, Zutendaal, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Cox, Lise; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Duitse observatiepost

  • Omvat
    Kasteel van Bokrijk

  • Omvat
    Molen van Millegem

  • Omvat
    Molen van Schulen

  • Omvat
    Romaanse Sint-Hubertuskapel

  • Omvat
    Woning De Witte Engel

  • Is deel van
    Genk


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Provinciaal Domein Bokrijk [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120895 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.