Gemeente op het Kempisch Laagplateau, aan Demer en Albertkanaal; een zuidwest-nooroost gerichte heuvelrug verbindt het Hageland met het Kempisch Laagplateau; ten zuiden de brede Demervallei, ten westen de depressie der Laarbeek.
Voor het eerst vermeld in 1200 als Lumn (Germaanse "lom", vochtig). Aanvankelijk "villa" van de bisschop van Luik, waarvan de kern (Lummen-Koersel) tot 1180 een parochie vormde. Tijdens de 10de tot de 12de eeuw legden de graven van Loon beslag op de bisschoppelijke villa en vormden een allodium in het kader van de uitbreiding van Loon in de richting van de "Pagus Toxandriae" en hun verzet tegen de hertogen van Brabant.
In 1203 overdracht door Lodewijk II aan prins-bisschop Hugo de Pierrepont en terug in leen genomen met als onder leenman Lodewijk van Walcourt, voogd van Haspengouw en eerste Heer van Lummen (toen tweeheerlijkheid). Door huwelijk in 1350 in het bezit van de familie van der Marck-Arenberg tot aan de Franse tijd. Door deze familie werden pogingen ondernomen om de vrijheerlijkheid als onafhankelijk land te beschouwen, terwijl de hertogen van Brabant vanaf de 14de eeuw beweerden een kwart der heerlijkheid te bezitten, welke rechten ze driemaal aan van der Marck trachtten te verkopen. Daardoor behoorde de heerlijkheid "pro indivisio" aan twee heren: binnen de grenzen van Lummen (Lummen, Linkhout, Koersel, Schulen vanaf 1260) lagen Loonse en Brabantse bezittingen door elkaar, met uitzondering van Schulen (uitsluitend Loons). Vandaar drie schepenbanken: de Loonse buitenbank met beroep bij het Hof van Vliermaal, de Brabantse buitenbank onderworpen aan de schepenbank van Halen, en voor de dorpskom een speciale schepenbank, onder de twee heren ressorterend, met beroep te Diest.
Parochie: bisdom Luik, aartsdiaconie Kempen, dekenij Beringen; begevingsrecht bij de Heren van Lummen; voor Viversel begevings- en tiendrecht bij de pastoor van Lummen.
Lummen vormde een kerndorp met rechthoekig dorpsplein; ten zuidwesten van het dorpsplein, op de plaats van de huidige kerk, vermoedelijke site van het "castrum", later vervangen door de Burg, buiten de dorpskom. Tijdens de 17de en de 18de eeuw verschillende schansen waarvan nog vier zichtbaar op de kadasterkaarten.
Dank zij de kasteelparken (Loye, De Burg, 't Hamel en St.-Paul) bleven heel wat bossen en vijvers behouden; sterk toenemende lintbebouwing bij de recente zuidelijke ringlanen en aan de verschillende hoofdwegen richting Kermt, Deurne, Beringen. De gemeente wordt doorsneden door de autosnelwegen A2 en E39. Vele van de oorspronkelijke (langgestrekte) vakwerkhoeven zijn thans verdwenen, of versteend na de Tweede Wereldoorlog.
Oppervlakte: 3.853 hectare. Aantal inwoners (1976): 7.908.
AERTS J., Peiling over het ontstaan van het Land van- of de heerlijkheid Lummen (Limburg, 50, 1971, pagina 129-135).
AERTS J., Pogingen tot verkoop door de hertogen van Brabant van hun deel in de heerlijkheid Lummen (Limburg, 52, 1973, pagina 3-12)
AERTS J., Cijnzen en Cijnsregisters in de Heerlijkheid Lummen (Limburg, 50, 1971, pagina 68-74).
BRANS L.-THIELS C., Het Landje Lummen van voor 1203 tot 1792, gestencileerde uitgave, Lummen, 1968.
PACQUAY J., Lummen (Limburg, 17, 1936, pagina 210-213).
ULENS R., Lummen (Bulletin de la Société Scientifique et Littératre du Limbourg, 44, 1930, pagina 194-198).
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)