Geografisch thema

Sterrebeek

ID
14320
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14320

Beschrijving

Sterrebeek is een deelgemeente van Zaventem en gelegen ten zuidoosten ervan. Vandaag is het een verstedelijkt woondorp met een residentieel karakter en een bevolking die voornamelijk in Brussel werkzaam is. Het is één van de weinige gemeenten in de nabijheid van Brussel en gelegen tussen Brussel en Leuven die nog een deel van haar landelijk karakter heeft behouden.

Sterrebeek heeft een geïsoleerde ligging ten opzichte van de spilgemeente Zaventem en wordt er van gescheiden door de autosnelweg E40. De grens met Nossegem, een andere deelgemeente van Zaventem, wordt gevormd door de Oude Baan (Brussel-Leuven). De noordwestelijke hoek wordt gevormd door het knooppunt van Sint-Stevens-Woluwe, waar de autosnelweg E40 en de ring rond Brussel elkaar kruisen. Verder wordt Sterrebeek zelf van noord naar zuidwest doorgesneden door de drukke Mechelsesteenweg. De Tramlaan doorsnijdt de gemeente van oost naar west en verbindt Sterrebeek met Kraainem.

Het centrum van de gemeente wordt gekenmerkt door de Sint-Pancratiuskerk en twee kasteeldomeinen, ten westen en ten zuiden ervan, enerzijds het kasteel van Sterrebeek, een 18de-eeuws "huis van plaisantie", en anderzijds het kasteel Ter Meeren met donjon, de bakermat van het geslacht van der Meeren. Beide kastelen zijn omringd door een groot park, beschermd als landschap, die mee het groene uitzicht van het dorpscentrum bepalen.

De gemeente dankt zijn naam aan de Sterrebeek die ten zuiden in de gemeente ontspringt en mee aan de basis ligt van het ontstaan van het dorpscentrum, waarna ze de Tramlaan volgt richting Kraainem en daar uitmondt in de Woluwe.

Historiek

De vroegste archeologische vondsten uit Sterrebeek dateren uit de prehistorische periode, namelijk enkele silexen op de Tuytenberg en aan Voskapel. Er werden ook vondsten gedaan uit de Romeinse periode langs de Oude Keulseweg, een oude Romeinse weg die de verbinding vormde tussen Leuven en Brussel, als aftakking van de Romeinse baan Keulen – Brugge. Op een perceel tussen de Zavelstraat en de Oude Keulseweg vond men in 1959 een Romeinse muntschat daterend van 211 tot 253.

De oudste vermelding van Sterrebeek dateert van 1173, hierin werd het bezit van goederen in Sterrebeek bevestigd van de priorij van Vorst. Eind 12de eeuw werd ook een zekere Hendrik van Sterrebeek, meier van de hertog en wonend op een hof met een toren en ringgracht, gekend als Ter Meeren, vermeld. Hendrik III zal de naam van het domein aannemen, "van der Meeren" en later zal een jongere tak van van der Meeren heren van Sterrebeek en Zaventem worden. De naam "Meer" zou volgens de literatuur afkomstig zijn van de plaatsnaam "Mere", moeras of afgebakend goed ofwel van de functie van "Meier – Villicius" (hertogelijke ambtenaar).

Vanaf de 12de eeuw was Sterrebeek verdeeld in twee heerlijkheden. Hiervoor was de heerlijkheid Sterrebeek net als Zaventem in het bezit van de Crainhems die het zelf in leen hadden van de hertogen van Brabant. Na omzwervingen via onder andere het geslacht van Kleef werden de heerlijkheden Sterrebeek en Zaventem in 1381 door Jan van Boechout verkocht aan Hendrik V van der Meeren, uit een jonge tak van van der Meeren en gevestigd in Zaventem. Deze heerlijkheid bevond zich ten zuiden van de dorpsrand terwijl het dorp zelf in handen bleef van de overheren. Volgens Doperé dateert de donjon van het kasteel Ter Meeren uit het einde van de 14de eeuw en wordt de bouw in verband gebracht met het verschijnen van Hendrik V als heer van Zaventem en Sterrebeek.

Tot begin 17de eeuw bleef de heerlijkheid Sterrebeek in het bezit van de familie van der Meeren. In 1605 werd de heerlijkheid samen met Zaventem aangekocht door Ferdinand de Boisschot, kanselier van Brabant, waarna ze in 1621 tot baronie werd verheven. Later zal Ferdinand zijn leen onder andere uitbreiden met dit van Wezembeek-Oppem, Nossegem en Sint-Stevens-Woluwe. Tot de Franse Revolutie bleef Sterrebeek in handen van de afstammelingen van de familie de Boisschot, onder andere via een huwelijk met de familie Konigsegg-Rohenfels. Bij de afschaffing van het feodale regime eind van de 18de eeuw was graaf Maximilien de Tour et Taxis, de laatste heer van Sterrebeek.

De tweede heerlijkheid, die ook het dorpscentrum omvatte, werd al eerder door de Crainhems afgestaan aan de Brusselse patriciër Amelric Boote. Deze laatste richtte ten noorden van de kerk een burcht op. Deze burcht heeft een belangrijke strategische rol gespeeld, omwille van zijn ligging in de nabijheid van de kruising van twee oude banen: de Oude Baan tussen Leuven en Brussel en de Oude Waalse baan tussen Elewijt en Tervuren. De burcht werd midden 18de eeuw afgebroken. Het materiaal werd onder andere gebruikt voor de bouw van het kasteel van Sterrebeek, in 1747 aangekocht door de Brusselse bankier Jean-Antoine Ories. Wij kennen het uitzicht van de burcht door twee afbeeldingen (in de 'Antiquitates illustrissimi' (1606) van Gramaye en in de 'Castella et praetoria nobilium Brabantiae' (1694) van Le Roy) als een versterkt waterkasteel met vierkante plattegrond, twee donjonachtige torens, kantelen en machicoulis of mezekouwen. Er was ook een neerhof aanwezig. De burcht was gelegen ten noorden van de kerk ongeveer op de locatie van het huidige voetbalveld en de omliggende percelen. Het noordelijke deel van de ringgracht rond de burcht is nog zichtbaar in de perceelstructuur op de Poppkaart (circa 1860). Bij werken aan de Tramlijn (Tramlaan) in 1968 werd de noordelijke muur van de burcht ontdekt. De heerlijkheid van Boote zal nog overgaan op verschillende eigenaars (de families de Mol, Fariseau, Robijns en Wambacq) en in de 15 de eeuw droeg het de naam "Ruwendal", later "Rollant". De heerlijkheid strekte zich in de 18de eeuw uit over de parochies Sterrebeek, Nossegem en Zaventem.

Het wegennet van Sterrebeek kende twee oude Romeinse wegen. De Oude Baan (nu Oude Baan en Oude Keulseweg), die de grens met Nossegem vormt, was een belangrijke baan tussen Brussel en Leuven die een aftakking was van de Keulse Baan, een Romeinse baan die de verbinding vormde tussen Keulen en Brugge. Een deel hiervan noemt nog steeds Oude Keulseweg. Langs deze baan bevonden zich de twee belangrijkste gehuchten of woonkernen (Oude Baan en Voskapel) van Sterrebeek buiten de eindelijke dorpskern. In de 18de eeuw zal de baan aan belang verliezen door de aanleg van de nieuwe baan tussen Brussel en Leuven (zie Leuvensesteenweg in Nossegem en Sint-Stevens-Woluwe).

Een tweede belangrijke baan was de Oude Waalse baan (nu Waalsestraat). Het noordelijke deel van deze weg (vanaf het dorpscentrum van Sterrebeek) werd opgenomen in de huidige Mechelsesteenweg. Het zuidelijke deel loopt verder als een holle veldweg in zuidelijke richting naar Tervuren (Duisburg). Deze baan verbond Mechelen met Waver en Namen via Duisburg. De Oude Waalse baan kruiste de Oude Baan bij het gehucht Oude Baan. Sterrebeek en Nossegem liggen beide langs deze baan en volgens Verbesselt danken zij hun ontstaan hieraan.

De dorpsgrenzen van Sterrebeek kwamen niet overeenkwamen met de parochiegrenzen. Parochiaal behoorde Sterrebeek tot drie verschillende parochies. Een groot deel van Sterrebeek viel onder de parochie van Nossegem, waar de abdij van Kortenberg tiendeheffer was. Kraainem had parochiaal bezittingen in Sterrebeek (tot aan het gehucht "Ten Inde") tot in de 18de eeuw. Het gehucht Moorseloo (Tervuren) behoorde parochiaal dan weer tot Sterrebeek (mogelijk ter compensatie). In de 9de eeuw was er waarschijnlijk al een kerk aanwezig verbonden aan het dorpskasteel en toebehorend aan de heren van Kraainem die het domein Zaventem-Sterrebeek inpalmden van de abdij van Nijvel.

In de middeleeuwen lag het centrum van de gemeente langs de twee plaatselijke hoofdwegen: de Merestraat (huidige Medekenstraat en Beekstraat) en de Schapenweg en de samenloop van twee beken, de Sterrebeek en de Steenbeek. Dit centrum is vandaag een verbreding aan de Mechelsesteenweg (kruising Mechelsesteenweg met Dorp en Schapenweg). De verbreding van de baan komt overeen met de locatie van de voormalige dorpsdries, waarlangs het dorp zich ontwikkelde. Het voormalige gemeentehuis van 1869 naar een ontwerp van architect Schadde lag op dit plein, maar werd in 2005 volledig gesloopt. Rond het kerkplein (de huidige Kerkdries) dat in vergelijking met het dorpsplein groter was, stonden een brouwerij, de pastorie, het neerhof bij de burcht en de tiendenschuur.

Naast dit centrum met de dorpsdries en het kerkplein waren er nog een aantal wijken in de gemeente: Heistvoorde, Oude Baan, Ter Inde, Tuitenberg (het oudste maar vandaag verdwenen gehucht) en Voskapel. Ten Inde gaf ook de naam aan een belangrijk pachthof op de hoek van de Voskapelstraat met de Mechelsesteeenweg en de Bosdellestraat. Dit gehucht zou de grens vormen van het gebied in het bezit van de Heren van Kraainem in Sterrebeek (zowel wereldlijk als geestelijk). Vooral de gehuchten Oude Baan en Voskapel waren belangwekkend.

Het gehucht Oude Baan bevond zich op de kruising tussen de Oude Baan en de huidige Mechelsesteenweg ten noorden van het huidige centrum. Op dit gehucht, dat parochiaal tot Nossegem behoorde, lagen twee belangrijke pachthoven op het grondgebied van Sterrebeek: het Boergondisch Kruis en De Wildeman. De bebouwing werd er eind jaren 1960 afgebroken voor de aanleg van de autosnelweg E40 en zijn op- en afrit daar. Het gehucht Voskapel ten noordoosten van het dorpscentrum ligt deels op Sterrebeek en deels op Nossgem en bevindt zich op de kruising van twee belangrijke banen; de Walenweg en de baan tussen Brussel en Leuven (Oude Baan), op de Ferrariskaart van 1771-1777 aangeduid als "Hameau Vos Capel". Dit gehucht wordt verdeeld tussen Nossegem en Sterrebeek, maar behoorde parochiaal tot Nossegem. Er lagen belangrijke afspanningen op het kruispunt van deze oude banen, op het grondgebied van Nossegem staat enkel nog de oude afspanning "De Leeuw". In de 15de eeuw lag er in het latere gehucht Voskapel de Sint-Eligiuskapel van de gilde der vrijmunters van Brabant. Deze werd in 1421 aan de gilde geschonken volgens de meeste bronnen door Willem de Vos uit Leuven, vandaar de benaming Voskapel (Cosyn: 19). Volgens Verbesselt was de kapel zelf ouder dan deze schenking en werd er toen een nieuwe kapelanij ter ere van Sint-Gillis aan gehecht. Eveneens volgens Verbesselt zou het gaan om een kapel van een oud Gasthuis halfweg tussen Brussel en Leuven gelegen. Deze kapel was gelegen op de kruising van de Vosstraat met de Oude Baan. Er bestaat een tekening van de kapel uit 1805 opgesteld bij de verkoop ervan. In de 19de eeuw werd er op dezelfde locatie een kapel gebouw door de familie De Wandelaer. De kapel staat nog aangeduid op de topografische kaart van 1930 en Cosyn vermeldt hem in 1925 als zijnde vervallen. In 1937 werd de kapel afgebroken voor de verbreding van de Oude Baan.

Buiten deze bewoningskernen bestond de gemeente uit bossen, beemden, vijvers en akkerland. De vijvers zijn bijna allemaal verdwenen, uitgezonderd deze bij het kasteel van Wezembeek. De gronden behoorden toe aan de adellijke families (leenheren): van de Sterrebeke, van der Meeren en van de heren van Kraainem. Ook een aantal abdijen hadden bezittingen in Sterrebeek: Grimbergen, Kortenberg, Affligem, Vrouwenpark, het Klooster van Groenendael en de Karthuizers van Brussel.

De gemeente kende verschillende oude pachthoven, die vandaag voor een groot deel gesloopt zijn zoals onder meer het pachthof van het kasteel Ter Meeren. Het Herinckxpachthof en het Bruinkenshof bestaan nog. Het "Hof ten Inde", verwijzend naar "ten einde", gelegen op de kruising van de Mechelsesteenweg met de Bosdellestraat en de Voskapelstraat, was volgens de literatuur vanaf 1757 gekend als "De Rollenwagen". Er was ook een brouwerij gevestigd. In 1694 was Adriaan van der Smissen eigenaar van het hof. Van zijn zoon Johannes en Maria Vander Maelen, beiden gestorven in 1762, hangt een gedenkplaat naast de toegang van de parochiekerk. In de 19de eeuw was de hoeve in het bezit van de familie De Smeth die een aantal burgemeesters leverde voor Sterrebeek. Begin 20ste eeuw was het hof gekend als "Het fabriek van Sterrebeek", omdat de familie De Smeth er een wolweverij en later een textielfabriek onderbrachten. Heden is de hoeve/fabriek helemaal afgebroken en kwam er nieuwbouw in de plaats, ook de fabrieksschoorsteen verdween. Tussen de tuinen van deze nieuwbouwwoningen bestaat de scheiding uit een resterende muur van de voormalige vleugel waarin de weefgetouwen stonden (rondboogvormige muuropeningen).

De gemeente zal zich verder ontwikkelen door de aanleg van een tramlijn eind 19de eeuw. Deze buurtspoorweg werd in begin jaren 1890 geopend en liep van Sint-Joost-ten-Node via Sint-Stevens-Woluwe, Kraainem naar Sterrrebeek (kadastraal geregistreerd in 1893 als de huidige Tramlaan). Deze tramlijn werd in de jaren 1920-1930 geëlektrificeerd en bleef bestaan tot 1960, waarna hij vervangen werd door een buslijn.

Ook de aanleg van de Mechelsesteenweg is bepalend geweest voor de ontwikkeling van de gemeente. Deze steenweg liep van Muizen via Sterrebeek tot Tervuren en werd later doorgetrokken tot Waterloo. De plannen voor de verharding van deze baan werden in 1837 op de gemeenteraad besproken. De baan volgde deels de Oude Waalse baan en ten zuiden van de dorpskom werd hij nieuw getrokken waarbij hij de Beekstraat en de Medekensstraat doorsneed.

Tot het einde van de 19de eeuw was Sterrebeek een voornamelijk agrarisch dorp vooral gekenmerkt door graanteelt, voornamelijk tarwe voor de export. Op de Ferrariskaart is al te zien dat het grootste deel van de oppervlakte in gebruik was als akkerland. Na 1880 kwam er de grote graancrisis waarbij de prijs van het graan zakte. De voormalige herenboeren gingen zich meer concentreren op veeteelt en plattelandsindustrie. Rond 1895 begonnen enkele boeren witloof te kweken. Na de Eerste Wereldoorlog zullen er ook veel serres worden opgericht voor het kweken van druiven. Op de kadastrale mutatieschetsen uit de jaren 1920 – 1930 verschijnen dan ook verschillende "broeikassen" in Sterrebeek (zie ook Nossegem). Na de Tweede Wereldoorlog werd deze teelt opgegeven en verdwenen er ook veel serres. Ook de witloofteelt zal in de tweede helft van de 20ste eeuw nagenoeg verdwijnen.

Voor wat betreft de nijverheidsgebouwen kende de gemeente een watermolen ten westen op de grens met Kraainem, later melkerij, en een windmolen op de Lindenberg op de hoek van de Mechelsesteenweg en de Molenlaan, verwoest in 1921. Tegenover het Kasteel ter Meren aan de Mechelsesteenweg (zie topografische kaart van 1875) lag er in de 19de eeuw een windmolen met stenen romp voor het oppompen van water om het kasteel van drinkwater te voorzien. Begin 20ste eeuw kwam er een maalderij in de Taymansstraat. Hof ten Inde zal de enige industrie, een wolweverij en later een textielfabriek, van Sterrebeek herbergen in de 19de eeuw.

Huidig uitzicht

Centraal in de gemeente ligt de dorpskern met ten zuidwesten hiervan twee kasteeldomeinen die Sterrebeek vandaag nog een groen karakter geven. Voorts wordt de historische kern omgeven door woonuitbreidingsgebieden uit de 20ste eeuw toen de gemeente een sterke bevolkingstoename kende net zoals de andere gemeenten in de Vlaamse Rand rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze bevolkingstoename zal zich vooral manifesteren vanaf de jaren 1930 en nam sterk toe na de Tweede Wereldoorlog tussen de jaren 1950 en 1970.

De oudste verkavelingen dateren uit de jaren 1920-1930 aan Lindenberg (Windmolenlaan en Lindenberglaan) en aan de hippodroom ten zuiden van de gemeente. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral vanaf de jaren 1960 zullen er verschillende nieuwe verkavelingen bijkomen rond het dorpscentrum. Verspreid in al deze verkavelingen zijn er woningen die aansluiten bij tendensen van het regionalisme tussen begin 20ste eeuw en de jaren 1960. Het gebied tussen de Zavelstraat en de Tramlaan kent voornamelijk eengezinswoningen van na de Tweede Wereldoorlog. Tussen de Waalsestraat en de Vossemlaan (met inbegrip van de Sint-Pancratiuslaan en de Mgr. Cardijnlaan) bevindt zich een sociale woonwijk uit het derde kwart van de 20ste eeuw, met gekoppelde eengezinswoningen.

Ten zuiden van de Tramlaan aansluitend bij Kraainem ligt de verkaveling "Warandeberg" (Reigerlaan, Talinglaan en Pluvierlaan). Voor dit gebied bestaat een verkavelingsplan uit 1942 (in bezit van eigenaar Reigerlaan nummer 12) met gekoppelde woningen. Dit plan werd niet uitgevoerd en vandaag bestaat de wijk uit vrijstaande eengezinswoningen vanaf de jaren 1950-1960, vaak met een regionalistische inslag. Reigerlaan nummer 12 behoort tot de oudste bebouwing in de wijk en werd in 1942 opgetrokken als noodwoning met drie kamers ("pavillon préfabriqué"), na de oorlog kreeg het een functie als vakantiehuis en werd de woning in verschillende fases uitgebreid (mondelinge informatie van de huidige eigenaar). De woning van één bouwlaag met modernistische kenmerken heeft beraapte gevels en afgeronde hoeken. Het toegangshekken met buisleuningen tussen pijlers is bewaard.

Ten noordwesten tegen het knooppunt van de ring rond Brussel en de autosnelweg E40 ligt een kleine wijk uit de tweede helft van de 20ste eeuw aansluitend bij de Oude Keulseweg. De wijk werd waarschijnlijk niet verder uitgebreid omwille van de aanleg van dit verkeersknooppunt.

Tussen de twee kasteeldomein ten zuiden van de kerk bevindt zich een openbaar park aansluitend en oorspronkelijk horend bij kasteel van ter Meeren. Aangrenzend ligt hierbij een verkaveling vanaf de jaren 1970. De villa "Normandy" op Nachtegalenhof nummer 4-6 was in oorsprong een villa in neotudorstijl naar plannen van architect Emiel Demey gebouwd in 1925 en opgericht door Gustaaf Derscheid, befaamd geneesheer die het sanatorium van Waterloo bouwde. Hij was getrouwd met Gabrielle Braun de ter Meeren. Na hun dood werden de percelen verkocht, een deel hiervan werd in 1976 aangelegd als Federatiepark, het Dr. Gustave Derscheidpark. De villa zelf werd in 1973 verbouwd in een neoclassistische stijl. De twee leeuwen en de balustrade voor de villa stonden voordien opgesteld aan de parkzijde (aan de toegang naast de portierswoning) aan de Kerkdries en werden in 1974 verplaatst.

Het zuidelijke deel van Sterrebeek behield zijn landelijk karakter; het huidige uitzicht wordt er gedomineerd door de heden als golfterrein gebruikte hippodroom met bewaarde resten van de voormalige infrastructuur, waaronder de paardenstallen en tribunes. Voor de komst van de hippodroom behoorden deze gronden nabij Tervuren tot een jachtgebied van de leenheren, "Prinsenjacht" of het "Roth" genaamd. De aansluitende bebouwing tussen de Hippodroom en de Mechelsesteenweg heeft een residentieel karakter met voornamelijk vrijstaande woningen uit de tweede helft van de 20ste eeuw, maar behoorde tot de oudste verkavelingen in de jaren 1920-1930. De Hippodroomlaan zorgde voor de verbinding tussen de Tramlaan en de Hippodroom en werd verlengd in de jaren 1930 tot aan de Hippodroom, andere delen werden verbreed in de jaren 1950, maar niet voltooid.

Naast de sterke bevolkingsaangroei en de hierbij horende verkavelingen zullen er zich ook verschillende diensten in Sterrebeek vestigen. Ten noorden van de hippodroom, aan de Fokkersdreef nummer 21, ligt omgeven door akkers en weilanden het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (opgericht in 1952) uit 1957 naar ontwerp van Lucien De Vester dat onder andere laboratoria voor onderzoek bevat. Het gebouw bestaat uit een geknikt volume met decoratief uitgewerkt bakstenen parement met vensterregister en overluifelde centrale inkom. In de Bosdellestraat op de Schrikkelberg bevindt zich het voormalige Hogedruk- en Springstofcentrum opgericht in 1958. De Amerikaanse school langs de J.F. Kennedylaan werd in 1967 opgericht door het Amerkaanse Ministerie van Defensie.

De gemeente kent een nieuwe gemeentelijke begraafplaats in de Bosdellestraat, waarschijnlijk aangelegd in de jaren 1970. Links naast de toegang ligt een uniform perk met de oud-strijders en een recent monument in kortestaal. Het kerkhof van Etterbeek ligt gedeeltelijk op het grondgebied van Sterrebeek en wordt gekenmerkt door een bakstenen ommuring langs Hippodroomlaan.

Kenmerkend voor de architectuur in de streek en terug te vinden bij verschillende dorpswoningen in en rond het dorpscentrum zijn de gecementeerde lijstgevels uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw (aan de hand van kadasteronderzoek) soms met signatuur van de cementeerder (zie ook Nossegem), bijvoorbeeld langs de Mechelsesteenweg, de Waalsestraat nummer 17 en Schapenweg nummers 32-34. Voorts nog verschillende sporen van gebruik van zandsteen in de bebouwing. Het gebruik van zandsteen is een fenomeen dat in de regio doorleeft tot vandaag, dit door de plaatselijke ontginningen. Kenmerkend voor de regio zijn de zijgevels opgetrokken in zandsteen met bakstenen wiggen op de hoeken, ter versterking ervan. Een bewaard voorbeeld hiervan is Taymansstraat nummer 5. Voorbeeld van een laat gebruik van zandsteen voor de constructie van gebouwen is de interbellum schoolvleugel op Kerkdries nummer 22. Verder zijn er nog verschillende oudere resten zandsteen terug te vinden in de oude pachthoeves.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Zaventem, afdeling IV (Sterrebeek), 1893/3 (aanleg tramlijn).
  • BORREMANS R. 1968-1970: Sterrebeek. Overblijfselen van de voormalige burcht, Bulletin des musées royaux d'art et d'histoire Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis 40-42, 335-338.
  • COSYN A. 1926: Sterrebeek, Brussel.
  • DOPERE F. & UBREGTS W. 1991: De donjon in Vlaanderen, Brussel – Leuven, 237-238.
  • LAUWERS J. 1982: Rollewagen en Ten Inde, geaktualiseerde toponiemen te Sterrebeek, De Brabantse Folklore, 234, 77-90.
  • MAES F. 1954: Oude woningen te Sterrebeek, Eigen Schoon en De Brabander 37, 3-4, 81-89.
  • MAES F. 1954: Oude woningen te Sterrebeek, Eigen Schoon en De Brabander 37, 5-6, 179-191.
  • MAES F. 1954: Oude woningen te Sterrebeek, Eigen Schoon en De Brabander 37, 7-8, 294-299.
  • MAES F. 1954: Oude woningen te Sterrebeek, Eigen Schoon en De Brabander 37, 9-10, 347-357.
  • SOMMEREYNS-PARENT L. 1982: De verdwenen Sterrebeekse water- en windmolens, Molenecho’s 10, 4, 159-164.
  • TEMMERMAN C. 1983: Verdwenen kastelen: Het versterkt-kasteel van Sterrebeek, Maison d’hier et d’aujourd’hui, De woonsteden door de eeuwen heen 1, 64-69.
  • VANNOPPEN H. & SOMMEREYNS-PARENT L. 1978: De geschiedenis van Sterrebeek, het kastelendorp, Tielt.
  • VANNOPPEN H. 1997: De familie De Coster of "die van Certès" te Everberg en Sterrebeek, Curtenberg 4-5, 235-241.
  • VERBESSELT J. 1972: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel XII, tussen Zenne en Dijle II, Pittem, 165-168 en 169-202.
  • WAUTERS A. 1973 (heruitgave): Histoire des environs de Bruxelles. De Bruxelles vers Louvain 8-B, Brussel, 352-363.

Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Begraafplaats Sterrebeek

  • Omvat
    Boerenburgerhuis

  • Omvat
    Boerenburgerhuis

  • Omvat
    Boerenhuis

  • Omvat
    Boerenhuis, 1859

  • Omvat
    Cammaertsstraat

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Frans Peetersstraat

  • Omvat
    Herinckxpachthof

  • Omvat
    Hippodroom

  • Omvat
    Interbellum villa

  • Omvat
    Kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Zege

  • Omvat
    Kerkdries

  • Omvat
    Kleine Geeststraat

  • Omvat
    Maalderij

  • Omvat
    Mechelsesteenweg (Sterrebeek)

  • Omvat
    Modernistische villa

  • Omvat
    Modernistische villa

  • Omvat
    Oorlogsmonument

  • Omvat
    Oud gemeentehuis Sterrebeek

  • Omvat
    Parochiekerk Sint-Pancratius

  • Omvat
    Portierswoning

  • Omvat
    Schapenweg

  • Omvat
    Tramlaan

  • Omvat
    Voskapelstraat

  • Omvat
    Zavelstraat

  • Is deel van
    Zaventem


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sterrebeek [online], https://id.erfgoed.net/themas/14320 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.