Vertrijk, deel uitmakend van de fusie Boutersem, is gelegen in de Velpevallei, in het zuiden van het Hageland. De oudste vermelding als "Vertreiik" zou voorkomen in een akte van 1122 waarin sprake is van een schenking van gronden aan de abdij van Affligem. De Onze-Lieve-Vrouwkerk – aanvankelijk een zelfstandige parochie die sinds 1455 onder Boutersem ressorteerde – was eertijds in het bezit van het Luikse Sint-Lambertuskapittel die er het patronaat en het tiendenrecht bezat. Deze toestand wordt bevestigd door een pauselijke bul van 1162. Na een ruiloperatie kwam Vertrijk in de loop van de 16de eeuw in handen van de abdij van Villers-la-Ville.
Als gevolg van een gestage bevolkingsaangroei tijdens de 18de eeuw rees de steeds pertinentere vraag naar een eigen, residerende bedienaar. Na een lokale petitie besliste de Raad van Brabant op 16 januari 1782 uiteindelijk tot een scheiding van de parochies Boutersem en Vertrijk. Voor de toekomstige pastoor van Vertrijk werd een jaarlijkse vergoeding voorzien en de abdij van Villers werd verplicht tot de bouw van een pastorie. Hiertoe verwierf de abdij via grondruil een rechthoekig, ruim 143 roeden groot perceel ten noorden van de kerk dat om veiligheidsredenen meteen met een dubbele "doornhaag" werd omheind.