De Oranjemolen is een stenen korenwindmolen van het type bovenkruier (bergmolen), opgericht in 1847 en in 1969 door architect Lou Jansen omgebouwd tot eigen woning met atelier.
De molen die ook bekend staat als Grote Bentel of Molen van Coppens (naar een vroegere molenaar) werd in 1847 gebouwd door Martinus Hoskens op een perceel waar vroeger de standaardmolen van het kasteel van Turnhout stond. In 1873 stond naast deze windmolen ook een rosmolen en enkele jaren later, in 1886, werd op deze locatie ook melding gemaakt van het malen van schors (voor leerlooierijen). In 1912 werd het binnenwerk van de molen volledig verwoest bij brand maar een jaar later volgde al een herstel met onderdelen van een molen uit Dordrecht. Tot 1952 werd de molen in werking gehouden door de familie Coppens-Jansen. In 1969 volgde een gedeeltelijke restauratie door de gebroeders Caers uit Retie in opdracht van architect Lou Jansen die de molen herbestemde tot woonhuis en architectenbureau. In 1991 werd de molen beschermd als monument en in 2010-2012 liet Jansen een maalvaardige restauratie uitvoeren naar eigen ontwerp door Adriaens Molenbouw uit Weert met nieuwe geklinknagelde roeden.
De molen staat momenteel slecht ingeplant tussen bomen en hagen, omgeven met woningen en het Koninklijk Atheneum op een aangrenzend perceel. De molenberg (belt) werd in 1969 gedeeltelijk onderbouwd (uiterlijk onzichtbaar). De kuip is ongeveer dertien meter hoog in handgevormde baksteen met geschilderde bovenrand, en heeft een kap in wolvendakvorm met nok van kruis naar staart (eikenhouten leien). Getoogde muuropeningen ter hoogte van de begane grond en de meel-, steen- en luizolder openen de kuip, evenals stellinggaten op de smeerzolder. Andere kenmerken van de molen zijn het Engels kruiwerk (met ijzeren wieltjes op een rondgaand spoor); de zware staartbalk met lange en korte spruit en schoren; de kruilier in hout en gietijzer; de geklinknagelde roeden van het type Verhaeghe (oorspronkelijk potroeden) en de gietijzeren askop.
Binnen bleef sinds de restauratie van 2012 nog één van de twee maalstoelen bewaard, de houten molenas met aswiel, het bonkelrad, de koningsspil, het houten luiwerk met ijzeren vorken, rondsels, lichtbalken, regulator, de vangbalk zonder vangwiel met buitenvangstok (Vlaamse vang), de verplaatsbare galg met hoepels, en de hergebruikte moerbalken van een houten achtkante bovenkruier uit Dordrecht. De woning en het atelier werden ondergebracht in de heuvel en de molen. De beperkte, sobere inrichting gebeurde met respect voor het karakter, de vorm en de mechaniek van de molen.
- Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, dossier A/0453.
- DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16N1, Brussel - Turnhout.
- DEMIL C. 1986: Een molen om in te leven, De Standaard 26-27 juni.
- SCHELLEKENS J. 1949: Turnhout. De Hoofdstad van de Kempen, Zaltbommel, 151.
- S.N. 1975: De Belgische Molenaar. Levende Molens 70.5.