is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Filipkensvijver
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Filipkensvijver
Deze bescherming is geldig sinds
Het eclectisch landhuis uit 1871 met overwegend neoclassicistische inslag bevindt zich in het oudere domein Filipkensvijver, bestaande uit een park met vijver en bos.
Op de kabinetskaart van de Ferrariskaart (1770-1778) wordt het domein weergegeven als een ven te midden van de “Looy Heyden”. Gedurende de 19de eeuw werden in de landelijke omgeving rond Turnhout gronden opgekocht door de rijke burgerij die deze als statussymbool en als ‘vlucht naar de natuur’ transformeerden tot riante parken met zomerverblijf. Onder graaf de Pestre begon de aanleg van een met linden omzoomde weg vanaf Oostmalle tot Vosselaar op het nog bewaarde tracé vanaf de Antwerpsesteenweg. In de jaren 1820 bereikte deze weg zijn eindpunt aan de Zeshoek. In de jaren 1820 verliep het verkeer naar Antwerpen langs enerzijds de Molenstraat, Zandstraat, Visbeek, Beerse en anderzijds langs de Renier Sniedersstraat, Diksmuidestraat en de Oude Beersebaan. Hier passeerde het verkeer langs de Filipkensvijver, één van de vele vennen en vijvers die Turnhout op dat moment rijk was. Het domein behoorde in 1834 toe aan de grootgrondbezitter Jacobus Michielsen en wordt op dat moment omschreven als een domein met hakhout, vijver en dreef. De kaart van Vandermaelen (1854) vermeldt reeds de "Flipkens Vyver". In het westen van het gebied bevindt zich een ven. Het domein wordt afgebeeld als een domein doorkruist met dreven en grenzend aan heide- en bosgebied.
Op kaart van het Institut Cartographique Militaire (1895) wordt de aanwezigheid van een "Château" vermeldt. De dreef vanaf de Antwerpsesteenweg zal wellicht toen al bestaan hebben. Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw of het eerste kwart van de 20ste eeuw werd het domein eigendom van de familie Dierckx, vermoedelijk verwijst de datering "1869-1903" van de gevelsteen hiernaar. In opdracht van Coleta Maria Antoinetta Dierckx, echtgenote van Jozef Louis Hubert Van Ravensteyn, startte in 1871 de bouw van een zomerresidentie met lusttuin, aangelegd volgens de toen heersende romantische smaak, namelijk zeldzame boomsoorten, prieeltjes, bochtige paden, loopbruggen, enzovoort. Dit blijkt onder andere uit de initialen "C.D." en "V.R." in de smeedijzeren leuning van de brug over de vijver.
In 1903 kocht Louis Amatus De Ruyter het domein; in 1920 werd het eigendom van Herman Westerdorp Dozy, een Hollandse Oost-Indiër zou Oosterse flora in het domein aangeplant hebben. In het eerste kwart van de 20ste eeuw werden verbouwingen en aanpassingen uitgevoerd door de verschillende opeenvolgende eigenaars. Vanaf 1923 is de structuur en de vorm van het gebied ongewijzigd gebleven; het domein is in het bezit van de huidige eigenaar (1997) sinds 1933. Reeds in de 19de eeuw mochten de inwoners van Turnhout in de tuin van het landhuis komen wandelen. Op de Filipkensvijver werd geschaatst.
In 1905 leidde een grafheuvelonderzoek in het domein tot de vondst van drie urnen uit de Hilversumcultuur (1775-1575 vóór Christus), te situeren in de bronstijd, waaronder de bekende Drakenstein-urn, bewaard in het Taxandriamuseum.
Het landhuis, gebouwd in 1871, telt zeven/vier traveeën en twee bouwlagen onder een leien mansardedak (nok loodrecht op de straat) met rechthoekige dakkapellen in houten omlijsting met gebogen fronton en oeils-de-boeuf. De bakstenen lijstgevel staat op een arduinen plint en omvat gecementeerde muurvlakken, onderdelen en decoratie; kordonvormende lekdrempels; paneeldecoratie op fries; houten kroon- en tandlijst met klossen. De hoofdgevel wordt ter hoogte van de drie middelste traveeën gemarkeerd door een uitgespaarde inkompartij, afgezet met een korfboogarcade met decoratief gegroefd binnenwelfvlak op Corinthische pilasters, corresponderend met de vorm van de muuropeningen; op de zijgevels doorlopend in een gelijkvormige, blinde arcade. Een gelijkaardige geveluitwerking is te zien op de tweede bouwlaag, namelijk een uitgespaarde balkonpartij, maar dan met rechthoekige vormgeving. De achtergevel is sober; ter hoogte van drie linker traveeën bevindt zich een vermoedelijk latere aanbouw van één bouwlaag met balkon. De muuropeningen omvatten nog het origineel houtwerk en een arduinen dorpel: met uitzondering van de achtergevel. Op de begane grond zijn korfboogvormige muuropeningen met geprofileerde omlijsting en bloktand op borstwering aangebracht; op de tweede bouwlaag rechthoekige vensters in plattebandomlijsting en paneeldecoratie op borstwering. Het terras aan de hoofdgevel wordt geflankeerd door smeedijzeren lantaarns op een stenen sokkel.
Het landhuis is volledig onderkelderd door een kelder met troggewelfjes. De traphal heeft een zwart-witmarmeren vloer en een monumentale Engelse trap met doorlopende leuning op fijne spijlen eindigend op drakenkop in spiraalvorm rond zware geribde trappaal. De gebruikelijke 19de-eeuwse enfilade van drie woonvertrekken kijkt uit op de vijver en het park: de middelste ruimte van drie traveeën breed omvat een witmarmeren schoorsteen waarop pijlkokermotief, deels bewaarde lambrisering van papier maché en vensterdeur naar terras; links bevindt zich het salon van twee traveeën met plafond van moer- en kinderbalkjes op consoles, omlopende houten lambrisering en schouw in neo-Vlaamserenaissance-stijl (zie decoratieve houten schouwbalk met wortelmotief, leeuwenkopjes, cartouche en tandlijst op witstenen wangen met Ionische zuiltjes), de wand is bezet met geel-blauwe faience; rechts ligt het salon van twee traveeën, ingericht als slaapkamer. Het grondplan is beperkt aangepast.
Ten noorden bevindt zich het voormalig washuisje: een vierkant bakstenen gebouwtje onder een overkragend tentdak van kunstleien op houten opengewerkte consoles met blinde segmentboogvelden waarin gekoppelde venstertjes. Ten noordwesten van het kasteel bevinden zich de oorspronkelijke 19de-eeuwse bijgebouwen van het landhuis.
Het eclectisch landhuis uit 1871 met overwegend neoclassicistische inslag bevindt zich in het oudere domein genaamd ‘Filipkensvijver’ (circa 32 hectare). Het ten noordwesten van Turnhout gelegen domein bestaat uit een park met vijver en bos (volgens de Biologische Waarderingskaart een eiken-berkenbos), ten noorden begrensd door het kanaal Dessel - Turnhout - Schoten, ten oosten door de Stoktsestraat en de Nassaulaan, ten zuiden door de Stoktse Heide (Oude Beersebaan) en ten westen door het Looi. Het domein is vanaf de Antwerpsesteenweg rechtstreeks toegankelijk via een monumentale, dubbele beukendreef (Fagus sylvatica). Talrijke paden en dreven doorlopen, concentrisch rondom de vijver, het park en bos.
De verscheidenheid aan gradiënten (open-gesloten, nat-droog) op een relatief kleine oppervlakte heeft een grote vegetatiediversiteit tot gevolg. Het park wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een monumentaal bomenbestand met als merkwaardigste soorten tulpenboom (Liriodendron tulipifera), moerascipres (Taxodium distichum), rode beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en els (Alnus japonica). Naast het belang als broedgebied voor talrijke vogelsoorten (circa 65 soorten op het moment van de bescherming in 1982) is het domein in de trekperiode van belang als slaapplaats voor koperwiek, kramsvogel en keep. Tot de schaarse broedvogels behoren wintertaling, kleine bonte specht, zwarte bonte specht en draaihals.
Auteurs: Wijnant, Jo; Plomteux, Greet; De Sadeleer, Sibylle; De Borgher, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Bijgebouwen
Is deel van
Oude Beersebaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Filipkensvijver [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12176 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.