Geografisch thema

Lissewege

ID
14660
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14660

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge, Bisdom Brugge, Lissewege is een deelgemeente van Brugge en is gelegen ten noorden van deze stad. Lissewege ligt in het noorden van de provincie West-Vlaanderen, 10 kilometer ten noorden van Brugge en 4 kilometer ten zuiden van Zeebrugge. De deelgemeente grenst ten zuiden aan Dudzele, ten westen aan Uitkerke en Zuienkerke, ten noorden aan Zwankendamme en Zeebrugge, ten oosten aan Ramskapelle en Heist. Landbouw- en woongemeente met per 1 januari 2005 2488 inwoners. Na de fusie met Groot-Brugge, in 1970, bedraagt het grondgebied Lissewege 1143,73 hectare.

Lissewege wordt ten noorden en ten noordoosten begrensd door Zeebrugge-Zwankendamme, ten oosten door het Boudewijnkanaal, de grillige grens ten zuiden wordt grotendeels gevormd door de waterlopen de Dullemeulenader en de Reygarsvliet en ten westen grotendeels door de waterlopen de Kruishilader en de Lange Smalle Watergang.

Lissewege-dorp ligt tussen de drukke verkeersweg N31 (E40-Zeebrugge) en het Boudewijnkanaal. Evenwijdig met de vorige assen loopt de spoorlijn Brugge-Zeebrugge (1905-1906) en in de zuidwesthoek de spoorweg Brugge-Blankenberge (1863).

Doorheen Lissewege loopt het Lisseweegs Vaartje, van oudsher een belangrijke waterwegverbinding tussen Brugge, de abdij van Ter Doest en Lissewege-dorp. De Roskambeek, Reygarsvliet, Kruishilader, O.L.Vrouw-ader en de Lange Smalle Watergang zorgen voor de ontwatering.

HISTORISCHE INLEIDING

De oudste, schriftelijke vermelding "Lissewega" dateert van 1027, in 1249 komt de schrijfwijze "Lisseweghe" voor. De naam is wellicht afkomstig van "wegha", het Frankische woord voor nederzetting en de eigennaam "Liss" bijgevolg te interpreteren als de nederzetting van het stamhoofd Liss.

De parochie Lissewege omvat het grondgebied van het huidige Lissewege, Zeebrugge, Knokke en Heist. Het patronaatsrecht over de parochie en de kerk van Lissewege is door de bisschop van Doornik aan de abdij van Saint-Bertin in het Franse Saint-Omer geschonken. Dit wordt in 1119 door bisschop Lambert van Doornik bevestigd. Daarnaast beschikt de Franse abdij in Lissewege over het tiendenrecht (kerkelijke belastingen in natura). In ruil staat de abdij van Saint-Omer in voor het onderhoud van de kerk en de geestelijkheid in de drie parochies. Reeds vóór 1249 scheidt de parochie Heist zich af van haar moederparochie Lissewege.

Lissewege vormt tijdens het ancien régime een heerlijkheid, afhankelijk van de Burg van Brugge. Deze heerlijkheid is, voor zover de historische bronnen teruggaan, sedert het begin van de 12de eeuw in handen van de vooraanstaande familie van Lissewege. De familie geniet bijzondere waardering van de graven van Vlaanderen. Sommigen zijn actief in het bestuur van het Brugse Vrije. Zij schenken tevens de gronden voor de abdij Ter Doest. Op het eind van de 14de eeuw krijgt de familie de naam de Deckere. In de 17de eeuw komt de heerlijkheid in handen van de invloedrijke familie de Boodt. Daarna worden de graven de Bergeyck eigenaar en tot de Franse Revolutie de graven de Colins.
Het kasteel van de heren van Lissewege situeert zich ten westen van de kerk en wordt vermeld als het "Upperhof" of "'t Hoge Hooft". De site bestaat uit een omwalde motte met het kasteel en een neerhof met hoeve tussen de eerste en tweede omwalling. Een poort, ongeveer ter hoogte van de hoek van de huidige Pol Dhontstraat met de Stationsstraat, geeft toegang naar de kasteeldreef leidend naar de motte.
Andere leenhoven in Lissewege zijn het "Hof van Tilleghem" (zie Canadezenstraat nummer 104), "Hof ter Walle", "Nieuwenhove" en "Schoonhove" (in de Patentestraat), "Hof Wulfsberghe" (zie Uitkerkestraat nummer 4) en hoeve "Gaarlem" (zie Lisseweesg Vaartje nummer 277). In het oostelijk deel ligt het belangrijke leengoed "Beukemare" (zie Beukemarestraat).

De heren van Lissewege richten in de 11de eeuw, binnen hun gezagsgebied een kapel op, toegewijd aan Sint-Bartholomeus. In 1106 verheft bisschop Balderic van Doornik, op vraag van Lambert, heer van Lissewege, de kapel tot priorij voor benedictijnen. De priorij komt onder het protectoraat van de Franse abdij van Saint-Quentin-en-Vermandois. De benedictijnen maken echter geen gebruik van de priorij waarop de bisschop deze in 1174 schenkt aan de cisterciënzerabdij Ten Duinen in Koksijde. Eén jaar later sticht de abdij er haar enige dochter, de abdij Ter Doest (zie Ter Doeststraat nummer 4), met Haket als eerste abt. De oudste vermelding "Thosan" zou afgeleid zijn van het Franse "Toussaints" (alle heiligen). In de daarop volgende eeuwen kent de abdij aanzienlijke uitbreidingen onder meer door schenkingen van gronden door de heren van Lissewege.
De abdij speelt een belangrijke rol in de ontginning van gronden (vaak gewonnen op de zee) zowel in het Brugse Vrije als in het noordelijker gelegen graafschap Zeeland. De monumentale schuur, waarschijnlijk gebouwd circa 1275, en het enig overgebleven gebouw van de abdij, getuigt van de economische macht van de abdij.
Voor de realisatie van de baksteengebouwen wordt klei gewonnen in de onmiddellijke omgeving van de site. Getuigen hiervan zijn de laaggelegen en moerassige gebieden zogenaamd de Monnikenmoere.
Een bekende lekenbroeder is Willem van Saeftinge (circa 1270-circa 1310). Hij neemt onder andere deel aan de Guldensporenslag (1302). In 1308 wordt hij veroordeeld voor moord op een medebroeder en moet als boetedoening intreden bij de hospitaalridders. In de strijd tegen de Islam zou hij op Rhodos gesneuveld zijn.

13de-15de eeuw

Lissewege behoort tot het Brugse Vrije, een kasselrij van het graafschap Vlaanderen tussen de zandstreek en de zee en een instelling met bestuurlijke, rechterlijke en financiële bevoegdheden. Lissewege zelf is naast parochie en heerlijkheid tevens een onderdeel van het Brugse Vrije als ambacht. Deze rechterlijke, bestuurlijke, financiële en militaire instelling ontstaat in de 13de eeuw en vormt een administratief tussen- en steunniveau voor het Brugse Vrije.
Tijdens de middeleeuwen geniet Lissewege mee van de voorspoed die de Brugse lakenhandel met zich meebrengt. In het Brugse hinterland is Lissewege één van de belangrijkste en welvarendste dorpen.

De driebeukige en kruisvormige Onze-Lieve-Vrouw-Bezoekingskerk geldt als een schoolvoorbeeld van de vroeggotische, Vlaamse baksteengotiek. Het interieur bevat elementen uit de Scheldegotiek, onder meer met de typische zuilen en knopkapitelen in Doornikse hardsteen. Het koor en transept dateren uit het tweede kwart van de 13de eeuw, het schip en toren uit de tweede helft van de 13de eeuw. Traditioneel wordt de start van de bouw in 1225 geplaatst. In de buitenmuren van het koor steken veldstenen van een vroeger, romaans gebedshuis, voor het eerst vermeld in 1119.
Schip en koor vertonen een drieledige wandopstand met scheibogenarcade, schijntriforium en bovenlichten. De bakstenen van groot formaat zijn lokaal gebakken, de Doornikse hardsteen is onder andere via het Lisseweegs Vaartje aangevoerd.
De kerk was een bedevaartsoord met een miraculeus Mariabeeld en tevens een stopplaats voor de pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Beide elementen kunnen de grootschaligheid van de kerk verklaren.

16de-17de eeuw

Wanneer in de loop van de 16de eeuw de handelsactiviteiten en de welvaart van Brugge sterk verminderen, kent ook Lissewege een economische achteruitgang. Tot aan het einde van 19de eeuw verandert er weinig aan het dorp en de omgeving.

Op een geschilderde kaart van de Zwinstreek uit 1501 staat de kerk van Lissewege, gelegen aan het Lisseweegs Vaartje en duidelijk afgebeeld met spitsloze toren. Ook het Upperhof, dorpsmolen en de ommuurde abdij van Ter Doest zijn herkenbaar. De grote kaart van Het Brugse Vrije, geschilderd tussen 1561 en 1571 door Pieter Pourbus, biedt een gedetailleerd overzicht van het toenmalige straten- en grachtenpatroon. De bebouwing concentreert zich rond de dorpskom, ten noorden en noordoosten ervan staan twee windmolens. Opvallende elementen zijn nog het Lisseweegs Vaartje en de abdijsite van Ter Doest met windmolen.

Op 12 mei 1556 richt paus Paulus IV het bisdom Brugge op waardoor het patronaatsrecht van de Franse Saint-Bertinabdij over Lissewege vervalt. In 1561 beslist de paus dat de abdij van Ter Doest geen nieuwe abt meer mag verkiezen. De monniken kunnen er blijven onder de leiding van een prior. In 1569 neemt de Brugse bisschop, Remi Drieux, ter Doest in bezit. Twee jaar later echter wordt de abdij tijdens de godsdiensttroebelen vernield.

Op 25 juli 1586 wordt de kerk van Lissewege geplunderd en in brand gestoken. Tussen 1597 en 1616 wordt de kerk, onder meer met de steun van Albrecht en Isabella, hersteld. De vlakke, houten zoldering van schip en zijbeuken dateert van 1628, de stenen gewelven van koor en transept van 1649-1650.

Op 20 november 1624 wordt Ter Doest overgedragen aan de moederabdij Ten Duinen in Koksijde. In 1652 wordt de abdijhoeve opgetrokken met materiaal afkomstig van de vernielde en afgebroken abdij. Het poortgebouw dateert uit 1662. De abdijkapel langs de Ter Doeststraat is in 1687 in opdracht van abt Maarten Colle van de Brugse Duinenabdij gebouwd.
De familie Romboudt, een geslacht van schrijnwerkers, heeft in deze periode een vooraanstaande rol in Lissewege. Walram Romboudt (1598-1668) is meester-timmerman en krijgt talrijke opdrachten. Zijn woon- en werkplaats situeert zich in het huidige pand, Walram Romboudtstraat numme 2. Hij werkt nauw samen met zijn broer Joris (?-1640) die naast burgemeester nog enkele belangrijke functies in de parochie bekleedt. Joris trouwt met de Spaanse Madalena Ferdinandez en woont in het zogenaamde "Spanienhof", Walram Romboudtstraat nummer 6.
In de 17de eeuw krijgt het kerkinterieur een nieuwe aankleding. Walram levert in 1652 een orgelkast, preekstoel en doksaal in barokstijl.

In de loop van de 17de eeuw is de grensregio Vlaanderen-Zeeland een voortdurend decor voor gewapende conflicten tussen verschillende Europese staten. Bij de betekening van het Verdrag van Münster, op 15 mei 1648 erkent Spanje de onafhankelijkheid van de Nederlanden. Dit betekent het einde van de Tachtigjarige Oorlog en een scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In de jaren 1660 en 1670 heeft de bevolking zwaar te lijden onder doortrekkende en plunderende Spaanse en Hollandse legertroepen. De Vrede van Nijmegen maakt hieraan in 1678 kortstondig een einde. Nog tijdens het laatste decennium trekken Franse, Engelse, Spaanse en Hollandse troepen door Lissewege.

Lissewege blijft niet gespaard van de pestepidemie van 1665-1668, 11% van de bevolking overlijdt aan de ziekte en voor de pestlijders worden speciale pesthuisjes en een klein ziekenhuis opgericht.

18de eeuw

Onder het bewind van de Oostenrijkers maakt de graaf de Ferraris in 1770-1778 een kaart van de Nederlanden. De aanduiding van dorpskern, abdij en landerijen vertoont weinig verschil met de 16de-eeuwse kaart van Pieter Pourbus.

De Franse Revolutie, op het eind van de 18de eeuw betekent het einde van het feodaal systeem. In 1795 wordt het Brugse Vrije, het Ambacht en de heerlijkheid van Lissewege afgeschaft. In 1796 wordt de gemeente Lissewege opgericht als onderdeel van het kanton Damme, in het nieuwe Département de la Lys.

19de eeuw

Van 1802 tot 1834 behoort Lissewege tot het bisdom Gent, in 1834 wordt het bisdom Brugge heropgericht. In datzelfde jaar schenkt de laatste monnik van de Duinenabdij, Nicolaas De Roovere, Ter Doest aan de Brugse kathedrale kerkfabriek.
In 1839 verdwijnt het kasteel van Lissewege, de motte blijft alsnog bestaan.

In de jaren 1840-1850 lijdt de bevolking, net als de rest van Vlaanderen, onder de langdurige armoede en mislukte oogsten.

In 1842 is de Dudzeelse Steenweg de enige verharde weg in Lissewege. Vanaf het midden van de 19de eeuw worden een aantal hoofdwegen voorzien van een kasseibestrating. De Markt wordt in 1868-1869 verbreed en geplaveid.

Op de Markt wordt het Sint-Jacobshuis, voormalige herberg (zie Onder de Toren), in 1828 verpacht als gemeentelijke jongensschool en onderwijzerswoning. In 1844 volgt, onder privé-initiatief, de oprichting van een meisjesschool. In 1850 bouwt men een nieuwe gemeenteschool naast de bestaande in het Sint-Jacobshuis. Door plaatsgebrek verhuist de school naar nieuwe gebouwen aan de Stationsstraat met een aparte afdeling voor jongens en meisjes. De onderwijzerswoning van de meisjesschool krijgt later een nieuwe functie als gemeentehuis.
In 1881 openen twee kloosterzusters uit Ruddervoorde een katholieke school met kapel.
Na afschaffing van de gemeentelijke meisjesschool in 1891 wordt besloten de meisjes naar de katholieke en de jongens naar de gemeentelijke school te sturen.
Tussen 1890 en de Eerste Wereldoorlog worden onder leiding van architect August Van Assche (Brugge) grondige restauratiewerken aan de kerk uitgevoerd. Ook het interieur krijgt een nieuwe aankleding.

Op 23 augustus beslist het Belgisch parlement om aan de kust een zeehaven te bouwen die via een kanaal verbonden zou worden met een nieuwe binnenhaven in Brugge. De ingenieurs Louis Coiseau en Jean Cousin maken het ontwerp.
De werken aan het kanaal starten in 1896, het traject loopt door de gemeenten Lissewege, Uitkerke, Dudzele, Sint-Pieters-op-de-Dijk en Koolkerke. Eerst worden woningen en hoeven, wegen en begroeiing afgebroken en verwijderd. Het kanaal wordt uitgegraven, dijken opgeworpen, en aan beide zijden een jaagpad aangelegd. Het kanaal is 10 kilometer lang, 8 meter diep en 70 meter breed boven waterniveau.
In 1902 vaart het eerste schip met een lading kolen naar de nieuwe cokesfabriek (Zeebrugge). De haven en het kanaal worden pas op 23 juli 1907, in aanwezigheid van koning Leopold II, officieel ingewijd.
De aanleg van kanaal en zeehaven heeft een dramatische impact op het polderdorp Lissewege. De gemeente verliest een belangrijke hoeveelheid grond, eeuwenoude hoeves en structuren verdwijnen. De gemeente wordt in twee gesplitst waarbij de oostelijke helft helemaal geïsoleerd geraakt. Er komt een vaste brug ter hoogte van Dudzele. In Lissewege zorgt een veerpont tussen 1899 en 1986 voor de verbinding tussen de beide helften.
Bovendien onteigent Brugge een aanzienlijk deel van het Lisseweegs grondgebied. Eerst wordt in 1899 446 hectare aangewend, met onder meer Zwankendamme, voor de realisatie van de Brugse zeehaven, dan volgt in 1901 een tweede onteigening van 256 hectare voor de aanleg van Zeebrugge-dorp.

20ste eeuw

Omstreeks 1900 komen de eerst havengebonden industrieën, zoals de cokesfabriek, zich ten noorden van Zwankendamme vestigen. Het eeuwenoude polderdorp wordt geconfronteerd met een totaal nieuwe situatie. Bovendien komen zich rond de fabrieken Waalse gastarbeiders vestigen in de zogenaamde "Cité Wallonne" (zie Zeebrugge).
Een nieuwe spoorlijn Brugge-Zeebrugge-Heist (1905-1906), loopt parallel met het kanaal. Het *station in Lissewege dateert van 1906.
In het begin van de 20ste eeuw verdwijnt de scheepvaart op het Lisseweegs Vaartje en wordt de hellingsgraad van de bruggen verlaagd.

De Eerste Wereldoorlog eist zijn tol. Op 23 november 1914 treffen Britse granaten, bedoeld voor de Zeebrugse haven, ook Lissewege. De Duitse commandant von Schröder maakt van de herberg "In de Drie Koningen", het huidige "Spaniënhof", zijn hoofdkwartier. Op 5 september 1918 gooit de Engelse luchtmacht verschillende bommen op Lissewege-dorp, die raken onder meer de kerktoren.
Tijdens de terugtrekking van het IJzerfront in oktober 1918 verschansen de Duitsers zich eerst achter het zeekanaal en vervolgens achter het Schipdonkkanaal. Alle weerbare mannen worden opgevorderd en het vee in beslag genomen.
Het monument voor de gesneuvelde soldaten, op de Markt (Onder de Toren) van Lissewege, dateert van 1920.

In 1932 palmt Brugge, ten behoeve van de economische ontwikkeling van de zeehaven, de wijken Gijzele en Zwankendamme (92 hectare) in.
In de jaren 1930 voorziet men een grootschalige verkaveling ten westen van de dorpskern, maar die blijft beperkt tot de Europastraat en omgeving.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakt Lissewege, tussen 1942 en 1944, deel uit van Groot-Brugge. De Duitse bezetter bouwt enkele bunkers aan de Patentestraat en een stookolie-opslagplaats aan het Boudewijnkanaal (zie Zeebruggelaan nummer 120). De Canadezen bevrijden Lissewege, als eerbetoon wordt in 1945 de naam van de Zuienkerkestraat gewijzigd in Canadezenlaan.

De aanleg in 1955 volgens een bestaand tracé van de Zeebruggelaan (N31), zorgt voor een extra ontsluiting van de zeehaven.

In 1962 moet ten noordwesten van het station de archeologische site van het Lisseweegs Opperhof wijken voor een nieuwe verkaveling. De motte wordt genivelleerd en de walgrachten opgevuld.

Bij het Koninklijk Besluit van 17/07/1970 wordt Lissewege, dan nog 1145 hectare groot, een onderdeel van de fusiegemeente Groot-Brugge.
Bij de uitbreiding van de Zeebrugse achterhaven in de jaren 1971-1985 wordt het oostelijk deel grotendeels onder 4 meter hoge opspuitingen begraven. Het leenhof Beukemare verdwijnt, de hoevegebouwen worden gedeeltelijk naast het Brugse crematorium De Blauwe Toren (zie Dudzele, Zeelaan nummer 2) heropgebouwd.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De historische kern situeert zich rond de Onze-Lieve-Vrouw-Bezoekingskerk, de toren is beschermd bij Koninklijk Besluit van 19/04/1937, de kerk bij Koninklijk Besluit van 22/09/1986. Ten zuiden ligt de site van Ter Doest. De 13de-eeuwse schuur is beschermd bij Koninklijk Besluit van 25/03/1938. De omgeving met de hoeve is beschermd als landschap bij Koninklijk Besluit van 23/09/1981.
Tot aan het begin van de 20ste eeuw hebben dorp en landschap het eeuwenoude uitzicht kunnen behouden. Heden leeft het oude polderdorp Lissewege onder de invloedssfeer van de Zeebrugse haven. De landelijke gemeente is van noord naar zuid doorsneden door het Boudewijnkanaal (circa 1900), de spoorweg (1905-1906) en de N31 (1955). Het Lisseweegs Vaartje slingert zich door het dorp en omringend landschap.

De bewoning concentreert zich hoofdzakelijk rond het marktplein (Onder de Toren), langsheen het Lisseweegs Vaartje, Stationsstraat en de Zeebruggelaan.
De dorpskern heeft in grote mate het authentiek karakter behouden en is als dusdanig een belangrijke toeristische trekpleister. De traditionele woningen, opgetrokken in lokaal gebakken baksteen, hebben meestal witgekalkte muren, wat Lissewege de bijnaam "het witte dorp" heeft bezorgd.
Beeldbepalend in de dorpskern is de kerk die in schril contrast staat met de lage dorpswoningen. De typische bakstenen toren is een baken in het polderlandschap. Ten oosten van de kerk zijn enkele straten afgesneden door het Boudewijnkanaal. Het zijn de relicten van eeuwenoude verbindingswegen (naar Ramskapelle) of toegangswegen (naar het leenhof Beukemare). Achter de kerk bevindt zich de Oude Pastoriestraat afgezoomd met knotbomen. Typisch is het uitzicht van de huizenrij aan de Poermolen.
Het gebied ten oosten van het kanaal is heden helemaal ingenomen door de Zeebrugse achterhaven.
In de buurt van het *station (1905-1906), beschermd bij Ministerieel Besluit van 15/10/2002, heterogene bebouwing, hoofdzakelijk van circa 1900 en uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
Lintbebouwing doet zich voor langs de Canadezenstraat en de eerste helft van de Scharphoutstraat. Het gebied tussen beide straten is door een recente verkaveling opgevuld. De woonzones worden gebruikt door pendelaars die in Brugge, de Zeebrugse haven of aan de oostkust werkzaam zijn.

Buiten de dorpskern liggen huizen en hoeves in het landschap verspreid. Belangrijk is de aanwezigheid van de voormalige abdij "Ter Doest". Deze heeft mede, door ontginning, het uitzicht van de omgeving bepaald. Verder meestal hoeves uit de 18de-19de eeuw, soms met oudere kern en bewaarde omwallingen, zie weergave van boerderijsites, onder meer op de kaarten van Pieter Pourbus (1561-1571) en de Ferrariskaart (1770-1778), zie "Wulfsberge", "Ghysele" en "Gaarlem".
Zeldzaam zijn de kleine landwegen of kerkwegels die de afgelegen woningen met de dorpskern verbinden.
Landbouw vormt in de westelijke helft van Lissewege nog steeds een belangrijke activiteit van de bevolking. Het oude cultuurlandschap is vooral ten zuiden van de dorpskom en in de omgeving van de abdijsite Ter Doest nog herkenbaar. Het landschap wordt getypeerd door een afwisseling van boompartijen, plassen, rietvelden, hoger gelegen kamgrasweiden en lager gelegen drassige gebieden, doorsneden door sloten en afwateringskanaaltjes. Uniek is de aanwezigheid van binnendijkse zilte weiden, opgenomen in het natuurreservaat "De Monnikenmoere" (Ter Doeststraat).

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Monumenten en landschappen, Landschapsatlas, 2001, OC GIS-Vlaanderen.
  • ASTAES S., Het waterwegennet ten noorden van Brugge van de XIde tot de XIVde eeuw, in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks deel 18, 1964, p. 3-17.
  • BALLEGEER J., DE KEYSER R., De Tienden te Lissewege, in Rond de Poldertorens, jaargang 1, nummer 2, 1959, p. 6-7.
  • BALLEGEER J., Proeve van Lisseweegse topografie, in Rond de Poldertorens, jaargang 1, nummer 2, 1959, s.p.
  • BALLEGEER J., De Mote van Lissewege verdwijnt, in Rond de Poldertorens, jaargang 4, nummer 2, 1962, p. 78-79.
  • BALLEGEER J., VANDEPITTE G., Begin van het Vrije Onderwijs te Lissewege, in Rond de Poldertorens, jaargang 10, nummer 4, 1968, p. 152-155.
  • BALLEGEER J., Lissewege een pedagogisch conferentiewerk uit 1911, in Rond de Poldertorens, jaargang 29, nummer 2, 1987, p. 129-149.
  • BALLEGEER J., Dan zullen de stenen spreken…Dorpswandeling in en rond de Onze-Lieve-Vrouw-Bezoekingskerk van Lissewege, Lissewege, 1998.
  • BALLEGEER J., DESMEDT R., Lissewege bezocht, Nieuwkerken-Waas, 1999.
  • BALLEGEER J., Het Lisseweegs Vaartje, in Rond de Poldertorens, jaargang 46, nummer 1, 2004, p. 27-30.
  • BEERNAERT B., DESMEDT R., LINGIER M., VANDAMME L., Lissewege & Ter Doest. Monnikenwerk. Geschiedenis van het witte dorp en zijn abdij, Tielt, 2004.
  • DENDOOVEN L. (red.), Lissewege, in Dit is West-Vlaanderen (deel 2), Sint-Andries, 1960, p. 1008-1013.
  • DE SMET J., De Duitse aftocht te Lissewege Oktober 1918, in Rond de Poldertorens, jaargang 1, nummer 4, 1959, p. 12-13.
  • DE SMET J., De bevolkingscijfers van de gemeenten van onze kring, in Rond de Poldertorens, jaargang 3, nummer 2, 1961, p. 66-69.
  • DEVOS P., Brugge herwonnen schoonheid. Tien jaar monumentenzorg te Brugge, Tielt, 1975.
  • HOLLEVOET Y., Archeologische noodonderzoek in de Zeebrugse achterhaven: de Romeinse vondsten, in Westvlaamse Archaeologica 5, 1989, 2.
  • VANDEPITTE G., Over het onderwijs te Lissewege in de XIXde eeuw, in Rond de Poldertorens, jaargang 7, nummer 2, 1965, pagina's 60-66; jaargang 7, nummer 3, 1965, p. 100-107.
  • VANDEPITTE G., Het één en ander uit Lissewege (in de 19de eeuw), in Rond de Poldertorens, jaargang 10, nummer 3, 1968, p. 105-111.
  • VANDEPITTE G., De dorpskom van Lissewege en de omgeving, in Rond de Poldertorens, jaargang 12, nummer 1, 1970, pagina's 16-26; jaargang 12, nummer 2, 1970, p. 75-89.
  • VANDEPITTE L., Aantekeningen bij de "Heren van Lissewege", in Rond de Poldertorens, jaargang 14, nummer 3, 1972, p. 68-89.
  • VANDEPITTE L., Wanneer werd de plaatsnaam LISSEWEGE voor het eerst in nagelaten schrift vermeld?, in Rond de Poldertorens, jaargang 19, nummer 2, 1977, p. 45-60.
  • VAN HOUTTE J., De geschiedenis van Brugge, Tielt, 1982.
  • VERMEERSCH V. (red.), Brugge en de zee. Van Bryggia tot Zeebrugge, Antwerpen, 1982.

Bron: GILTÉ S., VAN VLAENDEREN P. & VANWALLEGHEM, A. met medewerking van DENDOOVEN, K. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Dudzele, Lissewege en Zeebrugge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL25, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lissewege [online], https://id.erfgoed.net/themas/14660 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.