Geografisch thema

Kaster

ID
14685
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14685

Beschrijving

Sinds 1 januari 1977 maakt Kaster samen met Anzegem, Gijzelbrechtegem, Ingooigem, Tiegem en Vichte deel uit van de fusiegemeente Anzegem. Kaster is een gemeente van 804 inwoners (cijfers december 2004) en 408 hectare gelegen in een heuvelend landschap in zandlemig Vlaanderen (hoogte 17-53 meter boven zeeniveau) op de grens van de Scheldevallei.

De dorpskern is gelegen op de zuidelijke flank van een oost-west georiënteerde heuvelrug. Op het grondgebied van de gemeente stromen twee beken: de Kasterbeek van west naar oost en de Nederbeek in het uiterste noordoostelijke gedeelte. In het noordoosten van de gemeente op de grens met Tiegem, ligt het biologisch waardevol Bassegembos, een oud eiken- en haagbeukenbos met wilde hyacint. Het bos maakte tijdens het ancien régime deel uit van de heerlijkheid Bassegem en onderzoek toont aan dat het sinds de 16de eeuw ononderbroken bos is geweest in deze bosarme gemeente. Het bos wordt eveneens aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778).
Gerechtelijk en administratief behoort Kaster tot het arrondissement Kortrijk, kanton Anzegem. Kerkelijk behoort het tot het bisdom Brugge. Kaster is voornamelijk een landbouw- en woongemeente.

Tussen 1911 en 1929 doet de vermaarde oudheidkundige en pastoor van Kaster, Julien Claerhout, verschillende vondsten van artefacten - onder meer schrabbers en pijlpunten - die wijzen op een bewonerskern uit het neolithicum of postneolithicum (4500-1700 voor Christus). Recente opgravingen door de Archeologische Stichting voor Zuid-West-Vlaanderen bevestigen deze hypothese.
Het toponiem Kaster zou teruggaan op het Latijnse "castrum" en wordt in verband gebracht met de aanwezigheid van een Romeins legerkamp. Hiervan werden echter nog geen archeologische bewijzen teruggevonden. Tijdens de Romeinse tijd wordt de gemeente van zuid naar noord doorsneden door de heirweg Bavai - Oudenburg.
Reeds in 1641 maakt A. Sanderus melding van een vondst van Romeinse munten te Kaster. Julien Claerhout vindt in het begin van de 20ste eeuw scherven en dakpanresten. In 1977 en de daaropvolgende jaren worden deze vondsten aangevuld met duidelijke sporen van een echte nederzettingskern (1ste - 3de eeuw na Christus) nabij het huidige dorpscentrum en op de vlakke Kasterkouter.

Een eerste vermelding in schriftelijke bronnen dateert van 1075 als "Castra". De oudst gekende heer van Kaster is Arnoldus de Castra (1075). Het "Goed te Corbie" (Varentstraat nummer 27) is het foncier van de dorpsheerlijkheid Kaster. De heerlijkheid en het "Goed te Corbie", later meestal het "Goed ter Zele" genoemd, zijn in handen van de abdij van Corbie, nabij Amiens. Het goed wordt in leen gehouden van het hof van Warnoise in Langemark, dat eveneens in het bezit is van de abdij van Corbie. Administratief resorteert Kaster onder de Hoofdpointerij van Hemsrode in de Heuverkasselrij van Oudenaarde.
Ten gevolge van de slechte financiële toestand en de zwakke leiding van de abdij kan de Gelderse edelman Godfried van Bocholt, heer van Grevenbroek, op een slinkse wijze eigenaar worden van de talrijke bezittingen van de abdij van Corbie in de Zuidelijke Nederlanden. Zo koopt hij ook het "Goed ter Corbie", dat hij later met enorme winsten terug verkoopt. De processen die hierop volgen slepen aan tot 1742.
Bassegem, gehouden van het Vyvense in Sint-Eloois-Vijve, dat zelf afhangt van het grafelijk kasteel van Kortrijk, is een tweede belangrijke heerlijkheid op het Kasterse grondgebied. De rentegronden liggen verspreid over Kaster, Kerkhove, Tiegem, Otegem, Ooike en Oudenaarde. Er hoorde ook een korenwindmolen bij, de heden verdwenen zogenaamd "Neermolen", gelegen aan de huidige Pontstraat. De heerlijkheid heeft recht op een baljuw, een volle schepenbank en een sergant en bezit hogere, middele en lagere rechtspraak. Het foncier van de heerlijkheid is de gelijknamige hoeve gelegen aan de Bassegemstraat. In 1778 is deze heerlijkheid in het bezit van Lodewijk-Emmanuel le Gillon, baron van Bassegem.
Andere heerlijkheden op het grondgebied van het huidige Kaster zijn die van Waarmaarde, Ingelmunster, Vichte, Petegem, Elsegem, Cooreman, Biest, Sijsele en Butsegem.

Daar de abdij van Corbie eigenaar was van de dorpsheerlijkheid Kaster, oefende ze ook het patronaat uit van de kerk. De parochie maakte achtereenvolgens deel uit van het bisdom Doornik, Gent en Brugge. De huidige laat-classicistische kerk dateert van 1819 en vervangt de vervallen laat-gotische kerk.

Volgens het register van de 20ste penning van 1572 zijn er te Kaster 115 woningen, waarvan een elftal grote hoeven. Vijf van deze landbouwexploitaties zijn omwald: de hoeven van de reeds genoemde heerlijkheden te Corbie en te Bassegem, en voorts nog ten Eeckhoute, ter Haegen en de pastorie of "prietserage".

Op het einde van de 16de eeuw, ten tijde van de godsdiensttroebelen, wordt Kaster zwaar getroffen. De opstandelingen maken zich meester van de strategische vestigingen te Avelgem, Outrijve en Zwevegem, waarbij alle verkeer langs de Schelde wordt stilgelegd en het omliggende land wordt leeggeroofd. Slechts één tiende van de akkers wordt bewerkt. Na een langzaam herstel aan het begin van de 17de eeuw raakt Kaster opnieuw betrokken in het oorlogsgeweld. Tijdens de oorlog tussen Frankrijk en Spanje (1644-1678) is Vlaanderen Spaans kroongebied, en leidt het zwaar onder de Franse invallen en plundertochten.
Met de Negenjarige Oorlog (1688-1697) wordt Kaster opnieuw het slachtoffer van plunderingen door beide vechtende partijen. Wanneer keurvorst Max-Emmanuel in 1695 met 40.000 manschappen zijn kamp opslaat in Kaster, Kerkhove en Tiegem wordt de situatie nog driester.
De daaropvolgende decennia brengen weinig of geen verbetering met zich mee. Pas met de Oostenrijkse Habsburgers komt er een langere periode van relatieve rust, wat leidt tot het economische herstel van de Zuidelijke Nederlanden. Zo wordt het wegennet vanaf de tweede helft van de 18de eeuw gevoelig verbeterd door de hoofdwegen te kasseien en door de bouw van twee bakstenen bruggen: de eerste bevindt zich op de grens Kaster - Anzegem, de tweede op "Den Brouck", op de grens Kaster - Elsegem.

Na de Franse inval (1795) worden de oude instellingen afgeschaft, de goederen van de geestelijkheid verkocht, tienden, heerlijkheden en andere feodale rechten verdwijnen. Voortaan ressorteert Kaster onder het departement van de Leie, later door Willem I omgevormd tot de provincie West-Vlaanderen, departement Kortrijk.

Tot de Eerste Wereldoorlog staan er drie windmolens te Kaster. De Kleymolen (Kleimolenstraat) wordt afgebroken in 1931, de Neermolen (zie Pontstraat) wordt door brand verwoest in 1918. Van de derde molen, gebouwd circa 1770, rest enkel het torenkot (zie Kasterstraat nummer 4 A).

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt er te Kaster een Duits vliegveld aangelegd. Desondanks blijft het dorp lange tijd gevrijwaard van direct oorlogsgeweld. Pas bij de opmars van de geallieerden in 1918 wordt het dorp getroffen door de bombardementen van de terugtrekkende Duitse troepen. Het dorpscentrum en de kerk worden ernstig beschadigd.

De dorpskern ontwikkelt zich in de loop der eeuwen tot een straatdorp met verspreide bebouwing, die zich uitstrekt aan beide zijden van de huidige J. Claerhoutstraat.
Zowel de Ferrariskaart (1770-1778) als de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) tonen enkel geconcentreerde bebouwing langs de J. Claerhoutstraat.
Tussen 1750 en 1850 worden steeds meer gebouwen versteend en vanaf 1850 krijgt de bebouwing in de dorpskern een meer aaneengesloten karakter. Na 1965 wordt het uitzicht van het dorpscentrum sterk gewijzigd door de bouw van sociale woningen aan de Corbielaan en door de omvorming van de pastorietuin tot parking. In 1980-1981 wordt in dezelfde straat een tweede groep sociale woningen opgetrokken.

Buiten de dorpskom vindt men verspreide bebouwing bestaande uit hoeves en boerenarbeidershuizen. Tal van de hoeves, heden vaak buiten bedrijf, worden reeds aangegeven op de Ferrariskaart (1770-1778). Belangrijke hoeves op het grondgebied zijn het "Goed te Corbie" of "Goed ter Zele" en het "Goed te Bassegem". De hoeves hebben in oorsprong een opstelling bestaande uit losse bestanddelen, die door latere uitbreidingen zijn geëvolueerd tot hoeves met een gesloten of semi-gesloten opstelling.

  • CLAERHOUT J., De jonge steentijd te Caster, in Biekorf, 23, 1912, p. 184-186.
  • DESPRIET P., Inleiding tot de geschiedenis van Kaster, in De Leiegouw, deel 20, 1978, p. 359-367.
  • Dit is West-Vlaanderen, steden-gemeenten-bevolking, II, Sint-Andries, 1960, p. 726-729.
  • Een dorp in de West. Kaster, in Curiosa, nummer 40, 2002, p. 20-24.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 1, Brussel, 1980, p. 43-44.
  • OOGHE R. en andere, Kaster in Archeologische en Historische Monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, 3, Kortrijk, 1981.
  • Uit in eigen Streek: Een Dorp in de West, Kaster, vergeten dorp in een Westvlaamse uithoek, in Curiosa, 40, 2002, p. 20-24.

Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van CALLENS T. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Anzegem, Deelgemeenten Anzegem, Gijzelbrechtegem, Ingooigem, Kaster, Tiegem en Vichte, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL27, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kaster [online], https://id.erfgoed.net/themas/14685 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.