Geografisch thema

Sint-Gilliskwartier

ID
14690
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14690

Beschrijving

Afbakening en historische achtergrond

Met zijn oppervlakte van 51 hectare sluit dit kwartier ten zuiden aan bij de oudste kern ter hoogte van de Augustijnenrei en de Gouden Handrei overspannen door de Augustijnen- en de Torenbrug. Ten westen is het begrensd door de Sint-Jorisstraat en Vlamingstraat, ten oosten door de Reie en ten noorden door de in 1889-1899 aangelegde Komvest die het tracé van de tweede omwalling volgt.

In de ontwikkeling van het kwartier spelen twee polen een belangrijke rol. Archeologische vondsten situeren immers één van de oudste Gallo-Romeinse woonkernen voor de hele stad aan de Wulpenstraat, ten oosten van de Reie,in het uiterste noorden van het grondgebied. Hier zal ook het havengebied ontstaan dat in sommige periodes rechtstreeks aan de zee ligt maar alleszins het knooppunt blijft van waterlopen als het Zwin en de Damse Vaart, de Ieperleet en de Reie. De haven- en handelsactiviteiten, die zich ontplooien tot en met de 11de eeuw, zullen opnieuw opbloeien vanaf 1134 tot de 15de eeuw maar worden dan verlegd naar de Spiegel- en de Kraanrei (zie 18n a, Oudste kern). De Reie wordt in de late 12de eeuw naar het oosten afgebogen, ter hoogte van de huidige 's Gravenstraat, om aldus aan te sluiten bij de uit te graven vaart die leidt naar het toen pas gestichte Damme.

Vanaf de eerste helft van de 11de eeuw zou, voortgaande op het toponiem "het Wijk", een aanlegplaats met een nederzetting zijn ontstaan op de linkeroever van de Reie, ten noorden van de Gouden Handrei. Volgens recent onderzoek zou de "Koetelwijkpoort" van de eerste omwalling gestaan hebben aan de Koningsbrug: hierdoor zou het blokje tussen de Spiegelrei, de Schrijnwerkersstraat en het Genthof aanvankelijk extra muros vallen en dan ook bij het huidige Sint-Gilliskwartier hebben gehoord.

De tweede pool, het eigenlijke Sint-Gillis, ontstond op het Praatse, een heerlijkheid van Boudewijn van Praat die circa 1241 aan het Onze-Lieve-Vrouwekapittel een terrein schenkt, dat achter "het Wijk" ligt. Hier wordt meteen een eerste bedehuis gebouwd, dat als hulpkerk van de Onze-Lieve-Vrouwekerk optreedt, en reeds in 1258 tot parochiekerk wordt verheven. Uiterlijk in 1283 koopt de stad nagenoeg het hele parochiaal gebied aan.

In de nieuwe wijken extra muros stichten ook bedelorden hun eerste kloosters. Vanaf 1227 vestigen de franciscanen - of minderbroeders - zich in de buurt van de Sint-Gillisdorpstraat of de zogenaamde "Frerenakker", wijzend op het landelijke karakter van de plek. In 1246 al staan ze hun eigendom af aan de Stad Brugge in ruil voor een groot deel van de stadsweide of de Braamberg, waar ze hun nieuw klooster zullen bouwen en betrekken tot de sekwestratie in 1796. Na de afbraak wordt er in 1850 het Stadspark aangelegd (zie Brugge Zuid, Magdalenakwartier). De augustijnen, sinds 1250 gevestigd in de Jan Miraelstraat, bouwen vanaf 1286 hun klooster uit op gronden tussen de Augustijnenrei, de Jan Miraelstraat, de Schrijversstraat en de Hoedemaekersstraat, die hun geschonken werden door de Jan II, heer van Gistel die hier tot 1275 hof hield (zie Noord, Oost- en West-Gistelhof). In het noorden van het kwartier, aan het einde van de Sint-Clarastraat, betrekken de clarissen tussen 1263 en 1783 een gebied tussen de huidige Sint-Claradreef en de Komvest; een noordelijk deel ervan moesten ze afstaan voor de aanleg van de tweede stadsomwalling.

Typische bestanddelen in de stadsstructuur tijdens het ancien regime

De tweede stadsomwalling van 1297 omsluit in dit kwartier aldus verschillende bestaande kernen en eigendommen - waaronder de "Prootsche" in de omgeving van de huidige Dampoort, ten westen van de Reie -, die hun stempel drukken op het toenmalige en toekomstige stratenpatroon. Ten noorden, op het kruispunt van de Reie en de Damse Vaart en de omlopende grachten met de Oostendse en de Gentse vaart, vormt het Dampoortcomplex, tussen het einde van de 13de eeuw en 1871, de enige toegang voor het in- en uitgaand verkeer.

Zo controleert de Speipoort, aan het einde van de Potterierei, de uitweg naar Damme, de Sint-Niklaaspoort - in de loop van de 17de eeuw vervangen door de Dampoort - deze naar Koolkerke, terwijl de Sint-Lenaartspoort over de Ieperlee toezicht houdt op de weg naar Dudzele.

Op de kaart van Marcus Gerards (1562) tekent zich aan de Langerei duidelijk de geconcentreerde lintbebouwing af die contrasteert met de achterin gelegen hovingen en onbebouwde gronden. Naar het zuiden toe valt ten noordwesten het afgeronde patroon van het Sint-Gillisdorp op: het gebogen tracé van het Vuil Reitje, een zijarm van de Reie, loopt in de haakse Hoedenmakersstraat door tot aan de zuidelijke begrenzing gevormd door de Augustijnen- en de Gouden Handrei. De Sint-Gilliskerk, opklimmend tot de tweede helft van de 13de eeuw met meerdere latere aanpassingen, staat met haar kerkhof midden in een losse structuur bestaande uit ietwat gebogen hoofdassen in oost-westelijke richting die min of meer gelijklopen met de Augustijnen- en de Gouden Handrei en uitkomen op de Langerei; haakse zijstraten lijnen dan onregelmatige, dicht bebouwde blokken af. Vanaf het midden van de 15de eeuw ontstaat hier aan de Baliestraat het godshuis Brooloos, Laris en Stockhove naar de opeenvolgende burgers die respectievelijk in 1459, 1773 en 1689 bijdragen tot de stichting en de uitbreiding van de parochiedis van Sint-Gillis.

In deze buurt, in de nabijheid van de haven en van de Spaanse kolonie onder meer aan het Oost-Gistelhof en de Gouden Handstraat, wijst onder meer het sinds 1361-1362 vermelde Maagdendal, als zijstraat tussen de Annuntiaten- en de Sint-Clarastraat, met enige ironie op de hier bedreven hoererij.

Hoewel Jan van Eyck (1390-1441) hier reeds een eigendom bezat, is Sint-Gillis voornamelijk in de 16de eeuw bekend als schilderskolonie: Jan Provoost (1462/5-1529) betrekt een huis in het Oost-Gistelhof, Pieter Pourbus (1523-1584) en Maarten Rougiers vestigen zich aan de Jan Miraelstraat, Antoon Claeissens (1538-1613) en Jan Benson aan de Augustijnenrei. Grote herenhuizen komen hoofdzakelijk voor aan de Augustijnenrei en aan de Langerei; hun tuinen palen dan aan de kleine achterin liggende verbindingen.

Bij Marcus Gerards valt het "Hof Saint-Pol" op dat al sinds de 14de eeuw aan de Langerei is gevestigd in een breedhuis met een ronde traptoren en een ruim domein.

Een tweede tracé dat dit kwartier bepaalt, vertrekt van de Augustijnenrei naar het noorden via de Jan Miraelstraat, en loopt verder door in de gebogen Sint-Clarastraat en de Calvariebergstraat. Marcus Gerards (1562) tekent zorgvuldig het augustijnenklooster op bij het begin van de eerste straat: het complex bestaat op dat ogenblik uit een tweebeukige kerk met aanleunende kloostergang en gebouwen aan de noordzijde. De Sint-Clarastraat geeft hij weer met een afwisselende bebouwing, tuinmuren en onderbrekende, nu verdwenen zijstraatjes. Aan deze straat ligt nog een 16de-17de-eeuwse hoeve en ter hoogte van de nummers 39-43, tussen de Sint-Clara, de Kapel- en de Sint-Jorisstraat, is de voormalige, sinds de 16de eeuw vermelde "heester" en herberg van de makelaarsgilde te situeren. Hier ligt ook de toegang tot het "Kasteel Hoedemakers" dat wordt voorgesteld als een omwalde woontoren. Aan het uiteinde, ter hoogte van de huidige Calvariebergstraat en de vest, mondt dit tracé uit in een rurale, deels beboomde omgeving met grachten en weiden.

In dit noordwestelijk gebied van het Sint-Gilliskwartier zal in de loop van de 16de-17de eeuw een concentratie van kloosters ontstaan in de nabijheid van het bestaande clarissenklooster en de Duinenabdij aan de overkant van de Reie. Tijdens de godsdienstoorlogen verlaten de annuntiaten, opgericht in het Brugse in het begin van de 16de eeuw, in 1578 hun vernielde klooster extra muros en vestigen zich aan het Vuil Reitje in het zogenaamde "Fluweel Hof"; in de loop van de eerste helft van de 17de eeuw wordt het verbouwd en voorzien van een kerk. In de onmiddellijke buurt, aan de Sint-Clarastraat, vindt de in 1237 gestichte cisterciënzerinnengemeenschap, na heel wat omzwervingen, een nieuw onderkomen in aangekochte panden, die grotendeels horen bij het domein van het "Kasteel Hoedemakers"; vanaf 1672 zullen ze worden uitgebouwd tot de abdij van Hemelsdale met een kerk die in 1716 ingewijd wordt.

Anderzijds nemen de zusters van het Gemene Leven, een orde van midden-15de-eeuwse oorsprong, gekend als Sarepta en doorgaans buiten Brugge gevestigd, in 1617 definitief hun intrek in het 14de-eeuwse Hof Saint-Pol aan de Langerei; hun kerk zal twee jaar later worden ingewijd en hun klooster gedeeltelijk vernieuwd in de 18de eeuw.

In de 17de-18de eeuw vinden de meeste aanpassingen plaats ten noorden van het kwartier met het geleidelijke optimaliseren van het complex van poorten, bruggen en sluizen voor nieuwe factoren als het bastioneren van de omwalling, het uitgraven van de handelskom, het aanleggen van de Coupure, het oprichten van pakhuizen en het ontmantelen van de stadsomwalling waarbij de puinachtige Speipoort bewaard blijft.

Op een toen nog groot beboomd perceel tussen de huidige Annuntiatenstraat en de Kleine Nieuwstraat wordt een "huyze van plaisance" of "heester" opgetrokken, die tijdens de 18de eeuw de vroegere traditie op verfijnde wijze voortzet in het nog ruim beschikbaar binnenstedelijk groen.

Aan de zijde van de binnenstad vinden tot 1784 geen fundamentele wijzigingen plaats in de stadsstructuur. Wanneer het metselaarsambacht in 1757 een godshuis sticht, zijn het oudere 17de-eeuwse huisjes die hiertoe worden ingericht op het hoekpand Noord-Gistelhof en Annuntiatenstraat. Bij decreet van Jozef II wordt ook hier de begraafplaats van de Sint-Gilliskerk afgeschaft; ze bestond uit het boerenkerkhof aan de noordzijde, het herenkerkhof aan de zuidzijde en het armenkerkhof aan de westzijde. Tegenover haar westgevel zal, in de eerste helft van de 19de eeuw, op grond van het kerkhof in de Baliestraat, een homogene huizenrij worden gebouwd met eenvoudige opstand en blijkbaar opgelegde, doorgetrokken kroonlijsten. Met het dempen in 1788 en 1835 van het Vuil Reitje, tussen de Langerei en de Biddersstraat, wordt de Annuntiatenstraat verlengd tot aan de Langerei en verdwijnt het aloude binnenvloeien van de zijarm van de Reie, één van de bepalende factoren in het ontstaan en de evolutie van het Sint-Gilliskwartier.

Overgang naar de 19de eeuw en latere wijzigingen

Gezien de vele religieuze instellingen in het kwartier brengt het afschaffen ervan wijzigingen mee, op korte of lange termijn. Een eerste reeks vrouwenkloosters als de clarissen, de annuntiaten, de zusters van het Gemene Leven (Sarepta) worden reeds "nutteloze instellingen" opgeheven op bevel van Jozef II in 1783-1784. Hun kloosters zullen soms gedeeltelijk - meteen of later - worden afgebroken maar inmiddels tijdelijk worden herbestemd onder meer als textielbedrijven, militaire gebouwen en nadien onderwijsinstellingen zoals het gedeeltelijk bewaarde Sarepta aan de Langerei dat nog een stadsschool herbergt. De erbij behorende gronden aan de Collaert Mansionstraat zijn in de loop van de 19de eeuw volgebouwd. Vanaf 1867 tot 1970 zal het domein van de clarissen worden ingenomen door de kapucijnen die er geleidelijk hun nieuw klooster uitbouwen.

Het ruime, in 1796 opgeheven complex van het augustijnenklooster met zijn in 1627 opgericht college dat het blok inneemt tussen de Augustijnenrei, de Schrijvers-, de Jan Mirael- en de Hoedenmakersstraat, zal haast volledig uit het stadsbeeld verdwijnen na een verregaande sloop in 1813. Sporadische, resterende aanhorigheden zullen worden opgenomen in 19de- en 20ste-eeuwse nieuwe bouw. De eveneens tijdens het Frans Bewind in 1796 verbeurd verklaarde cisterziënzerabdij Hemelsdale zal via stromannen worden gered en nadien doorverkocht aan de Gentse zusters van openbaar onderwijs, die er hun kostschool in onderbrengen tot hun verhuizing naar het centrum aan de Wapenmakersstraat in 1897 (zie 18n a Oudste kern).

De evolutie van het bodemgebruik in de eerste helft van de 19de eeuw is goed weergegeven op het kadasterplan van 1854. Enerzijds blijkt hieruit een groeiende inbreiding in de kern rond de Sint-Gilliskerk: in een aantal hoofd- en vooral zijstraten komt er verspreide arbeidershuisvesting vanaf de jaren 1830; meestal gaat het om eenheidsbebouwing van vier tot zes huizen die soms, zoals in de Biddersstraat, de plaats innemen van ommuurde tuinen. In de tweede eeuwhelft neemt dit aantal soms toe, zoals in de Jan Miraelstraat waar het gaat om een dertigtal huizen. In dit "centrum" vestigen zich ook enkele bedrijven zoals de haringrokerij aan de Baliestraat waarop de bewaarde schoorstenen nog wijzen. Achterin, aan de Langerei, tussen de huidige Julius en Maurits Sabbestraat en de 's Gravenstraat, ontstaan in de loop van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw bedrijven als een mouterij, een papierfabriek, een marmerij en een leerlooierij-wolwasserij.

Op hetzelfde plan van 1854 zijn in het noorden van het kwartier aan de Calvariebergstraat, de Sint-Claradreef en -straat nog grachten, weiden, tuinbouwgronden en blekerijvelden opgetekend samen met een zekere toename van arbeidershuisjes voor de bedrijven in deze buurt.

Op de Poppkaart van 1865 is het Dampoortcomplex gedetailleerd weergegeven. Na een problematische periode tijdens het Frans en het Hollands Bewind worden in de tweede helft van de 19de eeuw aanpassingen doorgevoerd: in 1852-1853 wordt een saskom met drie sluizen aangelegd ter verbetering van de scheepvaart tussen de Damse Vaart en de Handelskom. In 1860-1862 verdwijnen enkele oude woningen en pakhuizen voor de oprichting van een nieuwe stokerij met aanhorigheden, die zich in de jaren 1891 en 1895 verder zal uitbreiden en twee jaar later zal worden overgenomen door de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek. Met opeenvolgende afbraak van oudere bestanddelen en nieuwe bouw bepaalt ze tot op vandaag de omgeving. Zo koopt de Gistfabriek in 1908 het enige voor dit kwartier vermelde "Fort De Knikker" op met zijn drie huisjes aan de Komvest; na afbraak in 1912 wordt het pand geïntegreerd in haar domein. Verdere significante vernieuwingen zijn de oprichting in 1924-1926 van een nieuw bedrijfsgebouw aan de Reie, waarin de oude stokerijgebouwen zijn opgenomen, en van een kantoorgebouw aan de Komvest in 1925.

In 1908 wordt de aanleg voorzien van een nieuw tracé - de huidige Julius en Maurits Sabbestraat - die, door weiden en blekerijen heen, van de Langerei naar de Komvest loopt. Bij de voltooiing in 1929 wordt hieraan, aan de noordzijde op gronden van de Gistfabriek, het doortrekken gekoppeld van een nieuwe zijstraat of de Stokerstraat die leidt naar de 's Gravenstraat. Bedoeling van de Gistfabriek was aan weerszijden van deze nieuwe gebroken as in het trapezoïdale bouwblok, afgelijnd door de Calvariebergstraat, de 's Gravenstraat en de toenmalige Julius Sabbestraat, een soort van tuinwijk te laten bouwen met enkel huisvesting voor haar werknemers. Uiteindelijk zijn er maar 25 huizen in de rechtgetrokken Stokersstraat gerealiseerd en zijn in de aanpalende straten privéwoningen opgericht.

Recente ontwikkeling

In 1972 karakteriseert het Structuurplan het Sint-Gilliskwartier als echte woonbuurt waarin de bijkomende onderwijsinstellingen onmiddellijk aansluiten bij deze basisfunctie. Wel wordt aangedrongen op het noodzakelijke "ontpitten" van binnenplaatsen en dergelijke om precies de woonkwaliteit te verhogen en ook op het uitsluiten van hoogbouw die dit stadsdeel enorm zou beschadigen. Voor de toekomst wordt het perspectief van de aanleg van een noordelijke jachthaven voorgespiegeld, samen met het herbestemmen van de oude gistfabriek (1924-1926) en het valoriseren van de resterende 18de-eeuwse pakhuizen: een vrome wens die maar gedeeltelijk is uitgekomen en beperkt is gebleven tot de consoliderende restauratie van het laat-18de-eeuwse pakhuis in 1980 en van de langste 19de-eeuwse vleugel in 1989. De oude gistfabriek is na heel wat polemieken uiteindelijk in 1985 definitief uit het stadsbeeld verdwenen en dit deels door haar "niet-Brugs" karakter. Op dat moment was de gistfabriek, die in 1965 44.855 m2 innam binnen de vesten, aan herstructurering en uitbreiding toe waardoor ze nog steeds tot de bepalende Brugse bedrijven behoort.

De verdere ontwikkeling van het noorden van het Sint-Gilliskwartier is nauw verbonden met die van de haven van Zeebrugge, gemoderniseerd vanaf 1970 en voorzien van achterin gelegen industrieterreinen waartoe de bereikbaarheid niet optimaal is en om verbetering vraagt.

Tot het bevorderen van de huisvesting heeft het innoverend Sincfalproject van 1978 bijgedragen. In 1970 verdwijnt, samen met een aansluitende rij van 19de-eeuwse arbeidershuisjes, de neoromaanse kloosterkerk van de kapucijnen die de Sint-Clarastraat visueel afsloot. Zoals voorgesteld in het Structuurplan zal de vervangende sociale woningbouw aansluiten bij de vroegere nog ommuurde kloostertuin die nu als Sincfalpark wordt opengesteld als openbaar groen en hiermee een sociale en recreatieve functie vervult in dit dicht bevolkte kwartier.


Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Middeleeuwse stadsuitbreiding, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nb Noord, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Gilliskwartier [online], https://id.erfgoed.net/themas/14690 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.