Teksten van Groot Begijnhof

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122100

Groot Begijnhof ()

Het Groot Begijnhof van Mechelen klimt op tot het einde van de 16de en de 17de eeuw. Gevestigd binnen een bestaande stadswijk, vormde het bloeiende begijnhof een stad in de stad, afgesloten door poorten, huizenrijen en een deel van de stadsmuur, de zogenaamde 'Centjesmuur'. Het begijnhof werd afgeschaft door de Franse revolutionairen en kende daarna geen grote heropbloei meer. Talrijke lijstgevels die thuishoren in de 19de-eeuwse stadsarchitectuur, tonen aan dat het begijnhof toen reeds opnieuw gedeeltelijk geïntegreerd was in de stad. Het globaal uitzicht met asymmetrisch stratenpatroon, barokke kerk en typische begijnenhuizen, bleef wel grotendeels bewaard.

Historiek

Eerste begijnhof

De Begijnenstraat in het hart van Mechelen, heeft haar naar niet gestolen; daar woonden in het begin van de 13de eeuw de eerste Mechelse begijnen. De vroegste vermelding dateert uit 1209, toen ze een huis in de huidige Begijnenstraat bewoonden.

Na enige tijd verlieten de eerste begijnen het centrum en vestigden zij zich aan de Heembeemd, aan de noordelijke buitenrand van de stad, rondom het 'godshuis der rustende priesters' op de Dekenij. Toen zij ook daar niet de gewenste stille afzondering en evenmin voldoende expansiemogelijkheden vonden, stond de bisschop van Kamerijk hen in 1259 toe zich nog verder buiten de stadsmuren terug te trekken. Op die manier werd een begijnhof net buiten de tweede stadsomwalling opgericht, tussen Dijle en Antwerpse Steenweg, later zogenaamd de 'Begijnenweiden'. Deze stichting werd gesteund door twee dames uit het belangrijk geslacht Berthout, met name Maria van Lummen, vrouw van Berthout en haar dochter Sophia.

Het hof met een grootte van 19 hectare 78 are was het grootste dat ooit heeft bestaan en was omsloten door muren en grachten. Zieke en oude begijnen bleven op de Dekenij, later zogenaamd het 'Klein Begijnhof'. Het nieuw begijnhof werd als parochie erkend in 1286, na de oprichting van de kerk in 1279. Nog voor het einde van de eeuw (in 1295) lagen degelijk uitgewerkte statuten voor. De bloeiperiode duurde drie eeuwen. Rond 1550 zou het begijnhof bijna 100 conventen en misschien wel meer dan 1500 begijnen hebben geteld.

16de-eeuws krijgsgeweld brak de voorspoedige ontwikkeling ruw af. Toen Mechelen in 1578 in hervormingsgezind vaarwater terecht kwam, liet het stadsbestuur het begijnhof platbranden om te beletten dat Spaanse troepen het hof als uitvalsbasis zouden gebruiken bij een belegering. Voor de begijnen volgden moeilijke jaren. Ze vluchtten naar het 'Keizershof' intra muros.

Ontstaan Groot begijnhof

In 1585 werd het Spaans gezag hersteld. De stad was intussen tot zetel van het nieuw aartsbisdom verheven. Aartsbisschop Johannes Hauchinus vaardigde in 1588 nieuwe statuten uit en steunde de begijnen bij het verwerven van een nieuw hof, ditmaal binnen de muren.

Ze kregen de officiële toelating een hof op te richten in een weinig bewoonde wijk nabij de Sint-Katelijnestraat. Een solide basis werd gelegd door de aankoop van twee prestigieuze panden; de voormalige patriciërswoning Hof van Fontes en het refugiehuis van de Sint-Bernardusabdij van Hemiksem, later de infirmerie. Beide panden stonden aan de Nonnenstraat, de toekomstige hoofdas van het nieuwe begijnhof.

Bloei Groot begijnhof

Tegen het eind van de 16de eeuw kon de hele wijk aangekocht worden. Nieuwe straten, zoals de Hoviusstraat, de Fonteinstraat en de Acht Zalighedenstraat werden aangelegd. Bestaande huizen werden aan hun nieuwe bestemming aangepast en nieuwe gebouwen kwamen de open ruimte opvullen. Het genoemde refugiehuis werd de infirmerie.

In 1596 werd een voorlopige kerk opgericht gewijd aan Sint-Alexius en Sint-Catharina. In het hart van het begijnhof verrees tussen 1629 en 1647 de trotse, definitieve barokke kerk. De bouwgrond voor deze kerk bestond uit een terrein van een cellenbroedersklooster, dat in 1614 door het hof was opgeslorpt.

Gedurende de hele 17de eeuw ontplooiden de begijnen een intense bedrijvigheid bij het bouwen van huizen en conventen. Het aantal van deze laatste zou echter nooit meer dan een derde bedragen in vergelijking met het oudere hof. Met de annexatie in 1652 van de Vrouw van Mechelenstraat met drie huizen en twee blekerijen in de Plankstraat, kreeg het begijnhof zijn definitieve begrenzing.

Tijdens de 17de eeuw kende het begijnhof een relatieve bloei, met als belangrijke bron van inkomsten het vervaardigen van Mechelse Kant.

Achteruitgang Groot begijnhof

In 1720 waren er ongeveer 700 begijnen en 27 conventen: niet gering, maar toch slechts de helft van de twee eeuwen voordien. In 1730 waren er nog 650 begijnen en in 1750 slechts 480. In 1750 vormden de verkoop van een convent en de verhuring van een ander nog tekenen van een inzettende achteruitgang.

Zonder de Franse inval was deze evolutie misschien nog te keren geweest. Maar de republikeinen schaften het begijnhof in 1798 af. Ze braken drie poorten af en verkochten de kerk (die later evenwel teruggekocht kon worden). Voor de afbraak van de poorten heeft ertoe geleid dat het begijnhof naderhand meer en meer in het omringende stadsweefsel werd opgenomen en zich geleidelijk aan steeds minder als afzonderlijk complex kon manifesteren.

In 1814 konden de begijnen terugkeren en opnieuw hun habijt aantrekken. Doordat zij echter geen zeggenschap meer hadden over de bebouwing, verschenen er steeds meer stedelijk uitziende huizen tussen de traditionele begijnenhuizen.

Na 1900 namen ontkerkelijking en secularisering exponentieel toe. Het feit dat het begijnhof vanaf 1925 geen zelfstandige parochie meer was, versnelde nog de ontwikkeling tot 'gewone' stadswijk, waarin naast begijnen ook kleine gezinnen en alleenstaanden woonden. Het hof werd een kapelanie behorend tot de Sint-Katelijneparochie. Het overlijden van de laatste Mechelse begijn in 1993 maakte een eind aan de begijnengeschiedenis van het Groot Begijnhof in Mechelen.

Beschermingsgeschiedenis

In 1976 werd een deel van het begijnhof (begrensd door de Guido Gezellelaan, Nonnenstraat, Krommestraat, Twaalf Apostelenstraat en Schrijnstraat) beschermd als landschap.

In 1985 werd een ander deel van het begijnhof beschermd als stadsgezicht. De afbakening van deze bescherming heeft een grillige vorm en komt ongeveer overeen met het grootste deel van het begijnhof min het deel dat eerder al was beschermd als landschap.

In 2012 werd de bescherming als stadsgezicht uitgebreid. Het deel dat reeds was beschermd als landschap, kwam erbij, alsook ten zuiden de bebouwing aan de zuidkant van de Vrouw van Mechelenstraat, ten oosten enkele huizen op de hoek van de Moreelstraat en de Cellebroedersstraat met de Sint-katelijnestraat en ten noordoosten de bebouwing aan de Schrijnstraat richting Sint-Katelijnestraat.

In 1998 werden de Vlaamse begijnhoven, waaronder het Groot Begijnhof van Mechelen, opgenomen in de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Het Groot Begijnhof van Mechelen wordt tot de representatieve voorbeelden op de lijst van het werelderfgoed gerekend omwille van zijn unieke geschiedenis en unieke typologie als begijnhof dat gevestigd werd in een reeds bestaande stadswijk. Hierdoor kreeg het begijnhof zijn karakteristiek, maar atypisch en grillig stratenpatroon. De overige Vlaamse begijnhoven hebben doorgaans een rechtlijnig dambordpatroon of ontwikkelden zich rondom een plein.

Beschrijving

Het Groot Begijnhof is gelegen in het noordwesten van de stad Mechelen. De wijk wordt begrensd door de Guido Gezellelaan, Edgar Tinellaan, Sint-Katelijnestraat, Nieuwe Beggaardenstraat en Vrouw van Mechelenstraat. Het Groot Begijnhof heeft een grillig stratenpatroon en omvat in alfabetische volgorde de volgende straten: Acht Zalighedenstraat, Begijnenkerkhof, Cellebroedersstraat, Conventstraat, Fonteinstraatje, Hoviusstraat, Jezuspoort, Krankenstraat, Krommestraat, Moreelstraat, Nonnenstraat, Schrijnstraat, St.-Alexiusstraat, St.-Beggastraat, Twaalf Apostelenstraat en Vrouw van Mechelenstraat.

Gezien het Mechels begijnhof binnen de vesten werd ingericht in een reeds bewoonde stadswijk, gelegen tussen de vesten, de Sint-Katelijnestraat en de Nieuwe Beggaardenstraat, vormde het een afgesloten stadje in de stad, gekenmerkt door een asymmetrisch stratenpatroon. Het hof was van de rest van de stad afgesloten door aaneengesloten huizenrijen in de genoemde straten en drie poorten: een in Sint-Katelijnestraat aan de Schrijnstraat en twee in de Nieuwe Beggaardenstraat ter hoogte van de Vrouw van Mechelenstraat en de Nonnenstraat. Langs de Vest was het hof afgesloten door een deel van de stadsmuur, de zogenaamde Centjesmuur. In 1858 vond de demping plaats van de Vuilgracht en de Heergracht, twee vlieten die het hof doorkruisten.

Het asymmetrische stratenpatroon bleef tot op heden bewaard. Het algemene schema vertoont smalle straten met centraal gelegen kerk, de infirmerie (heden ingenomen door Brouwerij Het Anker), het huis van de Grootjuffer, verscheidene conventen waar arme begijnen samenwoonden en afzonderlijke begijnenwoningen of 'kopen' van rijke begijnen; minder gegoede begijnen huurden kleine plaatsen, annexen van een of ander convent, zogenaamde 'giften ofte gelegen'. Typisch voor in de 17de eeuw aangelegde of bebouwde straten zijn de woningen met voor- of achtertuintjes met afsluitingsmuur (zoals in de Acht Zalighedenstraat en de Fonteinstraat).

Het globaal uitzicht bleef grotendeels behouden. Het tracé van de straten bleef ongeschonden en verscheidene conventen en aparte woningen bleven bewaard in vrij authentieke staat. Diephuizen en breedhuizen uit eind 16de, 17de of begin 18de eeuw in traditionele bak- en zandsteenstijl soms gemarkeerd door barokversiering. Een aantal gevels werd in de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw min of meer aangepast onder meer door wegbreken van vensterkruisen, vergroten of vernieuwen van vensters, bepleisteren van de gevel, verbouwen van topgevel tot lijstgevel enzovoort.

Veel gevels werden inmiddels opnieuw gedecapeerd zodat sporen van vroegere toestand zichtbaar zijn. Enkele recentere restauraties gebeurden met nieuwe materialen en approximatieve reconstructies naar een zogenaamde vroegere toestand. Het hof telt ook talrijke lijstgevels die thuishoren in de 19de-eeuwse stadsarchitectuur, waaruit blijkt dat het begijnhof toen reeds opnieuw gedeeltelijk geïntegreerd was in de stad.

  • Stadsarchief Mechelen, B 6703: Afbeelding van het Groot Begijnhof binnen de stad Mechelen, gekleurde pentekening op papier (18de eeuw).
  • Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier, Mechelen: Groot Begijnhof met omgeving: uitbreiding (S.N., 2012).
  • BETERAMS F.G. 1957, Inventaris van het Archief van de C.O.O. van Mechelen, II, Mechelen.
  • DE RIDDER F., Artikels over het Mechels begijnhof, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 1930. 56-84; 1935, 15-42; 1937, 23.
  • GODENNE L. s.d., Malines jadis et aujourd'hui, 381-382, 400-404, 413-417.
  • HEIRMAN M. 2001, Langs Vlaamse Begijnhoven, Davidsfonds, Leuven, 65-67.
  • REYDAMS A. 1894, De namen en de korte geschiedenis der huizen, Mechelen, 173- 183.
  • SCHOEFFER J., Begijnhof van Mechelen, Gazet van Mechelen, 6/2/1859, 6/3/1861.
  • SCHOEFFER J. s.d., Historische aantekeningen, 285-307.
  • TAMBUYSER R. 1955, Het oud archief van het Groot Begijnhof van Mechelen, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 25-27.
  • VERMUYTEN F. 1971, Het begijnhof van Mechelen en zijn kerk, Antwerpen.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Groot Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/169008 (geraadpleegd op ).


Groot Begijnhof ()

Historiek

Vroegste vermelding van begijnen te Mechelen in 1209, toen ze een huis in de huidige Begijnenstraat bewoonden. Weldra vestigden zij zich rondom het godshuis der rustende priesters op de Dekenij (omgeving huidige Kanunnik de Deckerstraat - Heembeemd). In 1259 toestemming van de bisschop van Kamerijk voor het oprichten van een begijnhof juist buiten de tweede stadsomwalling, tussen Dijle en Antwerpse Steenweg, later zogenaamde Begijnenweiden. Stichting gesteund door Maria van Lummen, vrouw van Berthout en haar dochter Sophia.

Het hof met een grootte van 19 hectare 78 are was omsloten door muren en grachten en was de verblijfplaats van 1500 begijnen. Zieke en oude begijnen bleven op de Dekenij, later zogenaamd Klein Begijnhof. Nieuw begijnhof als parochie erkend in 1286, na oprichting van de kerk in 1279; statuten van 1295. Bloeiperiode gedurende drie eeuwen; in 1550 telde het 95 conventen. Verwoesting van het hof in 1578. De begijnen vluchtten naar het "Keizershof" intra muros. In 1595: officiële toelating voor de heroprichting in een weinig bewoonde wijk nabij Sint-Katelijnestraat. Aankoop van het "Hof van Fontes" en "Refugiehuis van Sint-Bernards", later infirmerie, in de Nonnenstraat. Hieromheen bloeide het huidige Groot Begijnhof in de periode 1595-1652. Aanleg van nieuwe straten: Hoviusstraat, Fonteinstraat, Acht Zalighedenstraat en bouw van nieuwe huizen. Jarenlang was het hof een grote bouwwerf. In 1596: oprichting van een voorlopige kerk gewijd aan Sint-Alexius en Sint-Catharina op een deel van het grondgebied van het cellebroedersklooster, gelegen tussen huidige Cellebroedersstraat en Begijnenkerkhof; in 1613-1614 klooster volledig ingelijfd bij het hof. In 1629 eerstesteenlegging van barokkerk; gewijd in 1647.

In 1652 annexatie van de Vrouw van Mechelenstraat met drie huizen en twee blekerijen in de Plankstraat. Sedertdien definitieve begrenzing. Relatieve bloei tijdens de 17de eeuw, met als belangrijke bron van inkomsten het vervaardigen van "Mechelse Kant". Achteruitgang in de 18de eeuw; in 1720: 700 begijnen en 27 conventen, in 1730 nog 650 begijnen en in 1750 slechts 480. In 1798: afschaffing van het begijnhof, afbraak van de poorten en verkoop kerk. In 1814 terugkeer van begijnen. In 1925 werd het begijnhof als parochie afgeschaft, daarna kapelanie behorend tot Sint-Katelijneparochie. Doch na de sloping van de poorten was van een echt begijnhof geen sprake meer. Sedertdien stilaan opnieuw geïntegreerd in de stad en bewoond door kleine gezinnen en alleenstaanden.

Gezien het Mechels begijnhof binnen de vesten werd ingericht in een reeds bewoonde stadswijk, gelegen tussen de vesten, Sint-Katelijnestraat en Nieuwe Beggaardenstraat, vormde het een afgesloten stadje in de stad, gekenmerkt door een asymmetrisch stratenpatroon. Van de rest van de stad afgesloten door aaneengesloten huizenrijen in genoemde straten en drie poorten: een in Sint-Katelijnestraat aan de Schrijnstraat; twee in de Nieuwe Beggaardenstraat ter hoogte van de Vrouw van Mechelenstraat en de Nonnenstraat. Langs de Vest afgesloten door een deel van de stadsmuur, de zogenaamde Centjesmuur. In 1858 demping van de Vuilgracht en de Heergracht, twee vlieten die het hof doorkruisten.

Beschrijving

Het asymmetrische stratenpatroon bleef tot op heden bewaard. Het algemene schema vertoont smalle straten met centraal gelegen kerk, de infirmerie (heden ingenomen door Brouwerij Het Anker), het huis van de Grootjuffer, verscheidene conventen waar arme begijnen samenwoonden en afzonderlijke begijnenwoningen of "kopen" van rijke begijnen; minder gegoede begijnen huurden kleine plaatsen, annexen van een of ander convent, zogenaamde "giften ofte gelegen". Typisch voor in de 17de eeuw aangelegde of bebouwde straten zijn de woningen met voor- of achtertuintjes met afsluitingsmuur (zoals in de Acht Zalighedenstraat en de Fonteinstraat).

Globaal uitzicht grotendeels behouden. Het tracé van de straten bleef ongeschonden en verscheidene conventen en aparte woningen bleven bewaard in vrij authentieke staat. Diephuizen en breedhuizen uit eind 16de, 17de of begin 18de eeuw in traditionele bak- en zandsteenstijl soms gemarkeerd door barokversiering. Een aantal gevels werd in de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw min of meer aangepast onder meer door wegbreken van vensterkruisen, vergroten of vernieuwen van vensters, bepleisteren van de gevel, verbouwen van topgevel tot lijstgevel enzovoort.

Heden worden de gevels veelal opnieuw gedecapeerd zodat sporen van vroegere toestand zichtbaar zijn; ook recente "restauraties" dikwijls met nieuwe materialen en approximatieve reconstructies naar een zogenaamde vroegere toestand. Talrijke lijstgevels die thuishoren in de 19de-eeuwse stadsarchitectuur, waaruit blijkt dat het begijnhof toen reeds opnieuw gedeeltelijk geïntegreerd was in de stad. Gezien het Groot Begijnhof heden geen zelfstandig geheel meer vormt en opnieuw deel uitmaakt van de stad, werd de inventaris ook hier systematisch per straat opgemaakt.

  • STADSARCHIEF MECHELEN, B 6703: Afbeelding van het Groot Begijnhof binnen de stad Mechelen, gekleurde pentekening op papier (18de eeuw).
  • BETERAMS F.G., Inventaris van het Archief van de C.O.O. van Mechelen, II, Mechelen, 1957.
  • DE RIDDER F., Artikels over het Mechels begijnhof, in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 1930. p. 56-84; 1935, p. 15-42; 1937, p. 23.
  • GODENNE L., Malines jadis et aujourd'hui, p. 381-382, 400-404, 413-417.
  • REYDAMS A., De namen en de korte geschiedenis der huizen, Mechelen, 1894, p. 173-183.
  • SCHOEFFER J., Begijnhof van Mechelen, in Gazet van Mechelen, 6/2/1859, 6/3/1861.
  • SCHOEFFER J., Historische aantekeningen, s.d., p. 285-307.
  • TAMBUYSER R., Het oud archief van het Groot Begijnhof van Mechelen, in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 1955. p. 25-27.
  • VERMUYTEN F., Het begijnhof van Mechelen en zijn kerk, Antwerpen, 1971.

Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs:  Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Eeman M. & Mondelaers L. & Kennes H. 1984: Groot Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122100 (geraadpleegd op ).