is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonwijk Luchtbal
Deze vaststelling is geldig sinds
Grootschalige sociale woonwijk ten noorden van Antwerpen, gelegen tussen de Noorderlaan (westen), de vroegere kazerne S.B. Housmans (1937-38) in Havanastraat (noorden), de spoorlijn Antwerpen-Rotterdam (oosten) en de Groenendaallaan (zuiden). De wijk is genoemd naar een voormalig 19de-eeuws café (gesloopt in 1937) en werd hoofdzakelijk tussen 1924 en 1964 uitgebouwd door de Antwerpse Maatschappij voor Goedkope Huisvesting (Huisvesting Antwerpen) en Onze Woning. De belangrijkste fasen omvatten in het noorden de Tuinwijk De Darsen (1924-1939) naar ontwerp van Jos Smolderen, Jan Vanhoenacker, John Van Beurden, Pol Berger en Josef Louis Stynen, en in het zuidelijk gedeelte de Canadablokken (1937-1939) en de modernistische hoogbouwwijk Luchtbal (1954-1962) beiden naar ontwerp van Hugo Van Kuyck. De Luchtbal omvat ook een aantal scholen, heden nog één kerk en een aantal gemeenschapsvoorzieningen. De wijk is een van de zeldzame voorbeelden in België van de ‘modernistische stad’. Het schema volgt het model van de lineaire stad opgebouwd uit volledig uitgeruste wooneenheden die als ketens gestrekt liggen langs de autowegen, met een opeenvolging van spoor, industriezone, woonzone, handelsfuncties en autoweg. De stedenbouwkundigen van die tijd beschouwden de scheiding van functies als een voorwaarde voor een rationeel en gezond leven.
Bouwgeschiedenis en situering
Het vroegere poldergebied ten noorden van de stad veranderde midden 19de eeuw door de aanleg van de spoorverbinding Antwerpen-Rotterdam (1852-54) en door het rechttrekken van de oude kronkelende Ekerseweg (zie +/- huidige Noorderlaan, doch lager gelegen) in 1870. Onder invloed van de nabijgelegen haveninstallaties groeide vanaf 1871 een woonkern in de zogenaamde Merkemse polder; de bereikbaarheid van deze buurt werd verbeterd door de aanleg van een stoomtramlijn in 1887. In 1914 werd het oorspronkelijk Ekerse gebied aangehecht bij Antwerpen. Omwille van de heersende woningnood kocht de stad in 1921 het zogenaamde "Engels Kamp", een Britse legerbasis (1914-20) met noodbarakken in de buurt van het Noordkasteel, ter hoogte van Kaai 115 (Albertdok). De slechte woontoestanden deden de bewoners al snel terug verhuizen; velen vonden in 1925-28 een onderkomen in de nieuwe tuinwijk tussen het Derde Havendok en de spoorlijn naar Nederland, waarvoor in 1924 een plan van aanleg was goedgekeurd. De straten van deze nieuwe wijk ‘de Luchtbal’ werden, ter herinnering aan het Engels Kamp, genoemd naar Britse en Amerikaanse steden.
De ontwikkeling van wijk de Luchtbal volgde de stedenbouwkundige opvattingen van dat moment. Het deel van de Luchtbal ten noorden van de Manchesterlaan omvat de oudste bebouwing en is gebouwd volgens de principes van de Engelse tuinstadbeweging, die sterk werden aangemoedigd door de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen in de eerste jaren na haar oprichting in 1919. De uitbouw van de Tuinwijk De Darsen situeerde zich in het interbellum (1924-1939) en omvatte een driehonderdtal woningen en appartementen, eventueel voorzien van winkels. In 1925 begon de Antwerpse Maatschappij voor Goedkope Huisvesting met de bouw van zesenvijftig huizen in Glasgow- en Dublinstraat. De ontwerpplannen van de tien bouwfasen (Darsen I tot X) werden ontworpen door de associatie van architecten Jos Smolderen, Jan Vanhoenacker en John Van Beurden enerzijds, en anderzijds door Pol Berger, die eind jaren dertig samenwerkte met Josef Louis Stynen. De woningen in de tuinwijk werden gedeeltelijk beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de naoorlogse periode tot heden ondergingen ze vaak individuele renovaties. Verscheidene meergezinswoningen en hoekhuizen in de wijk werden de voorbije jaren gerenoveerd door AG VESPA (bijvoorbeeld aan de Bostonstraat) of gesloopt en vervangen door nieuwbouw (zoals Dublinstraat nummer 20).
Tijdens de late jaren dertig ontplooide ook maatschappij S.V. Onze Woning een grote activiteit in de wijk. De maatschappij had in de jaren voordien een aantal opmerkelijke modernistische complexen gerealiseerd in de binnenstad en de 19de-eeuwse gordel, die allemaal de typologie van de zogenaamde Weense Hoven volgden, waarbij woonblokken van vijf tot tien bouwlagen rond gemeenschappelijke binnenkoeren worden geschikt. Onze Woning sprak voor de bouw van deze complexen gerenommeerde architecten aan: aanvankelijk Alfons Francken en vanaf de latere jaren 1930 ook Hugo Van Kuyck en Gustave Fierens. Omstreeks 1937-1939 werden op de Luchtbal twee grootschalige woonblokken volgens deze typologie gerealiseerd naar ontwerp van architect Hugo Van Kuyck, namelijk de zogenaamde Canadablokken. Deze zijn gesitueerd in het bouwblok begrensd door de Canadalaan, Santiago- en Columbiastraat en het Tampicoplein. Hugo Van Kuyck bleef ook actief bij de naoorlogse uitbouw van de wijk. In 1944 stelde hij in opdracht van maatschappij Onze Woning een aanlegplan op voor de zuidelijke ontwikkeling van de Luchtbal. Het aanlegplan lag in de lijn van de toenmalige CIAM-principes en het idee van de buurteenheid. Hij voorzag talrijke collectieve voorzieningen, zoals scholen, kerken, postgebouwen, kinderverblijven, tankstation, medisch-sociaal centrum, een sporthal en sportterreinen, artiestenateliers, wasserijen, cinema’s,... Belangrijke elementen van het schema werden echter niet uitgevoerd, zoals bejaardenwoningen van één bouwlaag, een langblok met duplexwoningen, het grootste gedeelte van de eengezinswoningen, en de meeste gemeenschappelijke voorzieningen. Naar ontwerp van Van Kuyck werden vanaf 1954 wel enkele vrijstaande blokken in open bebouwing gerealiseerd, waartussen zich open ruimten met gras- en bloemperken ontvouwden, namelijk vier grootschalige Lange Blokken, gelegen aan de Groenendaallaan, en rond 1960 zes Torengebouwen aan de Venezuelastraat. De appartementencomplexen beschikten respectievelijk over 690 en 450 appartementen. Een beperkte fase eengezinswoningen werd eveneens uitgevoerd omstreeks 1955 en is gelegen aan de Columbiastraat. Deze 48 woningen zijn ingeplant als zes rijen van acht woningen, maar werden circa 2006 heel ingrijpend gerenoveerd.
Ook de noordelijke tuinwijk werd na de Tweede Wereldoorlog verder uitgebreid en ingevuld door de Antwerpse Maatschappij voor Goedkope Huisvesting, die vanaf 1951 ageerde onder de naam Huisvesting Antwerpen. Tussen 1949 en 1964 werden meer dan 800 wooneenheden gerealiseerd, hoofdzakelijk appartementen. De zogenaamde Darsenblokken kwamen in verschillende fasen tot stand en evolueerden van types in de lijn van de Weense Hoven tot vrijstaande appartementsgebouwen in een open groenaanleg. Als eerste werd Darsen XI gebouwd op de hoeken van de Manchesterlaan met de Cardiff-, Bristol- en Belfaststraat, namelijk twee appartementsgebouwen met samen 82 eenheden, en 22 eengezinswoningen langs de Bristol- en Belfaststraat, naar ontwerp van Edward Craeye. Nadien volgden 211 appartementen aan de Canada-, Manchester- en Noorderlaan (Darsen XII, ontwerp van Edward Craeye en Rie Haan), 196 appartementen en eengezinswoningen aan de Generaal Simondslaan, Boston- en Havanastraat (Darsen XIII, ontwerp van Edward Craeye, Louis Clymans en Jozef Fuyen), 38 appartementen voor bejaarden (Belfaststraat nummer 2A), en ten slotte Darsen XIV (ontwerp van Louis Clymans en Jozef Fuyen) in twee fasen van 121 appartementen aan de Argentiniëlaan, Brooklyn- en Dublinstraat en 144 appartementen aan de Philadelphiastraat. Een groot deel van de complexen uit deze fase werd echter sinds 2011 ingrijpend gerenoveerd of gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Anno 2016 zijn alle appartementsgebouwen aan de Philadelphia-, Brooklyn-, Dublinstraat en Argentiniëlaan (Darsen XIV) zwaar gerenoveerd of gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Ook alle complexen aan de Manchesterlaan en de hoeken met de Canadalaan, Cardiff-, Bristol- en Belfaststraat (Darsen XI en een vooroorlogs appartementsgebouw naar ontwerp van Berger) werden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Heden is ook de eerste helft van de Darsenblokken tussen de Canada-, Manchester-, Noorderlaan en Dublinstraat (Darsen XII) gesloopt en wordt nieuwbouw gerealiseerd. De sloop van de andere appartementsgebouwen van dit bouwblok is nadien gepland.
Typering en beschrijving
Tuinwijk De Darsen (1924-1939)
De Tuinwijk is zoals de meeste tuinwijken opgetrokken in een op een romantiserende cottagestijl geïnspireerde baksteenarchitectuur met zakelijke invloeden. De belangrijkste kenmerken zijn de publieke pleinen en de pittoreske gebogen straten, volgens het principe van 'eenheid in variatie' bebouwd met een beperkt aantal woningtypes. Typische doorgangen naar gemeenschappelijke tuinen en koeren in de binnenbouwblokken, waarop ook private tuinen aansluiten. De gebalanceerde combinatie van publieke pleinen, semipublieke binnentuinen en private woonruimte streefde naar een synthese van individu, familie en gemeenschapsleven.
De tuinwijk bestaat uit gegroepeerde eengezinswoningen van één of twee bouwlagen onder pannen bedaking, in enkele straten met omringende tuin (onder meer Dublinstraat). De verschillende huistypes zijn telkens per één of meerdere straten gegroepeerd. Bakstenen of gecementeerde en beschilderde lijstgevels geritmeerd door verspringende gevellijnen en kroonlijsten (Baltimore-, Boston-, Glasgow-, Philadephiastraat) of puntgevels. Enkelhuizen gebouwd volgens spiegelbeeldschema, waarbij de deurtravee vaak origineel benadrukt wordt, bijvoorbeeld uitspringend en hoger opgaand in Baltimorestraat. Rechthoekige muuropeningen, soms rondboogdeuren. De tuinwijkwoningen zijn voornamelijk op het vlak van schaal en compositie bewaard. Ingrijpende, individuele aanpassingen van parementen en renovaties verstoren het oorspronkelijke eenheidsbeeld van de wijk.
Meergezinswoningen worden voornamelijk gesitueerd op de hoeken van straten en bevatten eventueel een winkelfunctie, bijvoorbeeld aan de Bostonstraat. Vermeldenswaardig (momenteel leegstaand) oudste appartementsgebouw van de wijk (Canadalaan nummers 256-286, ontwerp van Pol Berger, 1927) met vier bouwlagen en met winkels in de hoekhuizen. Bakstenen parement met gecementeerde bovenverdieping. Het volume wordt geaccentueerd door puntgevels die de lijstgevel onderbreken. Opmerkelijke typologie waarbij de appartementen een private inkom hebben op straatniveau en de toegangsdeuren per vier gekoppeld zijn in een vooruitspringend volume. De overige twee appartementsgebouwen die in dezelfde bouwfase tot stand kwamen (Liverpoollaan nummers 5-11 en Glasgowstraat 39-43) zijn kleinschaliger en kenden oorspronkelijk dezelfde materialiteit, maar werden reeds verbouwd in opdracht van AG VESPA.
Canadablokken (1937-1939)
De bouwblokken die op het einde van het interbellum in de wijk werden gebouwd, sluiten aan bij het model van de Weense hoven. Deze typologie was beïnvloed door de idee van de ‘Existenzminimumwoning’ (de ‘woning voor het bestaansminimum’), die op de CIAM-congressen (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) van 1929 in Frankfurt en 1930 in Brussel werd ontwikkeld als een nieuwe rationele benadering van het sociale wonen. Essentieel in het model was de combinatie van wooneenheden met een beperkte oppervlakte (wooncellen) met gemeenschappelijke binnen- en buitenruimtes. In Antwerpen opteerden sociale huisvestingsmaatschappijen voor een model dat eigenlijk een herinterpretatie was van een 19e-eeuws gebouwtype: de Weense Hoven die bekend werden van "das Rotes Wien" (met het bekende voorbeeld van de Karl Marxhof gebouwd door Karl Ehn).
Hugo Van Kuyck paste het model van de Weense Hoven toe in een sobere functionele architectuurstijl. De zogenaamde Canadablokken bestaan uit een opeenvolging van twee grote rechthoekige, bakstenen complexen die twee volledige bouwblokken vormen. Oorspronkelijk 434 appartementen verdeeld over vijf bouwlagen, rond twee grote binnenhoven die oorspronkelijk uitgerust waren met groen en plonsbaden. Van Kuyck voorzag collectieve voorzieningen in de blokken, namelijk zeven winkels en een wijklokaal gesitueerd ter hoogte van de hoeken, evenals een wasserij. Gevels gekenmerkt door een ritmische plaatsing van de traphallen, plastisch uitgewerkte balkons en rechthoekige muuropeningen. De toegangsdeuren zijn gevat in een bewaarde hardstenen omlijsting. De architecturale kwaliteit is verzwakt door de toevoeging van 60 dakappartementen onder een zadeldak in 1955 (eveneens naar ontwerp van Hugo Van Kuyck) en een renovatie vanaf 1995, die een impact had op het parement. Ook het oorspronkelijke open karakter van het binnengebied is aangetast door een ingrijpende heraanleg met niveauverschillen en nieuwe constructies.
De planindeling van de blokken getuigt van een grote zin voor functionaliteit en rationaliteit, evenals modern comfort. De appartementen waren opgevat volgens een gevarieerd aanbod typeplans en omvatten hoofdzakelijk twee of drie slaapkamers, aangezien ze gericht waren op grote gezinnen. Bewoners werden bovendien begeleid met richtlijnen omtrent onderhoud van hun appartement, hygiëne en opvoeding van hun kinderen.
Naoorlogse hoogbouwwijk: Lange Blokken en Torengebouwen (1954-1956, 1960-1962)
In de naoorlogse periode werd de Luchtbal omgevormd tot een sociale woonwijk met een degelijke infrastructuur en groenvoorziening. Het ontwerpplan van Van Kuyck vormde enerzijds een duidelijke vertaling van het vooroorlogse CIAM-concept van de rationele stad met een strikte functionele zonering van werk, wonen, verkeer, en sport en recreatie. De vrijstaande woonblokken in strokenbouw en woontorens in grote open ruimten, zijn hier een typisch voorbeeld van. Anderzijds introduceerde Van Kuyck, die gedurende een aantal jaar in de Verenigde Staten woonde, het Amerikaanse concept van de buurtplanning, dat op dat ogenblik ook toegepast werd in het Verenigd Koninkrijk voor de planning van de New Towns. Dit leidde tot een rationeel planningsconcept gebaseerd op de idee van een autonome wijk met 1000 woningen voor circa 3000 bewoners, met uitgestrekte groenzones en eigen voorzieningen. De gemengde ontwikkeling met hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw, evenals de diversiteit van woningtypes, werd verondersteld te leiden tot een gezonde en harmonieuze sociale mix van huishoudtypes en inkomenscategorieën. Door de aanleg, gedeeltelijk volgens dambordpatroon, werd het verkeer plaatselijk beperkt en werden auto’s onmiddellijk afgeleid naar parkeerplaatsen. Het wonen in wijk stond volledig in het teken van ruimte, licht, functionaliteit en modern comfort.
De vier Lange Blokken in strokenbouw en de zes Torengebouwen vormen het meest iconische gedeelte van de wijk. Ze zijn opgevat als monumentale volumes van respectievelijk acht en achttien bouwlagen. Beide constructies zijn opgebouwd met een skelet van gewapend beton. De Lange Blokken werden in de lijn van de CIAM-gedachte op pilotis geplaatst. De structuur wordt afgewerkt met een niet-dragende gevelconstructie bekleed met betonplaten ter hoogte van de sokkel en een parement van gele baksteen voor de bovenbouw. Het uitzicht van de Lange Blokken wijzigde echter door een gevelrenovatie van 2002 waarbij de bovenbouw van de gevel voorzien werd van een gele bepleistering. De gevels van de Lange Blokken worden verticaal geritmeerd door balkons en rechte erkers, evenals door doorlopende vensterregisters ter hoogte van de trapkokers. De Torengebouwen krijgen een licht horizontaal accent door nagenoeg gevelbrede, inpandige balkons aan oost- en westzijde. De torens werden oorspronkelijk verlevendigd door een vlindervormige, open houten constructie op het dak, maar deze verdween op het moment dat er technische installaties op het dak geplaatst dienden te worden. Sinds 2013 is voor vier van de torens een ingrijpende renovatie aangevat, die anno 2016 reeds voor één toren is afgewerkt. De werken hebben een impact op het interieur en de planindeling, maar ook de gevels worden vernieuwd en van isolatie voorzien. Toch blijft het oorspronkelijk beeld van het exterieur herkenbaar bewaard.
Van Kuyck streefde naar een doorgedreven standaardisatie van het bouwproces en een hoge rationaliteit. Dit veruitwendigde zich niet enkel in de constructiemethode, maar eveneens in een volledige uitrusting van de appartementen, een functionele indeling en een aandacht voor modern comfort. Van Kuyck maakte hierbij gebruik van geprefabriceerde modulaire elementen, zowel voor de afwerking, inrichting als technische uitrusting. Het voor die tijd en voor die typologie erg hoge comfort uitte zich in de aanwezigheid van een uitgeruste keuken en badkamer, evenals de aanwezigheid van elektriciteit, stromend water en andere voorzieningen, zoals een telefoon, vloerbekleding, gordijnen, ingebouwde kasten,... De uitzonderlijk bewaarde keukens getuigen van een hoge rationaliteit en standaardisatie. De woonblokken werd ingeplant met een belangrijke aandacht voor oriëntatie en bezonning. De interne indeling van de verschillende kamers en de appartementen speelde hierop in. Zo gaven in de Lange Blokken telkens zestien flats uit op een trapkoker en werden de woonruimtes gesitueerd aan de westzijde en de slaapkamers aan oostzijde. In de torens was de gelijkvloerse verdieping bedoeld voor gemeenschapsvoorzieningen en een ruime hal, een tussenverdieping omvatte vier kleine studio’s en vervolgens waren per verdieping vier identieke appartementen voorzien. De planindeling zal in vier torens echter wijzigen in de huidige renovatie.
Uitbreiding tuinwijk: Darsenblokken (1949-1964)
Vanaf 1949 volgde eveneens een uitbreiding van de noordelijke tuinwijk met voornamelijk appartementsgebouwen in middelhoogbouw, de zogenaamde Darsenblokken. De aanzet ervan was reeds gesteld door de bouw een appartementencomplex op de hoek van de Manchesterlaan met de Canadalaan en Cardiffstraat, ontworpen in de late jaren 1930 door architecten Berger en Stynen. Door de inplanting ontstond een ruime binnenkoer, voorzien van een plonsbad omzoomd door een bepleisterde arcade. Ook de eerste naoorlogse Darsenblokken sloten aan bij het type van de Weense hoven. Architect Edward Craeye ontwierp gelijkaardige appartementsgebouwen en eengezinswoningen, gegroepeerd rond halfopen binnenhoven die verbonden waren met de semipublieke binnengebieden van de tuinwijk, en voorzien waren van geometrisch aangelegde tuinen met hagen en zitbanken en eventueel ook een plonsbad. Al deze complexen werden gesloopt en vervangen door nieuwbouw.
De Darsenblokken die later tijdens de jaren 1950 gebouwd werden, evolueerden tot vrijstaande woonblokken in een open parkaanleg, voorzien van groenzones, speelpleinen en eventueel oorspronkelijk ook plonsbaden. De rationele inplanting sluit aan bij de strokenbouw en is vooral gebaseerd op oriëntatie. Deze bouwfasen werden ondertussen ook voor de helft gesloopt. De resterende appartementsgebouwen vormen een typische middelhoogbouw van vier tot zes bouwlagen onder platte daken, op uitzondering na van een hoogbouw van tien bouwlagen aan de Generaal Simondslaan. De volumes worden gekenmerkt door een vlakke, sobere en functionele baksteenarchitectuur, verrijkt door een gebruik van blauwe hardsteen en cementering. De voorgevels worden verticaal en horizontaal geritmeerd door doorgetrokken vensterpartijen, respectievelijk ter hoogte van de traphallen en per verdieping. De achtergevels worden geopend door inpandige balkons.
Collectieve voorzieningen
Aansluitend bij de tuinwijk werd de nodige infrastructuur voorzien, voornamelijk kerken en scholen. De voormalige kerk van Onze-Lieve-Vrouw Boodschap was opgevat als een bakstenen neoromaans kerkgebouw, gebouwd omstreeks 1926-27 naar ontwerp van kanunnik R. Lemaire en architect F. Van den Daele met oorspronkelijk, in de later verdwenen torenspits een "luchtbal" ingewerkt. Het gebouw was ingeplant op hoek van Canadalaan en Glasgowstraat, maar werd omstreeks 2008 gesloopt. Naast de kerk, en quasi gelijktijdig, werd omstreeks 1926-1930 een vrije jongens- en meisjesschool gebouwd (Canadalaan nummer 252), naar ontwerp van Simon Van Craen. Het gebouw is uitgewerkt als een art-decogetinte baksteenbouw van twee bouwlagen met rechthoekige muuropeningen. Omstreeks 1935-1941 werd een ander schoolcomplex gebouwd aan de Quebestraat (nummer 3) naar ontwerp van Emiel Van Averbeke. De Stedelijke Jongens- en Meisjesschool 30 omvatte niet enkel een lagere school en kindertuin, maar eveneens een zwembad, publieke stortbadinrichting en openbare bibliotheek. Het complex beslaat het volledige bouwblok tussen Quebec-, Boston- en Montrealstraat en Generaal Simondslaan. In de naoorlogse periode werd de tuinwijk verder uitgebouwd met de aanleg van een park tussen de Quebec-, Decrolystraat, Manchester- en Noorderlaan. In 1957 kwam een eenlaagse kleuterschool tot stand ten oosten van dit park. Het bakstenen volume beschrijft een kwartcirkel rondom een binnentuin.
In de naoorlogse periode werd in het zuidelijk deel van de wijk gepoogd om een echt buurtcentrum te realiseren met een concentratie van collectieve voorzieningen, op een plaats van hoge densiteit in de buurt van de Canadablokken en de Torengebouwen, en tegelijk aan de belangrijkste ingang tot de wijk en als aantrekkingspunt voor de voorbijgangers. Aan de westzijde van de Noorderlaan werd op dat moment de fabriek van General Motors gebouwd (1950-1954, ontwerp van Vincent Cols & Jules De Roeck), die een belangrijke stimulans betekende voor de industriële ontwikkeling van de wijk. Het buurtcentrum in de Luchtbal kreeg als eerste vorm met een winkelcentrum aan de Canadalaan, geopend in 1958 en gesloopt in 2000 in functie van de bouw van een nieuw winkelcentrum. Onder invloed van de bevolkingstoename in de wijk groeide de nood aan een ruimer kerkgebouw. Naar ontwerp van architect René Van Steenbergen (senior) kwamen op gronden van huisvestingsmaatschappij Onze Woning aan de Canadalaan (nummer 105) omstreeks 1955-1957 een parochiecentrum tot stand en vervolgens tussen 1964 en 1967 de nieuwe Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Boodschap. Samen met culturele voorzieningen (zoals een cinema) diende dit het hart te worden van de wijk. Aan de Columbiastraat werden ook een schouwburg (ontwerp van Leon Claessens, in 1994 aangepast door Etienne Malherbe) en een schoolcomplex gerealiseerd (ontwerp van Fernand Peeters en Jozef Fuyen) in de jaren 1960. Rond dezelfde periode werden in de wijk sportvelden aangelegd en omstreeks 1975 werd een sporthal gebouwd naar ontwerp van stadsarchitect Dis Van de Wiele.
Kunst
In de wijk bevinden zich ook een aantal kunstwerken.
Ter hoogte van de Darsenblokken (fase XII) aan de zijde van Noorderlaan staat het beeld ‘De Lopers’ van Gerhard Marcks. Het bronzen beeld dateert van 1956 en beeldt twee estafettelopers uit op het moment dat de stok wordt doorgegeven. Het beeld werd door het gemeentebestuur aangekocht in 1958 en in de wijk geplaatst ter gelegenheid van het evenement ‘Het beeld in de stad’ tijdens de zomer van dat jaar. Het zou een illustratie vormen van de samenwerking tussen de twee sociale huisvestingsmaatschappijen die in de wijk actief waren.
Op een grasperk aan de Venezuelastraat werd op 9 maart 1981 een bronzen portretbuste ingehuldigd van de Zuid-Amerikaans vrijheidsstrijder Simon Bolivar. De buste is geplaatst op een monumentale bakstenen sokkel, waartegen twee hardstenen gedenkplaten bevestigd zijn met de vermelding "Simon Bolivar/ 1783-1830/ El Libertador/ de bevrijder" (links) en "Zuid-Amerikaanse vrijheids/ strijder en staatsman/ gift van de republiek Venezuela aan de stad Antwerpen in 1930" (rechts). Het beeld stond oorspronkelijk op de Bolivarplaats, alwaar het ingehuldigd werd in 1931, maar werd er verwijderd omwille van de aanleg van de Kleine Ring.
In de groenzone van de Canada-, Manchester- en Noorderlaan werd in 1996 nog een derde beeld geplaatst. Sociale huisvestingsmaatschappij Huisvesting Antwerpen gaf ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de maatschappij opdracht tot de vervaardiging van een beeld door beeldhouwer Wilfried Pas. Het bronzen beeld 'Aarde' beeldt een indiaan uit, die een vleugel van veren vasthoudt. De voorstelling staat symbool voor het streven naar een ideale maatschappij, namelijk een open gemeenschap in harmonie met zichzelf en de natuur, gecombineerd met de bevrijding van de arbeiders door de huisvestingsmaatschappij. Vier afgietsels van het beeld werden door de maatschappij aan de stad geschonken. De overige drie werden in andere huisvestingsprojecten opgesteld, namelijk aan de Hendriklei in wijk Kiel, op Linkeroever en in de Prekersstraat.
Evaluatie
Sociale woonwijk de Luchtbal vormt een voorname illustratie van een wijk gebouwd door gerenommeerde architecten en stedenbouwkundigen in verschillende fasen, die de evolutie van het modernisme reflecteren en getuigen van een pragmatische aanpak. Vooral door zijn schaal, met oorspronkelijk bijna 3000 wooneenheden voor bijna 10000 bewoners, is de Luchtbal uniek in Vlaanderen. Binnen de wijk kunnen vier belangrijke fasen gedetecteerd worden, die telkens stadsmodellen zijn, die refereren naar internationale modellen en aansluiten bij vooruitstrevende concepten van sociale huisvesting. De oorspronkelijke architecturale waarde en het eenheidsbeeld van de afzonderlijke bouwfasen wordt nu voor een groot deel verstoord door renovaties, wijzigingen van parementen, en ingrijpende sloop met nieuwbouw tot gevolg. Deze aanpassingen zijn het meest ingrijpend in het noordelijk deel van de wijk, namelijk de tuinwijk en de naoorlogse uitbreiding ervan. In het zuidelijk deel blijven de Torengebouwen en Lange Blokken, ondanks renovaties, herkenbaar en beeldbepalend. De erfgoedwaarde van de wijk wordt behalve de kwaliteit van de afzonderlijke fasen, voor een belangrijk deel bepaald door de ‘group value’, namelijk de waarde als een grootschalig stedelijk geheel. Het naoorlogse ideaal van een buurteenheid verloor echter in de uiteindelijke realisatie een belangrijk deel van haar kracht, aangezien het oorspronkelijke aanlegplan onvolledig werd uitgevoerd en inboette op de realisatie van collectieve voorzieningen en geïntegreerde groenaanleg.
Auteurs: Plomteux, Greet; Van Herck, Karina; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonwijk Luchtbal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122126 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.