Teksten van Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122159

Mijncités ()

Ten noorden en westen van de mijnsite van Beringen werden reeds vanaf 1908 mijnwerkerswoningen gebouwd op initiatief van de steenkoolmijn ‘Charbonnage de Beeringen’. De woningen zijn geschikt volgens een hiërarchisch principe, weerspiegeld in de afstand tot de mijn. De oudste cité voor arbeiders is gelegen ten noorden van de mijn op het grondgebied van Beverlo en werd opgericht vanaf 1908 en verder uitgebreid tijdens de jaren twintig. De bouw van bediende- en ingenieurswoningen ten westen van de Koolmijnlaan op grondgebied Koersel, vlakbij de toegang tot de mijnsite, vatte ook reeds aan voor de Eerste Wereldoorlog, gelijktijdig met de bouw van een directeurswoning met omliggend park. De directeurswoning is thans echter in ruïneuze toestand bewaard na een brand in de jaren tachtig. Ook deze wijk werd tijdens de jaren twintig verder uitgebouwd en na de Tweede Wereldoorlog binnen het kader van de Kolenslag uitgebreid met mijnwerkershuisvesting. Een andere kolenslagcité werd verder van de andere mijncités gebouwd, namelijk ten oosten van de mijnsite, op de plaats van een barakkenkamp voor Russische krijgsgevangenen, vandaar de naam Baltisch Kamp.

De uitbouw van de cités van Beringen kenmerkt zich door een verspreid karakter, zonder een globaal ontwerpplan. In eerste instantie waren de werknemers immers vooral van lokale afkomst, waardoor de vraag naar huisvesting beperkt was. Het was pas tijdens de late jaren twintig, toen de mijn op volle toeren werkzaam was, dat er nood kwam aan een sterke uitbreiding van de woonwijken. Grootschalige plannen voor een wijk met zo’n 400 wooneenheden ten oosten van de mijn zouden echter nooit uitgevoerd worden. De Tweede Wereldoorlog bracht nieuwe zorgen met zich mee. Zo vielen bij een Engels bombardement in 1944 meer dan tachtig slachtoffers en werden 28 huizen volledig vernield, waren 40 eenheden onbewoonbaar en raakten nog een 500-tal woningen beschadigd. De schade concentreerde zich in de cité op grondgebied Beverlo, voornamelijk rondom het centrale plein en de Alfred Habetslaan, maar ook aan bijvoorbeeld de Stadionlaan werd een vierwoonst vernield. Naast de herstelling van deze woningen, ontstond er na de Tweede Wereldoorlog een grote nood aan uitbreiding van de wijk in functie van de toestroom van buitenlandse mijnwerkers. Naast bovenvermelde kolenslagcités, werd op dat moment ook de arbeiderswijk Steenveld opgericht op vraag van de mijn en gesteund door de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen. De wijk met zo’n zeventig woningen werd uiteindelijk gerealiseerd omstreeks 1949-1951 naar ontwerp van architect Lavigne. De bouwactiviteit van de mijn duurde voort tot rond 1963.

De vormgeving van de gebouwen en hun inplanting evolueerde doorheen te tijd, namelijk van een tuinwijk met woningen in cottagestijl langs vloeiende assen met een grote aandacht voor perspectief, over woningen met een traditionalistisch geïnspireerde vormgeving en een weloverwogen groenaanleg tot latere, monotonere wijken met een beperkte variatie en een rechtlijnig stratenpatroon. De gebouwen die voor de Eerste Wereldoorlog tot stand kwamen, zijn opgetrokken in betonblokken. Dit was ook het geval voor de afsluiting van hun percelen en voor decoratieve elementen. Deze woningen bevinden zich in de omgeving van de Stationsstraat en aan de Koolmijnlaan. Pas wanneer de mijn nadien beschikte over een eigen steenbakkerij, werd overgeschakeld op baksteen.

De mijncités van Beringen waren relatief snel zelfvoorzienend. Reeds in 1908 werd aan de Koolmijnlaan (nummer 141) de zogenaamde Posthoornhoeve gebouwd, die instond voor de melkvoorziening. In de noordelijke cité waren ook al vroeg gemeenschapsvoorzieningen aanwezig, zoals een economaat, winkels, cafés, logementshuizen en een school. Religieuze activiteit werd vanaf de jaren twintig voorzien in het schoolgebouw, en iets later werd een voorlopige kapel voorzien aan de Laan op Vurten. Aangezien deze kapel de bevolkingsgroei van de wijk niet kon opvangen, werden tegen het einde van de jaren dertig plannen opgemaakt door architect Henri Lacoste voor de bouw van een monumentale mijnkathedraal. De Parochiekerk Sint-Theodardus werd gebouwd aan de Koolmijnlaan op gronden van de mijn, die de realisatie eveneens financierde. De bouw vatte aan in 1940 en de kerk werd ingewijd in 1943. Andere voorzieningen die in de jaren veertig en vijftig gebouwd werden zijn onder meer een bibliotheek (Stationsstraat), kinderheil (Kerkstraat 11), tennispaviljoen- en velden (Tennisstraat 55), casino (Kioskplein 25), mijnbouwschool (Mijnschoolstraat 84, 88) en ziekenhuis (Havenlaan 3-7).

De wijken worden thans gekenmerkt door individuele verbouwingen en uitbreidingen, aangezien alle woningen in de loop der tijd werden verkocht. Enkele woningen en appartementen in de wijken werden aangekocht door de Kantonnale Bouwmaatschappij van Beringen en zijn in gebruik als huurwoningen, onder meer Alfred Habetslaan 18-20 en enkele verspreide wooneenheden zoals aan de Stadionlaan en Kanaalstraat. Het behoud van het karakter van de wijk wordt thans wel sterk benadrukt, wat onder meer zichtbaar is in de aanleg van de groene open zones.

Evaluatie

De mijncité van Beringen onderscheidt zich vooral door de waardevolle villa’s en tweewoonsten van ingenieurs en bedienden, onder andere aan de Koolmijnlaan en het (als dorpsgezicht beschermde) Kioskplein. De achterliggende arbeiderswijken zijn gevarieerd (met Mulhousewoningen uit 1910 in betonblokken, een kleine tuinwijk met cottage koppelwoningen en een kolenslagcité) maar zijn vaak sterk individueel verbouwd.

  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam BERINGEN_MIJN_TUINWIJK_7000.
  • GODDEERIS G. 1983: Beringen-Mijn, Beringen, 78-87.
  • KEUNEN P. 2010: Mijn cité. Met de mijncités naar de 21ste eeuw, Genk, 70-72.
  • SCHLUSMANS F. e.a. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N1 (A-Ha), Brussel - Gent.
  • S.N. 1982: Volkswoningbouw. De Tuinwijkgedachte. Internationaal Nationaal Provincie Limburg, Hasselt, 451-464.
  • VAN DOORSELAER B. en De RYNCK P. (ed.) 2012: Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden, s.l., 114-118.
  • VERMASSEN J. e.a. 1999: Masterplan mijnpatrimonium. Visie van de Vlaamse regering op de herwaardering van het mijnerfgoed 1999-2009, Brussel, 60.

Auteurs:  Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités [online], https://id.erfgoed.net/teksten/186749 (geraadpleegd op ).


Tuinwijk Beringen-Mijn ()

Met de bouw der eerste arbeiderswoningen werd begonnen in 1908, aan een bestaande straat, de huidige Stationstraat. Tweede bouwcampagne in 1910; voor de Eerste Wereldoorlog werden eveneens enkele ingenieurswoningen en de directeurswoning gebouwd aan de Koolmijnlaan.

Na 1919, verdere uitbouw van de wijk, deels op het bestaand stratenpatroon, deels aan nieuw aangelegde straten. De woningen gebouwd tussen 1920 en 1923 werden verspreid ingeplant tussen de reeds bestaande woningen. Van 1926 dateert het schoolcomplex, en van 1927 het melkpaviljoentje, bevoorraad door de hoeve van de mijn, gebouwd in 1908. Bij de bouwcampagne van 1927-1929 werd overgeschakeld naar een neotraditionele stijl voor de woningen, die tot dan toe geïnspireerd waren op Engelse voorbeelden. Uit deze periode dateren de woningen rondom het Kioskplein, naar ideeën van de architecten P. Lohest en A. Blomme, die een aantal voorstudies maakten. Na de aanleg van het Kioskplein (1927) werd ten westen van dit plein begonnen met de aanleg van een tweede tuinwijk (1929-1930). In 1942 werd de kapel, gebouwd in 1926, vervangen door de Sint-Theodarduskerk. In 1963 werd nog een reeks woningen aan de tweede tuinwijk toegevoegd.

De infrastructuur van de mijn bevat buiten de hogervermelde voorzieningen nog een ziekenhuis en enkele dokterswoningen (in 1958 ontworpen door I. Blomme), een mijnschool, een tennisveld met paviljoentje, een voetbalstadion en een watersportpavilioen.

Het eerste deel der beschrijving omvat het deel van de tuinwijk gelegen op het grondgebied Koersel, met als centrum het Kioskplein (het meest recente gedeelte dus), dan volgen de woningen van het hoger kaderpersoneel, aan de Koolmijnlaan, en tenslotte het oudste gedeelte, gelegen op het grondgebied Beverlo (enkele straten in Koersel), met de Sint-Theodarduskerk. De gevolgde (voorlopige) typologie is om praktische redenen zuiver morfologisch en werd opgesteld aan de hand van het materiaal, verzameld bij het veldonderzoek. Hierdoor wijkt zij af van de chronologische typologie van het archief van de mijn.

  • HENRQUET M. 1924: La Campine Industrielle, Brussel.
  • PINXTEN K. 1937: Het Kempisch steenkolenbekken: een economische studie, Brussel-Antwerpen-Leuven-Gent.
  • S.N. 1951: Les charbonnages de Beringen, Technisch Tijdschrift van de Unie der Ingenieurs uit de Speciale Scholen van de Katholieke Universiteit te Leuven LXXXV.2, 51 -55.
  • S.N. 1956: Foraky 1906-1956, Brussel.
  • S.N. 1958: Beeringen 1907-1957, Brussel.
  • S.N. 1959: De Belgische steenkoolnijverheid, Brussel.
  • VANDEBERGH L. 1979: De architectuur van de Limburgse steenkoolmijnen, onuitgegeven eindverhandeling P.H.I.A. Hasselt.
  • VAN DOORSLAER A. 1976: Het Kempisch steenkoolbekken: 1901-1940. Bijdrage tot haar geschiedenis en haar problematiek, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent.

Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122159 (geraadpleegd op ).