De cité van Vucht bij de steenkoolmijn van Eisden werd als arbeiderswijk opgericht ten tijde van de Kolenslag vanaf 1949, om de huisvestingsnood die hiermee gepaard ging op te vangen. De vroegste zeventig mijnwerkerswoningen waren ontworpen door Corthouts en ’s Heeren, en werden uitgevoerd onder leiding van aannemers Christiaan Dexters en Hubert Haarden. Nadien volgden tijdens de vroege jaren vijftig nog een zestigtal woningen, ontworpen door dezelfde architecten.
Context en historiek
Het residentieel plan voor de mijn dateerde reeds van voor de Eerste Wereldoorlog. De oude cité die ten zuidwesten van de mijn werd aangelegd, werd tijdens het interbellum uitgebreid volgens een nieuw, groter masterplan (1929) dat getuigde van een industriële logica en een scheiding tussen het wonen enerzijds en het werk, het transport en de verkeersassen tot de mijn anderzijds. Het plan omvatte eveneens een grootschalige, losstaande tuinwijk in Vucht gelegen ten zuiden van de eerste cité onder de spoorweg, die opgevat was volgens radiaal stratenpatroon met centraal plein. De uitwerking van dit deel van het plan kwam echter pas tot stand na de Tweede Wereldoorlog toen de nood aan huisvesting voor Oost-Europese vluchtelingen en Italiaanse gastarbeiders toenam. Er was ook vraag tot vervanging van de barakkenwoningen die tijdens de oorlog langs de Zuid-Willemsvaart waren gebouwd. Aangezien het aantal nieuw gebouwde woningen niet zou volstaan om de toeloop mijnwerkers op te vangen, bleven de barakken in gebruik tot midden jaren zestig. De gronden in Vucht, die in bezit waren van de Charbonnages Limbourg-Meuse werden in 1949 verkocht aan de bouwmaatschappij ‘Le Foyer du Mineur Sainte Barbe’, die er tijdens de daarop volgende jaren de mijncité realiseerde. De uitvoering omvatte slechts een deel van het oorspronkelijk concept, namelijk een plan in de vorm van een halve maan. Ook een tweede mijncité, gelegen in Mechelen-aan-de-Maas, ten zuiden van deze van Vucht, kwam binnen dezelfde context tot stand. Beiden wijken zijn thans gedeeltelijk in bezit van de sociale huisvestingsmaatschappij Maaslands Huis, die werd opgericht in 1952 en waarbinnen de mijn aanvankelijk veel invloed had. Deze maatschappij zorgde onder meer voor huisvesting van gepensioneerde mijnwerkers, die niet langer in de cité mochten wonen.
Inplanting en architectuur
De structuur van de wijk wordt bepaald door een relatief symmetrisch concept, waarbij drie gebogen wegen parallel ten opzichte van elkaar zijn ingeplant, meer bepaald de Eekhoornstraat, de Goudenregenstraat en de Vuchterbosstraat, met de Eksterstraat als radiale as. Het geheel wordt begrensd door de Windelsteenstraat, Oude Baan en Majoor Berbenlaan. In vergelijking met de tuinwijk uit het interbellum, worden de huizen wel volgens het principe van een cité pavillionnaire geschikt, maar worden ze veel minder gestructureerd en beredeneerd ingeplant met minder aandacht voor de groenaanleg. De straten waren niet beboomd en de collectieve open ruimte is heel beperkt. De percelen zijn ongeveer zes à zeven are groot, wat kleiner is dan de negen are die in de oude cité werd vooropgesteld. Wel zijn de woningen ruimer opgevat. De hoekhuizen zijn in overeenstemming met de tuinwijkgedachte diagonaal gesitueerd.
Representatief voorbeeld van een kolenslagcité, gekenmerkt door een uniforme, sterk vereenvoudigde architectuur. De wijk omvat hoofdzakelijk tweewoonsten opgevat als symmetrische volumes van vier traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldaken met dakkapellen. Sommige tweewoonsten zijn voorzien van uitbouwen aan weerszijden, eveneens onder doorlopende pannen zadeldaken. De sobere, vlakke bakstenen gevels worden geopend door rechthoekige vensters, gevat in een verdiepte bakstenen omlijsting. De toegangen tot beide enkelhuizen zijn gesitueerd in de uiterste traveeën, waarbij de rondboogdeur gevat is in een bakstenen omlijsting. De andere tweewoonsten zijn kleinschalige, eenvoudige bakstenen volumes van één bouwlaag waarvan de flankerende traveeën vooruitspringen.
Ter afwisseling van het straatbeeld werden tussen de tweewoonsten ook vier, dieper gelegen vierwoonsten (Eekhoornstraat 1-3 en 13-15, Gouden Regenstraat 4-6, 20-22 en 29-31, Oude Baan 164-166 en Vluchterbosstraat 1-3 en 14-16) gerealiseerd die voorbeelden zijn van het Mulhouse-type. Deze vorm is afgeleid van een vierwoonst die in de Cité Ouvrière van textielfabrikant Dolfuss in het Frans Mulhouse omstreeks midden 19de eeuw vanuit economisch oogpunt voor het eerst werd toegepast. De symmetrische volumes van twee bouwlagen onder een hoog opgetrokken zadeldak ogen langs weerszijden als ruime tweewoonsten, maar omvatten telkens vier gespiegelde, relatief kleine woningen die onder één dak gekoppeld zijn, rug aan rug en zij aan zij. Aan de straatzijdes zijn de centrale traveeën gekoppeld en worden ze door een puntgevel bekroond. De woningen zijn gesitueerd in grote percelen die vervolgens in vier werden gedeeld, waardoor elke woning voorzien is van een voortuin. In functie van oriëntatie en privacy is dit type eerder nadelig. Door individuele aanpassingen van de parementen is de eenheid binnen de volumes verstoord.
Sinds 1955 werd in de wijk een modern kerkgebouw opgericht, namelijk de Maagd der Armenkerk, ontworpen door architect Erens (Maasmechelen). De kerk is gelegen tussen een kloostergebouw van de zusters (Gouv. H. Verwilghenlaan 48) en de pastorie (Gouv. H. Verwilghenlaan 50), beide ontworpen in een traditionalistisch geïnspireerde stijl. Hier tegenover werd de wijk in opdracht van de mijn voorzien van een schoolcomplex met jongens- en meisjesschool (respectievelijk Oude Baan 209 en Gouv. H. Verwilghenlaan 37). Aan de Oude Baan werden aanvullend een feestzaal (nummer 205) en een regiegebouw gerealiseerd. Al deze gebouwen kaderen binnen de ambitie om een centrum uit te bouwen tussen de cités van Vucht en Mechelen-aan-de-Maas. Later kwamen in de rand nog enkele multiculturele voorzieningen tot stand, zoals een Poolse zaal, een moskee en een Grieks kerkje. Op de hoek van de Stationslaan en de Oude baan werd een groter complex met Italiaanse barak gebouwd, evenals een schooltje.
Evaluatie
Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
De tuinwijk van Vucht maakte reeds deel uit van een masterplan voor de mijncité van Eisden daterend van eind jaren 1920, maar werd uiteindelijk pas na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. De wijk bezit stedenbouwkundige waarde, aangezien de aanleg wel nog getuigd van tuinwijkprincipes toegepast in het interbellum. Bepalende erfgoedelementen op dit vlak zijn het stratenpatroon (symmetrisch opgevat concept met gebogen straten) en de inplantingen van de woningvolumes (principe van een cité pavillionnaire, diagonaal ingeplante hoekhuizen, Mulhousewoningen). De beperkte groenaanleg en afwezigheid van publieke openbare ruimte is kenmerkend voor de naoorlogse kolenslagcités. Ook de architecturale vormgeving sluit hierbij aan, namelijk gekenmerkt door grote uniformiteit en een sterk vereenvoudigde vormgeving. De eenheid is in sommige gevallen verstoord door individuele aanpassingen. Het wijkkarakter wordt versterkt door de aanwezigheid van verschillende gemeenschapsvoorzieningen (kerk, klooster, school,..).
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2015: Steenkoolmijn van Eisden: Cité van Vucht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/183446 (geraadpleegd op ).
Ter vervanging van het oorlogsbarakkenkamp langs het kanaal en om de vluchtelingen en de Italiaanse gastarbeiders van de "kolenslag" op te vangen, bouwt de mijn nog twee tuinwijken.
De tuinwijk van Vucht, zogenaamd Mariaheide, met Maagd der Armenkerk, gebouwd circa 1955 naar ontwerp van architect Erens van Maasmechelen, scholencomplex, regie en feestzaal, wordt gebouwd in 1947-1949.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1996: Steenkoolmijn van Eisden: Cité van Vucht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122169 (geraadpleegd op ).