Geheel van 126 arbeiderswoningen, opgevat als een afgesloten wijk met een dense rijbebouwing met smal tracé. De wijk 'Op ’t Einde' werd gebouw door de industriële bouwmaatschappij De Cité Berkenbos omstreeks 1930-1932 naar ontwerp van architect Dewandre, gelijktijdig met de naburige, gelijkaardige wijk Mommeplas. De werken werden uitgevoerd door de Charbonnage Helchteren-Zolder. De wijk is thans bijna volledig in bezit van de Kantonnale Bouwmaatschappij van Beringen voor Huisvesting, waarmee De Cité Berkenbos in 1970 fusioneerde.
Context
De in 1923 erkende huisvestingsmaatschappij De Cité Berkenbosch realiseerde meerdere personeelswijken voor de steenkoolmijn van Heusden-Zolder, die quasi alle aandelen van de maatschappij bezat. De naam verwees naar de tuinwijk die aan het Rond Punt in Berkenbos werd aangevat vlak voor de Eerste Wereldoorlog, maar die nooit zijn geplande omvang en karakter zou bereiken. De oorlog en allerlei technische en financiële problemen zorgden ervoor dat de uitbouw van de mijn vertraging opliep tot 1930 en dat een eerder versnipperd nederzettingspatroon ontstond voor de personeelswoningen, in tegenstelling tot het karakter van de cités in andere mijncentra. De afstand van de wijken tot de mijn weerspiegelde de hiërarchie van de bewoners.
Samen met de wijk Mommeplas, vormt de wijk Op ‘t Einde een voorbeeld van speculatieve rijbebouwing, aanleunend bij de typologie van de 19de-eeuwse arbeidershuisvesting. Door hun aparte positie binnen de geschiedenis van de mijncités, beantwoordden de woningen niet aan de provinciale gezondheidsreglementen en ontwerprichtlijnen. Toen de huisvestingsmaatschappij van Beringen in de vroege jaren 1980 wilde overgaan tot sloop om woningen te realiseren die beter aan de hedendaagse normen beantwoordden, werd na zwaar protest van de bewoners overgegaan tot een ingrijpende renovatie en uitbreiding van de twee ensembles in 1982-1983.
Inplanting en architectuur
De wijk ontvouwt zich op een L-vormig grondplan. De opvallende hoofdas, zogenaamd ‘Onder De Poort’, loopt van noord naar zuid en verbindt respectievelijk de rijbebouwing aan de Koolmijnlaan met deze aan de parallelle Edward Staintonstraat. Het karakter en compositie van de bebouwing aan laatst genoemde straat leunt vormelijk heel sterk aan bij de straatwand van de wijk Mommeplas aan de Koolmijnlaan. De hoofdas Onder De Poort is voorzien van een tweezijdige bebouwing, waardoor het karakter van een beluik ontstaat. Het wijkje ontplooit zich verder ten oosten, met rijbebouwing evenwijdig met de hoofdas, namelijk in de Lange en Korte Eindstraat en de Rode Kruisstraat. Ten westen sluit nog een koppelwoning in de Waterleidingstraat aan bij het ensemble. De densiteit van de bebouwing zorgde ervoor dat er geen groenaanleg voorzien was aan de straatzijde. De oorspronkelijke groenzones en circulatie-assen werden aangepast tijdens de renovatie, waarbij in elke achtertuin een garage werd toegevoegd.
Arbeiderswoningen, aaneengeschakeld in rijen van twee tot en met dertien enkelhuizen van twee traveeën en twee bouwlagen onder uitkragende, pannen zadeldaken. De woningen zijn geschikt volgens spiegelbeeldschema, waarbij de eentonige volumes gemarkeerd worden door puntvormige gevelverhogingen over de breedte van twee gekoppelde huizen. De rode bakstenen gevels worden horizontaal geritmeerd door een bakstenen band tussen beide bouwlagen. De bovenverdiepingen waren oorspronkelijk wit geschilderd. Rechthoekige muuropeningen, met uitzondering van een rondboogvormige poort die de toegang tot de wijk vormt en centraal in de huizenrij aan de Koolmijnlaan geïntegreerd is. Het huidige uitzicht van het geheel wordt bepaald door de ingrijpende renovatie van de twee wijken medio jaren 1980, die een impact had op het parement, leidde tot de vervanging van al het schrijnwerk, de toevoeging van niet-functionele luiken en uitbouwen aan de achterzijde van de woningen.
Evaluatie
Mijncité Op ‘t Einde is een typisch voorbeeld van een uniforme arbeiderswijk uit het interbellum. De woningen zijn vanuit economisch oogpunt geschikt in een dens patroon zonder openbare groenvoorziening, met het karakter van een beluik. Het meest bepalende erfgoedelement is de eenheid van de architectuur op het vlak van materialiteit en schaal, verlevendigd met puntgevels. De beperkte ruimtelijke en architecturale kwaliteit wordt verstoord door de renovatie van de woningen en parementen, evenals de toevoeging van uitbouwen en garages.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2015: Steenkoolmijn van Helchteren-Zolder: Wijk op 't Einde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/183349 (geraadpleegd op ).
Dankt zijn naam aan de poortvormige ingang van de wijk, tussen twee huizenreeksen. Zoals de wijk Mommeplas.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n2 (He-Z), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Steenkoolmijn van Helchteren-Zolder: Wijk op 't Einde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122173 (geraadpleegd op ).