Sociale woonwijk met 211 woningen, gerealiseerd door de sociale huisvestingsmaatschappij Oostendse Haard in drie fases (1954-1958, 1965-1968 en 1973-1977), naar ontwerp van respectievelijk René L. Meyer, Paul Felix en August Duchateau.
Bouwgeschiedenis en situering
Deze sociale woonwijk ten zuiden van Conterdam, tussen de Gistelsesteenweg en de Schaperijkreek, kadert in de uitbreiding van Conterdam na de Tweede Wereldoorlog aan de hand van bijzondere plannen van aanleg. De Vogelwijk bevat 211 woningen, opgericht in drie stadia tussen 1954 en 1973 door de sociale huisvestingsmaatschappij Oostendse Haard. Een eerste project voor 48 woningen tussen de Gistelsesteenweg en de Kievitstraat naar ontwerp van de Oostendse architect René L. Meyer werd gerealiseerd tussen 1954 en 1958 door aannemer A. Depicker uit Zarren. Na de voltooiing van deze huizen werd Meyer gecontacteerd voor nieuwe ontwerpen maar deze werden niet gerealiseerd, omwille van onenigheid tussen de architect en de opdrachtgever. Daarom contacteerde men in 1965 de Oostendse architect Paul Felix voor 42 huizen in het bouwblok tussen de Kievit-, de Havik- en de Arendstraat (voltooid in 1968). Tussen 1973 en 1977 ten slotte werd de wijk voltooid met 121 woningen (huizen en appartementen) en 74 garages naar ontwerp van architect August Duchateau, ten noorden van de reeds gerealiseerde wijk. Aannemers van deze bouwfase waren De Spierre N.V. (Woumen), Quintyn PVBA (Schuiferskapelle) en Violon PVBA (Ninove). Tuinarchitect Guy Ringoot (Belsele) was verantwoordelijk voor de groenaanleg, ingenieur-architect Norbert Vanneste (Oostende) voor de stabiliteit en centrale verwarming. Rond de millenniumwisseling ondergingen de eerste en laatste bouwfasen een renovatie met behoud van erfgoedwaarde.
Typering en beschrijving
De bouwfase van 1954-1958 bestaat uit twee driehoekige pleintjes en een pijpenkop met één koppelwoning, één rij van zes woningen en vijf rijen van acht woningen, waarvan vier oost-west ingeplant en één noord-zuid. Achtertuinen worden ontsloten via voetgangerswegen. De huizen zijn typische rijwoningen van twee traveeën en twee bouwlagen in de regionale gele baksteen, onder een zadeldak, in repeterend schema en met voortuintjes. De gevelarchitectuur is zakelijk met rechthoekige gevelopeningen en een eenvoudige betonnen luifel boven de gekoppelde deuren. De indeling is vrij traditioneel met een smal deurtravee waarachter zich de traphal en de keuken bevindt en een breder venstertravee met vooraan een woonkamer en achteraan een eetkamer. Opvallend is dat de meeste woningen een split level indeling hebben waardoor de woonkamer aan de voorzijde zich lager bevindt (in de volksmond “de put”). De ontwerper voorzag aanvankelijk enkel split level woningen maar op vraag van de maatschappij werden ook andere woningen voorzien voor gezinnen met kleine kinderen. Boven bevinden zich drie slaapkamers en een badkamer.
Voor de 42 huizen die men tussen 1965 en 1968 bouwde ten noorden van deze eerste bouwfase besteedde de ontwerper (Paul Felix) veel aandacht aan de oriëntatie (met tuinen steeds in het zuiden of westen). Ze staan ingeplant langs de Arend- en Havikstraat en in strokenbouw langs drie doodlopende straten (Mees-, Specht- en Sperwerstraat), steeds in zaagtandformatie. De architectuur is sober: bakstenen rijwoningen van twee bouwlagen in rode baksteen (volgens het ontwerp in regionale baksteen van de streek) onder een plat dak. De gevels zijn vrij vlak gehouden door houten blokramen en het wegwerken van de goot. Bij de woningen kunnen twee types onderscheiden worden. Het eerste type heeft een licht vooruitspringende garage en vier slaapkamers en is gespreid over vier groepen langs de Havik- en Arendstraat (met keuken vooraan en achteraan een eethoek en living). Het tweede type (gelegen langs de drie doodlopende straten) heeft geen garage maar een doorzon living en drie slaapkamers. In de Patrijsstraat 1-7 bevinden zich vier huizen die aansluiten bij dit type maar met een zadeldak. Eén van deze huizen (nummer 1) is ingericht als buurthuis. Oorspronkelijk hadden de woningen een ingebouwde kastenwand die de scheiding maakte tussen de keuken en de living.
Het laatste, meest noordelijke deel van de wijk wordt gekenmerkt door een vrije aanleg van de straten en het principe van de open bebouwing, hier en daar doorbroken met langere huizenrijen. De woningen staan per twee, vier, zes, zeven of acht ingeplant, vaak getrapt ten opzichte van elkaar. Omwille van de ondergrond werd gekozen voor een fundering op 750 palen. De gewelven werden opgebouwd in gebakken aarde (omwille van thermische en akoestische isolatie). Alle woningen hebben twee bouwlagen onder een plat dak en worden gekenmerkt door een vrij opvallend gevelbeeld met horizontale stroken in gladde beton, verticale vlakken in regionale, gele baksteen met ramen ertussen (soms heel smalle) en betonnen luifels boven de inkom. Het schrijnwerk was oorspronkelijk in Merbauhout.
De indeling is vrij typisch voor de sociale woningbouw uit deze periode. Een voorontwerp met gezinswoningen van één bouwlaag met half ondergrondse garages en bejaardenbungalows met living aan de straatzijde bleef onuitgevoerd, waarschijnlijk omwille van de te lage terreinbezetting. In het uitgevoerde ontwerp werd gekozen voor 16 duplexwoningen voor bejaarden, 8 duplexwoningen met twee slaapkamers, 41 gezinswoningen met 3 slaapkamers, 32 woningen met vier slaapkamers (waarvan één grote met speelhoek) en ingebouwde garage en 74 gegroepeerde garages.
Anno 2016 wordt de groenaanleg van de wijk gekarakteriseerd door hagen (vooral haagliguster en in mindere mate taxus) en een variatie aan boomsoorten (grauwe abeel, pluimes, gewone es, schietwilg, canadapopulier, gewone esdoorn, ruwe berk, iep, gewone sleedoorn, bruine kerspruim, meidoorn en gewone beuk).
Evaluatie
Deze wijk heeft een architecturale en stedenbouwkundige waarde, de bouwfase van 1954-1958 als representatief voorbeeld van de typische naoorlogse volkswijk, die van 1965-1968 als voorbeeld van een laagbouw parkwijk en van het oeuvre van architect Paul Felix, en de laatste fase (1973-1977) als voorbeeld van een verkaveling uit de jaren zeventig. Elementen die bijdragen tot deze erfgoedwaarde zijn de circulatiepatronen (pijpenkoppen en voetgangerswegen), de inplanting van de architecturale volumes ten opzichte van elkaar (zaagtand voor de fase 1965-1968). Wat de architectuur betreft, is de homogeniteit binnen de bouwfasen van belang, de schaal (laagbouw), het silhouet, de volumewerking, de gevelcompositie en –ordonnantie (bijvoorbeeld verticaal bij de bouwfase 1973-1977), het coloriet en de materialiteit. Voor de bouwfase van 1954-1958 draagt ook de splitlevel planindeling bij tot de erfgoedwaarde, en voor de bouwfase van 1965-1968 de ingebouwde kastenwand.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Vanneste, Pol; Vandeweghe, Evert; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Kerrinckx H. & Vanneste P. & Vandeweghe E. & Hooft E. & Callaert G. 2016: Sociale woonwijk van 1954-1977 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/185894 (geraadpleegd op ).
Sociale woonwijk ten zuiden van Conterdam, tussen de Gistelsesteenweg en de Schaperijkreek. Kadert in de uitbreiding van Conterdam na de Tweede Wereldoorlog aan de hand van bijzondere plannen van aanleg. Wijk met 177 woningen, opgericht in drie stadia tussen 1954 en 1973 door de "OOSTENDSE HAARD", een bouwmaatschappij opgericht in 1920.
Eerste project voor 42 woningen tussen de Gistelsesteenweg en de Kievitstraat naar ontwerp van R. Meyer. Aangelegd in rijen schuin op de straten en met tussenin pleintjes; wandelpaden tussen de tuintjes van de woningen. Eenvoudige bakstenen rijwoningen van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak, in repeterend schema, met voortuintjes. Naar indeling twee types, met en zonder split-level.
In 1965 opdracht aan architect P. Felix voor 38 huizen voor het bouwblok tussen de Kievit-, de Havik- en de Arendstraat, nadat architect R. Meyer het aanbod had afgewezen. Eenvoudige bakstenen rijwoningen onder plat dak, schuin verspringend naast elkaar geplaatst. Inplanting van de woningen speelt in op oriëntatie: alle tuinen naar het zuiden of het westen gericht. Eerste type woning met uitspringende garage en vier slaapkamers gespreid over vier groepen langs de Havik- en Arendstraat. Tweede type met drie slaapkamers dwars op het terrein en te bereiken langs de pijpenkopstraatjes.
Voltooiing van de wijk in 1973 met 97 woningen naar ontwerp van architect A. Duchateau op het bouwblok ten noorden van de reeds gerealiseerde wijk. Vrije aanleg van de straten; principe van open bebouwing hier en daar doorbroken met vrij lange huizenrijen; 74 garages verspreid over de wijk. Kubistisch getinte gevels met stroken glas, baksteen en beton; naar indeling toe vier verschillende types: duplexwoningen voor bejaarden en met twee slaapkamers, woningen met drie slaapkamers en woningen met vier slaapkamers en garage.
Bron: CALLAERT G., DELEPIERE A.-M., HOOFT E., KERRINCKX H. & VANNESTE P. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostende, Deel IA: Stad Oostende, Straten A-M, Deel IB: Stad Oostende, Straten N-Z en wijken Haven, Hazegras, Opex, Deel II: Deelgemeenten Mariakerke, Raversijde, Stene en Zandvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Kerrinckx H. & Vanneste P. & Hooft E. & Callaert G. 2005: Sociale woonwijk van 1954-1977 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122177 (geraadpleegd op ).