Teksten van Steenkoolmijn van Winterslag: Staatstuinwijk

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/122180

Staatstuinwijk ()

De zogenaamde Staatstuinwijk vormt een relatief gaaf bewaard ensemble personeelswoningen, dat werd opgericht als een losstaand geheel in de nabijheid van de mijncités van Winterslag. De wijk werd opgericht omstreeks 1927 door de Belgische staat in functie van de huisvesting van spoorwegpersoneel van de NMBS. In de vroege jaren zestig werd de wijk gedeeltelijk door de bouwmaatschappij van Winterslag aangekocht en toegevoegd aan de aansluitende Vierde Cité (zie Tuinwijk van Winterslag). Thans zijn deze tweeëntwintig woningen in bezit van de sociale huisvestingsmaatschappij Nieuw Dak.

De wijk omvat uniforme tweewoonsten, in drie gevallen gecombineerd tot vierwoonsten, opgevat als een kleinschalig geheel dat verlevendigd wordt door variaties in de vormgeving en planindeling. De schikking van de panden langs de straten getuigt van een aandacht voor de groenaanleg met omhaagde voortuintjes. Symmetrische, onderkelderde volumes van één bouwlaag en zes of twaalf traveeën onder afgewolfde schilddaken (mechanische pannen), verlevendigd met klimmende dakkappellen en doorbroken door puntvormige gevelverhogingen. De wooneenheden zijn hoofdzakelijk opgevat als dubbelhuizen (enkelhuizen bij sommige vierwoonsten), gemarkeerd door uitspringende, flankerende traveeën onder de doorlopende dakoverstek, die ondersteund wordt door een houten korbeel. De roodbruine bakstenen gevels in kruisverband worden geopend door rechthoekige muuropeningen onder gecementeerde lateien en bakstenen ontlastingsbogen. De bovenvensters in de geveltop zijn voorzien van een klein bovenlicht. Het schrijnwerk van vensters en deuren is vernieuwd.

De kleinschalige arbeiderswoningen zijn aangevulde met twee, rijker uitgewerkte villa’s van twee bouwlagen, die terugwijken ten opzichte van de rooilijn en omgeven zijn door een tuin. Door hun uitwerking in baksteen, gecombineerd met cementering, en de dynamische opbouw van het volume en het afgewolfd dak, ontstaat een stilistisch homogeen ensemble, dat architecturaal eveneens aansluit bij de nabijgelegen mijncités.

Evaluatie

Kleine tuinwijk uit het interbellum, ontworpen als een cité voor arbeiders en personeel, en later aangesloten bij een naoorlogse mijncité. Ondanks vernieuwing van het schrijnwerk, zijn de architecturale waarde en de eenheid van de wijk herkenbaar bewaard. Kenmerkende erfgoedelementen zijn de inplanting van de kleinschalige volumes met aandacht voor groenaanleg, evenals de architecturale eenheid op het vlak van materialiteit, coloriet en stijl, verlevendigd door een variatie in volumewerking.

  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam GENK_WINTERSLAG_MIJN_TUINWIJK_7030.
  • HERMANS R. 1986: De mijncité Winterslag. Een onderzoek naar haar artistieke, wetenschappelijke, historische; volkskundige, industrieel-archeologische en sociaal-culturele waarde, met het oog op haar bescherming, Brussel, 129.
  • HEYNEN H. (ed.) e.a. 1991: Geschiedenis op zoek naar waardig vervolg. Studie van de mijnnederzettingen in Waterschei, Winterslag en Eisden, Brussel.
  • KEUNEN P. 2010: Mijn cité. Met de mijncités naar de 21ste eeuw, Genk, 61.
  • SCHLUSMANS F. e.a. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N1 (A-Ha), Brussel - Gent.
  • VAN DOORSELAER B. & De RYNCK P. (ed.) 2012: Mijnerfgoed in Limburg. Ondergronds verleden, bovengrondse toekomst. Van Beringen tot Eisden, s.l., 144-145.

Auteurs:  Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2015: Steenkoolmijn van Winterslag: Staatstuinwijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/183772 (geraadpleegd op ).


Staatstuinwijk ()

Identieke huizen (tweegezinswoningen), wat achteruit gelegen ten opzichte van de straat, met een klein voortuintje door een haag afgesloten. Circa 1915-1920. Telkens twee aansluitende dubbelhuizen van drie traveeën en één bouwlaag onder wolfsdak (mechanische pannen) met klimmende dakkapel. Bakstenen gebouwen met puntvormige gevelverhoging boven de twee middentraveeën, en risalieten in beide uiterste traveeën. Rechthoekige vensters (kruiskozijnen op de benedenverdieping) en dito deuren met bovenlicht.

  • Algemene bibliografie, zie Beringen-Mijn
  • S.N. 1957: Kolenmijnen van Winterslag 1907-1957, Brussel.
  • S.N. 1951: Bijzonderste Treffen uit de geschiedenis van Winterslag, Technisch Tijdschrift van de Unie der Ingenieurs uit de Speciale Scholen van de Katholieke Universiteit te Leuven LXXV.1, p. 97-101.
  • LEBAQZ J. 1931: Les industries extractives à l'exposition internationale de Liège, Brussel.

Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Steenkoolmijn van Winterslag: Staatstuinwijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122180 (geraadpleegd op ).