De Zuiderwijk werd opgericht als een tweede mijncité bij de steenkoolmijn van Zwartberg vanaf het interbellum. Het merendeel van de wijk werd echter gebouwd vlak na de Tweede Wereldoorlog binnen de context van de kolenslag.
Context en historiek
De ‘Société Anonyme pour l’exploitation de la concession charbonnière des Liégeois en Campine’ was sinds 1906 actief. Naar Luikse standaard werd de uitbouw van de huisvesting voor het mijnpersoneel meteen uitbesteed aan een vennootschap, de zogenaamde ‘Les Liégeois à Ghenck’, die omstreeks 1919 omgevormd werd tot een Maatschappij voor Goedkope Woningen. Tussen 1910 en 1951 werd er quasi continu huisvesting gerealiseerd, waarbij het hoogtepunt in de bouwactiviteit zich situeerde na 1945 in de Zuiderwijk. Omstreeks 1957 had de mijn van Zwartberg in totaal zo’n 1230 woningen ter beschikking, waarvan ongeveer de helft gebouwd was op eigen kosten en de andere helft op kosten van de maatschappij.
De wijken zijn hiërarchisch opgevat. Zo werden de villa’s voor directie, ingenieurs en hoger kaderpersoneel van de mijn reeds aangevat voor de Eerste Wereldoorlog ten zuiden van het mijnterrein langs de Marcel Habetslaan. De bouw van deze woningen kwam gefaseerd tot stand tot midden jaren vijftig. De huisvesting voor arbeiders was in eerste instantie gesitueerd in As omstreeks 1910. Pas iets later werd de Noorderwijk uitgebouwd in het verlengde van de Marcel Habetslaan, meer bepaald ten noorden ervan rondom de Torenlaan die zowel arbeiders- als bediendewoningen omvatte, die gescheiden van elkaar waren ingeplant. De voornaamste bouwfases van deze tuinwijk vonden tijdens het interbellum plaats. Ook tijdens het interbellum werd het noordoostelijk deel van de Zuiderwijk gerealiseerd, die een volledige arbeiderswijk zou vormen. Het karakter van deze tuinwijk vertoont een duidelijk verschil ten opzichte van de overige straten van de Zuiderwijk die pas ten tijde van de kolenslag of later werden opgericht.
De periode na de Tweede Wereldoorlog staat binnen de mijngeschiedenis gekend als de kolenslag, namelijk de nood aan een snel herstel van de mijnproductie na de oorlog. Het aantal mijnwerkers was sterk gedaald, wat leidde tot maatregelen van Achiel van Acker om nieuwe arbeidskrachten aan te trekken. Uiteindelijk zou het aantal vooral via burgerlijke mobilisatie van voormalige mijnwerkers en via het aanwerven van buitenlandse werknemers hersteld kunnen worden. De tienduizenden Italiaanse gastarbeiders en Oost-Europese vluchtelingen die naar de Limburgse mijncentra kwamen in functie van de werkgelegenheid, creëerden een grote vraag naar huisvesting. Dit werd deels opgevangen door de bouw van tijdelijke noodwoningen, bijvoorbeeld de verder zuidelijk gelegen Bremwijk, die in totaal 29 vierwoonsten en 42 tweewoonsten omvatte.
De Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken werd door de regering in 1947 belast met een grootschalig bouwprogramma van woningen voor mijnwerkers en kon hiervoor een lening uitschrijven. De urgentie van deze nood en de beperkte budgets maakten de toepassing van typeplannen en een gesystematiseerd, niet-traditioneel bouwprocédé noodzakelijk. In tegenstelling tot een methode op basis van geprefabriceerde betonplaten en een betonskelet, paste aannemer Van Rymenant een nieuw methode zogenaamd ‘no-fines’ toe. Dit procedé wordt gekarakteriseerd door een specifieke betonsamenstelling op basis van enkel cement en steenachtig materiaal, en een heel snelle realisatie van de woningen met behulp van speciale, gestandaardiseerde bekistingen. Ten noorden van de Zuidplaats werd omstreeks 1947-1949 in opdracht van de Maatschappij door deze firma een symmetrische wijk met zo’n 122 woningen rondom de Frans Allardstraat gerealiseerd, naar ontwerp van architect Piron. Dit geheel vertoont sterke gelijkenissen met de prefab woningen die binnen dezelfde context door dezelfde uitvoerders gerealiseerd werden in Houthalen-Helchteren. Dezelfde architect ontwierp in opdracht van de maatschappij de huizenrijen met 65 wooneenheden langs de Koning Albert- en Zonnebloemstraat die door aannemer Van Onkelen gerealiseerd werden omstreeks 1951 ter vervollediging van de wijk ten westen. Ongeveer gelijktijdig werden nog 48 woningen opgevat als twaalf vierwoonsten gerealiseerd aan de overzijde van de Zonnebloemstraat en in het verlengde hiervan aan de Zaveldriesstraat. Sociale huisvestingsmaatschappij Nieuw Dak heeft thans het merendeel van de westelijke zone van deze wijk in haar bezit. Ook het centrale deel van de wijk ten noorden van de Vlinderstraat en Halenstraat werd door deze maatschappij overgenomen van de Sociale Maatschappij voor Goedkope Woningen van Zwartberg. In dit gebied werden omstreeks 1980 twee flatgebouwen met samen zo’n 24 appartementen en 50 gekoppelde eengezinswoningen gebouwd.
Naast gekoppelde woningen voor arbeidersgezinnen werd de wijk tijdens de jaren 1950 uitgebreid met enerzijds een complex met logementshuizen en anderzijds een kleuterschool ontworpen door Isia Isgour.
Inplanting en architectuur
De zuidelijke mijncité van Zwartberg bevindt zich onder de spoorlijn en wordt ten zuiden begrensd door de Gouverneur Alex. Galopinstraat. Deze brede as wordt centraal gemarkeerd door een groot rondpunt, de zogenaamde Zuidplaats, waar de Frans Allardstraat zich als tweede as hier loodrecht op oriënteert. De gevarieerde en onsamenhangende aanleg van de Zuiderwijk is het gevolg van de ontwikkelingen binnen de stedenbouwkundige opvatting omtrent de mijncités en de context van de kolenslag. Het oostelijk deel van de wijk is nog opgevat binnen de tuinwijkgedachte en wordt gekenmerkt door een hiërarchisch netwerk van straten met toegankelijke achterzijden, een weloverwogen groenaanleg met pleinen, zoals aan de Louis Chainayestraat, en beboomde straten, evenals een aandacht voor compositie en perspectief, met onder meer diagonaal ingeplante hoekpanden. De architecturale vormgeving is rijker uitgewerkt en traditionalistisch van inspiratie. Ten westen van deze tuinwijk ontvouwt zich een symmetrische wijk met de Frans Allardstraat als centrale, groene as vanaf de Zuidplaats, die nadien uitgebreid werd ten westen. De eenvormige, sobere huizenrijen worden regelmatig geschikt langs rechte assen. Groenaanleg blijft belangrijk, maar de groenruimtes verliezen grotendeels hun functionaliteit en de aandacht voor perspectiefwerking verdwijnt. Alle huizen in de wijk zijn gekoppeld tot rijen en voorzien van voortuintjes, die afgesloten worden met hagen of hekwerk. Aan de westelijke rand van de wijk zijn een reeks vierwoonsten met omliggende tuinen ingeplant, waarbij de volumes in functie van de oriëntatie op een speelse wijze diagonaal geschikt zijn ten opzichte van de straat.
Type I en II: traditionalistische tuinwijkwoningen (interbellum)
De vroegste arbeiderswoningen in de wijk kwamen tot stand tijdens de Eerste Wereldoorlog en het interbellum in het oosten van de wijk, namelijk aan de Arbeidsstraat, Halenstraat, Jules Carlierstraat en Louis Chainayestraat. Ze hebben een traditionalistisch geïnspireerde vormentaal, waarbij onder meer de uitwerking van de dakvolumes in sommige gevallen aansluit bij de cottagestijl. Tot rijen gekoppelde enkelhuizen van telkens drie traveeën en twee bouwlagen, onder schild- of zadeldaken, eventueel afgewolfd of van dakkapellen voorzien. De bakstenen gevels worden afgelijnd met gecementeerde, horizontale banden. De symmetrische volumes worden gemarkeerd door puntvormige of mijtervormige gevelverhogingen. Een aantal bouwvolumes worden verlevendigd door zijrisalieten en uitbouwen langs weerszijden. Rechthoekige muuropeningen openen de gevels. Het karakter en de ensemblewaarde is grotendeels bewaard en wordt versterkt door de weloverwogen groenaanleg.
De overige arbeiderswoningen in de oosthoek van de wijk zijn soberder uitgewerkt en zijn door individuele ingrepen minder homogeen bewaard. Deze in rijen gekoppelde enkelhuizen van telkens twee traveeën en twee bouwlagen onder pannen schild- of zadeldaken, bevinden zich aan de Heidestraat, Vredestraat en Waterscheistraat. De bakstenen volumes combineren traditionalistische elementen en invloeden van de cottagestijl, zoals puntvormige gevelverhogingen met bakstenen vakwerk, tuitvormige gevelverhogingen, risalieten en luifels gevormd door een lessenaarsdakje, met eerder zakelijke, modernistische elementen, in de vorm van erkervormige uitbouwen en strakke betonnen luifels boven de toegangsdeuren.
Type III, IV & V: kolenslagcités met betonnen en bakstenen koppelwoningen (1947-1949)
De westelijke zijde en het centrale deel van de wijk getuigen van een latere bouwfase na de Tweede Wereldoorlog en zijn veel soberder en heel uniform uitgewerkt.
Het centrale deel van de wijk rondom de Frans Allardstraat en de naburige straten (Franklin Rooseveltstraat, Koning Albertstraat, Halenstraat en Gouverneur Alex. Galopinstraat) vormt een rationeel opgebouwd geheel van betonnen prefab woningen, gebouwd omstreeks 1947-1949. De enkelhuizen zijn gekoppeld volgens spiegelbeeldschema in symmetrische rijen tot vier- of zeswoonsten, met respectievelijk acht en twaalf traveeën, en twee bouwlagen onder een pannen schilddak. De volumes worden regelmatig geopend door quasi vierkante vensteropeningen. De rechthoekige toegangsdeur wordt geflankeerd door een hoog geplaatst, klein vierkant venster ter verlichting van het toilet. De oorspronkelijke gevelafwerking waarbij de betonnen buitengevels voorzien werden van een laag getinte pleister, zogenaamd Chromolith, werd grotendeels vervangen door een nieuwe, beschilderde bepleistering of door bakstenen voorzetgevels, wat de eenheid van het geheel verstoort. De interne indeling van de woningen is opgevat volgens een typeplan met een eenvoudige schikking van de ruimtes. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich vooraan de inkom, het toilet, de keuken en achteraan de leefkamer. De gang leidt ook tot een wasplaats. Op de bovenverdieping bevinden zich drie slaapkamers.
Ten westen, langs de Koning Albertstraat en Zonnebloemstraat bevinden zich bouwblokken van overwegend vier wooneenheden van twee traveeën en twee bouwlagen onder een gemeenschappelijk pannen schilddak. De eenvoudige bakstenen volumes, geopend door rechthoekige vensteropeningen, sluiten aan bij de gevel- en planindeling van de betonnen woningen, met uitzondering van de flankerende woningen waarbij de getoogde toegangsdeuren in geprofileerde bakstenen omlijsting in de zijgevels zijn gesitueerd.
Aan de westzijde van de Zonnebloemstraat en ten zuiden aan de Zaveldriesstraat staan twaalf, schuin ingeplante vierwoonsten, waarbij de woningen rug aan rug en zij aan zij zijn geschikt tot één volume onder een pannen zadeldak, dat aan één zijde doorloopt ter hoogte van twee uitbouwen in de uiterste traveeën en voorzien is van dakkapellen. De vlakke bakstenen gevels zijn sober uitgewerkt en worden regelmatig geopend door middel van rechthoekige vensters in verschillende formaten. De gevels worden enkel gemarkeerd door de licht getoogde toegangen onder een betonnen luifel, die zich in de kopse gevels bevinden. De toegangen zijn gevat in twee verschillend uitgewerkte omlijstingen, namelijk strakke, beschilderde muurdammen ter ondersteuning van de luifel of een verdiepte bakstenen omlijsting.
Collectieve voorzieningen (jaren 1950)
Rond 1950 werd de Zuiderwijk gemoderniseerd door mijndirecteur Emile Renotte, die een complex van logementshuizen voor alleenstaanden liet bouwen ten westen aan de Arbeidsstraat. De gezellenhuizen kregen de namen Eikenhof, Dennenhof, Berkenhof en Beukenhof, en zijn thans herbestemd tot secundaire school. De lage witgeschilderde, bakstenen vleugels onder uitkragende pannen zadeldaken, ondersteund door houten korbelen, zijn traditionalistisch van inspiratie. Opvallende schikking van de volumes, waarbij twee langwerpige, eenlaagse volumes diagonaal zijn ingeplant en uitkijken op een groot cirkelvormig grasplein. De symmetrie van deze vleugels wordt benadrukt door dwarse volumes, die geopend worden naar de straat met puntgevels en waarvan het centrale volume hoger is uitgewerkt. De vormgeving van dit tweelaagse middenrisaliet sluit aan bij het centraal op de middenas gelegen logementshuis, evenals de voorgevel van het vierde logementshuis dat ten westen van de andere is gelegen.
Architect Isia Isgour, die heel actief was binnen de mijncité Meulenberg in Houthalen, ontwierp in 1954 een kleuterschooltje voor de mijn van Zwartberg. Het gebouw aan de Zuidplaats vormt een uitbreiding van de lagere school Sint-Albertus die zich in de Noorderwijk bevindt. Het schooltje is opgevat op basis van drie geschakelde, ten opzichte van elkaar verspringende klaslokalen, die met elkaar verbonden worden door middel van een luifel. De klaslokalen hadden een sterk geïndividualiseerd karakter, namelijk met telkens afzonderlijke voorzieningen, een eigen tuintje en de mogelijkheden om de lokalen in te richten in overeenstemming met de klasgemeenschap. De onafhankelijkheid van de drie entiteiten is door latere aanpassingen verloren gegaan, onder meer door uitbreidingen met eetzaal en twee klaslokalen. Ook werd het schrijnwerk en de gevelbekleding gedeeltelijk vernieuwd.
Evaluatie
Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).
De zuidelijke mijncité van Zwartberg omvat representatieve bouwfasen uit het interbellum (tuinwijk) en de naoorlogse periode (kolenslagcité). Het oostelijk deel bezit een kwalitatieve tuinwijkaanleg met stedenbouwkundige en architecturale waarde, namelijk bepaald door het typische stratenpatroon met zin voor perspectief, de weloverwogen en omvangrijke groenaanleg en de eenvormige tuinwijkwoningen, verlevendigd met typische vormelementen uit de cottagestijl. De overige woningen zijn veel eenvoudiger. Kenmerkende bouwfase met kolenslagcité bestaande uit woningen opgetrokken volgens een innovatieve betonmethode, uitgevoerd door aannemer Van Rymenant. Deze woningen bezitten een technische en historische waarde omwille van deze nieuwe constructiemethode, maar werden vaak ingrijpend verbouwd. De wijk omvat eveneens enkele typologische zeldzame logementshuizen en een opmerkelijk kleuterschooltje.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2015: Steenkoolmijn van Zwartberg: Zuiderwijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/183483 (geraadpleegd op ).
Omvat de Arbeidersstraat, F. Allardstraat, F. Rooseveltstraat, Gouverneur A. Galopinstraat, Haardstraat, Halenstraat, Heidestraat, J. Carlierstraat, Koning Albertstraat, L. Chainayestraat, Vredestraat, Zonnebloemstraat. Deze wijk is recenter dan de Noorderwijk. Onregelmatig stratenpatroon met beboomde straten. De woningen zijn samengevoegd tot vrij lange reeksen, met een ruimte tussen de reeksen, en zijn wat achteruit gelegen ten opzichte van de straat, met voortuintjes, afgesloten door hagen en cementen hekken.
Er zijn vier types te onderscheiden: Type I: Arbeidsstraat, Halenstraat, J. Carlierstraat, L. Chainayestraat. 1915-1925 (?). Reeksen woningen van het enkelhuistype, elk drie traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak (mechanische pannen) gemeenschappelijk voor de hele reeks. Bakstenen gebouwen voorzien van puntvormige gevelverhogingen en gecementeerde muurbanden; rechthoekige muuropeningen. Een variante van het type (L. Chainayestraat) leunt door de vorm van de gevelverhoging aan bij de cottagestijl.
Type II: F. Allardstraat, F. Rooseveltstraat, Gouverneur A. Galopinstraat, Halenstraat, Koning Albertstraat. 1925-1935 (?). Reeksen van vier enkelhuizen van elk twee traveeën en twee bouwlagen onder gemeenschappelijk schilddak (mechanische pannen). Gecementeerde bakstenen gebouwen voorzien van rechthoekige, houten vensters en rechthoekige deuren.
Type III: Koning Albertstraat, Zonnebloemstraat. Vrij recent type (na de Tweede Wereldoorlog). Reeksen van vier enkelhuizen, telkens twee traveeën en twee bouwlagen onder gemeenschappelijk schilddak (mechanische pannen). Bakstenen gebouwen met rechthoekige vensters en getoogde deuren in een licht uitspringende omlijsting met bakstenen druiplijst.
Type IV: Haardstraat, Heidestraat, Vredestraat. Circa 1925 (?). Reeksen van zes enkelhuizen, elk twee traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (mechanische pannen). Reminiscenties aan de cottagestijl. Bakstenen gebouwen met verlevendiging van het volume der reeksen door middel van risalieten, verspringende nokhoogten en puntvormige gevelverhogingen voorzien van bakstenen imitatievakwerk. Rechthoekige muuropeningen, de deuren zijn voorzien van rechte betonnen luifels.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Steenkoolmijn van Zwartberg: Zuiderwijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/122202 (geraadpleegd op ).