Teksten van Domein Hof van Boechout

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12507

Domein Hof van Boechout ()

Het 17de-eeuwse Hof van Boechout, ook Kasteel Vredenberg genoemd, bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van Boechout op een grotendeels omhaagd domein. Naast grasvelden en weiden wordt het kasteel omgeven door percelen eiken-, beuken- en berkenbos en twee met elkaar verbonden vijvers met een uitloper voor de dienstgebouwen.

Historiek

De in 1286 vermelde curie van ridder Gerondus de Boechout mag beschouwd worden als de voorloper van het kasteel. Deze curie, waarschijnlijk te identificeren met de hoeve ten Broecke (Bisthoeve) of met het Hof van Ymmersele of beiden samen, aangezien ze in de 15de eeuw vermeld worden als bezittingen van Hendrik van Immerseel. Het goed wordt voor het eerst vermeld in 1440 als "'t hoff van Ymmerseel". Het kwam omstreeks 1520 in handen van Antonio del Vaille om in 1559 verkocht te worden aan François van den Cruyce. Vermoedelijk heeft deze een nieuw kasteel gebouwd, genaamd Vredenborgh, daar het oude in 1583 door brand vernield werd. Het van torens voorziene kasteel werd in 1645 geërfd door Joseph de Smit en in 1662 verkocht aan Jacob van Baerland. Vanaf 1662 tot het einde van het ancien regime was het de verblijfplaats van de heren van Boechout, vandaar de naam Hof van Boechout. Nog in 1662 erfde Geraard van Groesbeeck het kasteel. Vanaf circa 1663 ging de restauratie en vergroting van het kasteel van start. Deze werken werden voortgezet door zijn broer Jacob in de jaren 1671-1674.

Geraard liet onder meer de voornaamste dreven aanleggen en de omgrachting graven; verondersteld wordt dat zijn broer Jacob de torens van het kasteel liet slopen en ze verving door vleugels (datering 1671 door middel van muurankers). Hij liet ook een geometrische Franse tuin aanleggen en een tweede vijver graven. In 1675 werd het kasteel onafgewerkt verkocht aan Carolus Franciscus Courtois, die het werk voltooide. Sinds 1675 werden heerlijkheid en kasteel nooit meer verkocht.

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het “Château de Boeckhout” weer als een kasteel omgeven door een U-vormige gracht met een gebouw (mogelijk een poortgebouw) ten noorden ervan. Ten zuiden van het kasteel liggen enkele moestuinperceeltjes en een vijver. Dit geheel wordt omgeven door een gracht. Het kasteel is toegankelijk langs de noordelijke zijde via een dreef die haaks aansluit op de zuidwest-noordoost georiënteerde dreef ten noorden van het kasteel. Ten zuiden van de omgrachting wordt een sterrenbos weergegeven, met uitlopers ten oosten van de omgrachting. Het kasteeldomein wordt omgeven door akkers en vochtige weilanden.

Tussen 1805 en 1810 werd het kasteel verbouwd in laatclassicistische geest door Lodewijk van Colen. Deze liet het geheel bepleisteren en liet een aantal vensters vergroten, middenrisalieten aanbrengen onder driezijdige frontons, het dak verlagen en ophaalbruggen verwijderen. Het kasteel lag oorspronkelijk aan een vierkante vijver waarvan de noordzijde gedempt werd zodat een voorhof ontstond. Lodewijk van Colen veranderde het tracé van het park door de geometrische tuin aan de zuidzijde te vervangen door een Engels landschapspark met vijvers. De beelden van het geometrische park werden verspreid opgesteld. De dienstgebouwen werden eveneens vernieuwd in 1805. Zo werd het poortgebouw bepleisterd en de datering 1440 aangebracht, schietgaten werden door blinde vensters vervangen en door kantelen verkregen de hoektorens een versterkt karakter. In 1840 werden de gesloten gevels van het poortgebouw aan de voorhofzijde opengebroken met rondboogvensters en deuren.

De kaart van Vandermaelen (1846-1854) geeft het “Château de Boechout” weer als een deels omgracht complex. Het kasteel, ook aangeduid als “Château Moretus”, bevindt zich ten zuiden van de bijgebouwen en ligt aann de noordzijde van één van de twee grote vijvers, die onderling verbonden zijn. Grasland en akkers omgeven het kasteeldomein.

In de 19de eeuw kwam het domein in handen van Jean-Paul Moretus, Charles van Colen de Bouchout en de familie Moretus. De laatste werken werden uitgevoerd onder graaf Oswald Moretus-Plantin die het kasteel naar ontwerp van Adrien Blomme in 1937 liet herstellen in zijn 17de-eeuwse toestand. Daarbij bleef de gevelcompositie bewaard, de bepleistering verdween, de frontons werden vervangen door een topgevel, het dak werd verhoogd en een archiefkamertje werd aangebracht aan de westgevel.

Beschrijving

Het Hof van Boechout bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van Boechout op een grotendeels omhaagd domein. Naast grasvelden en weiden wordt het kasteel omgeven door percelen eiken-, beuken- en berkenbos en twee met elkaar verbonden vijvers met een uitloper voor de dienstgebouwen. Het domein wordt aan de noordzijde afgezoomd door een beukendreef (Fagus), vanwaar een jonge lindendreef (Tilia) vertrekt naar de dienstgebouwen met poortgebouw. Het domein wordt aan de westzijde afgebakend door een dreef van zomereik (Quercus robur), die in zuidelijke richting overgaat in bomenrijen met populieren (Populus) en houtkanten met dominantie van grauwe els (Alnus) en gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).

Aan het noordelijke uiteinde van de beukendreef staat een kleine, rechthoekige pijlerkapel, gedateerd in 1919 (zie borstwering). Dit gebouwtje van natuursteen onder een leiden zadeldak (leien) in neoclassicistische stijl heeft een rondboogvormige nis met een geriemde boogomlijsting, sluitsteen, festoenwerk en imposten met guttae en een lekdrempel met festoenwerk op de borstwering. De flankerende pilasters onder het vlak hoofdgestel dragen het opschrift "COR JESU TE LAUDAMUS" en hebben een driezijdig fronton. De kapel wordt omgeven door acht opgaande linden.

Aan de omgrachting liggen de U-vormige, symmetrisch opgebouwde, bakstenen aanhorigheden. Het uitspringend, centraal, vierkant poortgebouw is over de gracht opgetrokken. Het bestaat uit twee bouwlagen onder een leien tentdak met twee flankerende, vierkante torentjes onder een ingesnoerde leien naaldspits met een kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw. Het bakstenen dienstgebouw heeft zandstenen banden, hoekblokken, steigergaten en een daklijst op houten consoles. De noordgevel wordt gekenmerkt door een rondboogvormige doorgang, bekleed met rustica van arduin onder een hoofdgestel met metopen en trigliefen. In 1805-1810 werd de datering “1440” in de metopen aangebracht. De aanpalende rechthoekige vleugels met één bouwlaag onder een leien schilddak (met kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw) zijn ingericht als oranjerie en paardenstal. In de zijgevels zijn zandstenen muurbanden zichtbaar, net zoals sporen van banden aan de gesloten noordgevels waarin enkele schietgaten en rechthoekige vensters zijn aangebracht. De buitengevels zijn voortgezet met een iets lagere muur en zijn afgesloten met kleine vierkante hoektorentjes onder een ingesnoerd tentdak (leien) van 1937, daarvoor voorzien van kantelen.

De haakse, rechthoekige vleugels, namelijk stallingen en koetshuis, van één bouwlaag onder een schilddak op houten consoles (leien) met rechthoekige dakkapellen dateren uit het eerste kwart van de 17de eeuw. De zuidelijke voorhofgevels van oranjerie en paardenstal tellen zeven traveeën en hebben enkele houten dakkapellen, grote rondboogvensters en deuren, penanten met hardstenen imposten en een speelse ijzeren roedeverdeling. De haakse stallingen en koetshuis zijn voorzien van vlakke hoekpilasters van zandsteen. Vier rondboogpoorten, gescheiden door Dorische zuilen op vierkante sokkels, hebben een geriemde boogomlijsting en sluitsteen, onder een kordonlijst en daklijst op houten consoles.

Voor het poortgebouw lag eertijds een prieel of warande beplant tussen 1824 en 1850. Ten westen van het poortgebouw ligt een deels ommuurde, rechthoekige moestuin van 1 hectare, aangelegd in 1805-1813. De moestuin was toegankelijk langs 18de-eeuwse poorten (eertijds naast de buitengracht) met vierkante pijlers van hardsteen op basis met voluutvormig klauwstuk, schachtringen, dekplaat en bekronende vazen. Het smeedijzeren hek is opgetrokken in classicistische stijl. Aan de oostzijde van de moestuin staat de hovenierswoning van 1821. Deze eenvoudige, bakstenen woning heeft een licht L-vormige plattegrond en telt één bouwlaag onder een schild- en veelzijdig tentdak van leien. Het gebouw bestaat uit een rechthoekige en veelzijdige vleugel. De muuropeningen zijn spitsboogvormig en rechthoekig; de ramen zijn onderverdeeld door middel van roeden.

Langs het poortgebouw, gevat in U-vormige dienstgebouwen, met grondvesten uit de 15de, het derde kwart van de 17de en het eerste kwart van de 19de eeuw, bereikt men het geplaveide, vierkante voorhof, aangelegd tussen 1805 en 1810 ter hoogte van het noordelijk deel van de vijver. Centraal op het voorhof is een centraal, rond grasveld gesitueerd, waarrond in 1919 terracotta beelden (eertijds in de Franse tuin ondergebracht) op vierkante, classicistische sokkels geplaatst werden, namelijk Pomona (getekend M.P. Vervoort, 1776), Bacchus, een waternimf en Ganymedes. De centrale groep met putti stelt de vier seizoenen voor. Aan de oostzijde zijn een cartouche met wapenschild (Van Colen) en een bekronend engeltje (getekend W. Pompe, 1681) te zien. De beelden werden aangekocht door Lodewijk van Colen in 1805-1810, toen hij de Franse tuinen naar de toen heersende mode liet wijzigen. De beelden werden destijds op verschillende plaatsen in het park geplaatst. Graaf Oswald Moretus-Plantin liet ze in 1919 naar de voortuin verplaatsen.

Aan zuidzijde van het voorhof bevindt zich U-vormig kasteel van vijf (in het noorden, oosten en westen) en negen (in het zuiden) traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddaken (hoger opgetrokken daknok bij de hoofdvleugel) met dakruiter en rechthoekige dakkapellen onder afgewolfde daken. Het kasteel, oorspronkelijk gelegen binnen een vierkante vijver waarvan de noordzijde gedempt werd voor de aanleg van het voorhof, werd door middel van muurankers in 1671 gedateerd. Het werd verbouwd in het eerste kwart van de 19de eeuw en het tweede kwart van de 20ste eeuw. Het gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl heeft een hoge souterrain met vierkante venstertjes, licht afgeschuinde sokkel van zandsteen en arduinen puilijst bij de aan vijver grenzende oost-, west- en zuidgevels. De gevel is gedecoreerd met speklagen en een kroonlijst op houten consoles. De noordgevel met hoekrisalieten telt één travee en heeft een licht uitspringend middenrisaliet van drie traveeën (uit het eerste kwart van de 19de eeuw) onder een topgevel (uit het tweede kwart van de 20ste eeuw). De eerste bouwlaag van het middenrisaliet is bezet met bossagewerk van hardsteen, waarin laatclassicistische rondboogdeuren staan. De zuidgevel (laatclassicistische gevelordonnantie uit het eerste kwart van de 19de eeuw) heeft eveneens een middenrisaliet van drie traveeën met vlakke pilasters op penanten. De rondboogdeuren hebben een geriemde boogomlijsting, sluitsteen en imposten, bij de eerste bouwlaag van de westgevel met aanbouw van 1937 (gevelsteen) van drie traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak verhoogd met een topgevel. De eerste bouwlaag (namelijk botenhuis) heeft getraliede, rondboogvormige openingen. De rechthoekige, beluikte vensters zijn voorzien van arduinen dorpels en negblokken.

De centrale, laatclassicistische vestibule-salon met eiken parket met centrale ster van drie verschillende houtsoorten strekt zich uit over de gehele breedte van het gebouw. De muren zijn voorzien van gemarmerd schilderwerk met paneelwerk. Vier symmetrisch geplaatste gemarmerd houten deuren geven toegang tot de andere vertrekken. Tussen de deuren bevinden zich twee nissen met beelden van Diana en een nimf. Het groen salon wordt gekarakteriseerd door paneelwerk behangen met ‘Chinees’ papier uit de 18de eeuw, een classicistische schouw en geometrisch parket. De vensternissen met paneelwerk, waarop mythologische en pastorale taferelen alsook bloemmotieven zijn aangebracht, worden toegeschreven aan A. Lens (1739-1822). De classicistische eetzaal is uitgewerkt met gemarmerd stucwerk. De muren hebben vlakke pilasters met Ionisch kapiteel waarop een geprofileerde fries en kroonlijst op modillons staan; een gedeelte wordt afgescheiden door zuilen met een Ionisch kapiteel onder moerbalk.

Het park in vroeg landschappelijke stijl naar Engels model rond het Hof van Boechout werd in grote lijnen aangelegd door Louis van Colen tussen 1805 en 1810. Opvallend in de parkaanleg zijn de waterpartijen en de levensgrote beelden in zandsteen. De waterpartijen werden gevoed door bronnen en waterden af in de Lauwerijkbeek ten zuiden van het domein. Verspreid over het kasteelpark staan verschillende boomgroepen of solitaire bomen van aanzienlijke leeftijd. De oudste overblijfselen van de aanplantingen zouden van voor 1725 dateren . De meeste bomen dateren echter van het laatste kwart van de 19de eeuw tot de jaren 1930. Op het moment van de bescherming (1977) stond op het voorplein een indrukwekkende Atlantische ceder, dichtbij de moestuin stonden nog een oude esdoorn, bruine beuken en twee platanen. Van een vroegere dreef van 1602, herbeplant in 1725, bleven eind jaren 1970 nog enkele exemplaren over. Verderop stond een Libanonceder. Ter hoogte van het voormalig sterrenbos staat nog een bomengroep van linden, beuken en eiken. Een slingerend pad leidt vanaf het voorhof doorheen een bosje naar een brug over de verbindingsarm tussen de twee vijvers. De loofbosjes worden op de Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeld als zuur eikenbos.

Ten noordoosten van het kasteel is de zogenaamde Hoeve Lintacker uit het eerste kwart van de 19de eeuw met oudere kern gesitueerd. Ten zuidwesten van het kasteel ligt de Prieelhoeve, een sterk verbouwde, 19de-eeuwse hoeve met losstaande bestanddelen. De Bisthoeve, ten oosten van het kasteeldomein, was oorspronkelijk een omgrachte hoeve binnen een omhaagd domein. In de periode 1920-1940 verdween het grootste deel van de omgrachting. Ten zuiden van het kasteeldomein bevindt zich het Bos van Moretus, dat aansluit op het beboste kasteelpark.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA000424, Kasteel van Boechout, historische nota (1977).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.
  • ARREN P. 1982: Kastelen in Vlaanderen. Vredenborg, Hobonia, Kulturele heemkring Hoogboom, XI, 84-104.
  • DE GHELLINCK D' ELSEGHEM RIDDER J. 1974: Architectuur en decor, La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, 24, 9-17.
  • JACOBS J. 1974: Het kasteel van Boechout, La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, 2-7.
  • JACOBS J. 1981: Het poortgebouw van het kasteel, DF-koerier, maandblad Davidsfonds Boechout-Vremde, 1981.4, 509.
  • JANSSENS J. 1977: Boechout, in: GENICOT L.F. (red.), Kastelen en buitenplaatsen, Brussel, 72-73.
  • MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R. 1950: Demeures familiales, Antwerpen, 60-103.
  • MORETUS R. 1938: Het kasteel en de heerlijkheid van Bouchout, Natuur- en stedenschoon, maandschrift der vereniging voor Natuur- en stedenschoon, XVII.6, 86-89.
  • M.P. 1974: Le château de Bouchout près d'Anvers, La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, 24, 19-21.
  • PELEMAN B. (red.) 1972: Flandria illustrata. Kastelen in Vlaanderen, deel II, Antwerpen, 1972, 38-41.
  • PRECKERE R. 1976: Parcs et jardins de Belgique, Brussel, 53-57.
  • POUMON E. 1955: Châteaux anversois et limbourgeois, Vilvoorde, 10-11.
  • VAN OLMEN M., DE BORGHER M., MEESTERS L. & DE CLIPPEL J.-Y. 2001: Ankerplaats ‘Kasteel van Boechout en omgeving’. Landschapsatlas, A10029, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • WILSENS S. 1973: Kastelen in Antwerpen, Hasselt, 40-41.
  • www.geo-vlaanderen.agiv.be; Biologische Waarderingskaart van Vlaanderen (versie 2, 1997-2010), Boechout, Hof van Boechout (geraadpleegd op 9 december 2014).

Auteurs:  Cox, Lise; Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Hof van Boechout [online], https://id.erfgoed.net/teksten/166389 (geraadpleegd op ).


Domein Hof van Boechout ()

Ten zuiden van de dorpskern gelegen U-vormig kasteel met grotendeels omhaagd domein en landschapspark; naast grasvelden en weiden delen eiken-, beuken- en berkenbos, ook twee met elkaar verbonden vijvers met uitloper voor dienstgebouwen.

Domein aan noordzijde afgezoomd met een prachtige beukendreef vanwaar een jonge lindedreef vertrekt naar het poortgebouw, met in de as aan noorduiteinde, neoclassicistisch kapelletje van 1919. Ten westen van het poortgebouw, deels ommuurde moestuin van 1 hectare, aangelegd in 1805-1813 met aan ingang hovenierswoning van 1821 (Hof van Boechout nummer 3).

Langs poortgebouw, gevat in U-vormige dienstgebouwen (Hof van Boechout nummer 4), grondvesten uit de 15de, het derde kwart van de 17de en het eerste kwart van de 19de eeuw, bereikt men het geplaveide vierkante voorhof met aan zuidzijde (in as poortgebouw), U-vormig kasteel (Hof van Boechout nummer 5), grotendeels uit het derde kwart van de 17de eeuw. Verder bevindt zich in het domein de zogenaamde "Hoeve Lintacker" (Hof van Boechout nummers 1-2) uit de tweede helft van de 18de of de eerste helft van de 19de eeuw met oudere kern, aan noordoostzijde; een sterk verbouwde hoeve met losstaande bestanddelen zogenaamd "Prieelhoeve" (Hof van Boechout nummer 6), uit de 19de eeuw aan zuidwestzijde.

Historiek. De in 1286 vermelde curie van ridder Gerondus de Boechout mag beschouwd worden als de voorloper van het kasteel. Deze curie, waarschijnlijk te identificeren met de hoeve ten Broecke of Bisthoeve of met hof van Ymmersele, of beide samen, daar ze in de 15de eeuw vermeld worden als bezittingen van Hendrik van Immerseel. Voor eerst vermeld in 1440 als "'t hoff van Ymmerseel". Kwam circa 1520 in handen van Antonio del Vaille om in 1559 verkocht te worden aan François van den Cruyce. Vermoedelijk heeft deze een nieuw kasteel gebouwd, genaamd "Vredenborgh", daar het oude in 1583 door brand vernield werd. Het van torens voorziene kasteel werd in 1645 geërfd door Joseph de Smit en in 1662 verkocht aan Jacob van Baerland. Vanaf 1662 tot einde ancien regime, verblijfplaats van de heren van Boechout, en vandaar de naam "'t Hof van Boechout". Nog in 1662 geërfd door Geraard van Groesbeeck. Vanaf circa 1663 werd de restauratie en vergroting van het kasteel aangezet. Deze werken werden voortgezet door zijn broer Jacob in de jaren 1671-74.

Geraard liet onder meer de voornaamste dreven aanleggen en de omgrachting graven; verondersteld wordt dat zijn broer Jacob de torens van het kasteel liet slopen en ze verving door vleugels (zie datering 1671 door middel van muurankers). Hij liet ook een geometrische Franse tuin aanleggen en een tweede vijver graven. In 1675 onafgewerkt verkocht aan Carolus Franciscus Courtois, die het werk voltooide. Sinds 1675 werden heerlijkheid en kasteel nooit meer verkocht. Tussen 1805 en 1810 verbouwd in laat-classicistische geest door Lodewijk van Colen. Deze liet het geheel bepleisteren, aantal vensters vergroten, middenrisalieten aanbrengen onder driezijdige frontons, dak verlagen, ophaalbruggen verwijderen.

Het kasteel was oorspronkelijk gelegen aan een vierkante vijver waarvan de noordzijde gedempt werd zodat een voorhof ontstond. Hij veranderde het tracé van het park door de geometrische tuin aan de zuidzijde te vervangen door een Engels landschapspark met vijvers. De beelden van het geometrische park werden verspreid opgesteld. De dienstgebouwen werden eveneens vernieuwd in 1805. Zo werd het poortgebouw bepleisterd en de datering 1440 aangebracht, schietgaten werden door blinde vensters vervangen, en door kantelen verkregen de hoektorens een versterkt karakter. In 1840 werden de gesloten gevels van het poortgebouw aan voorhofzijde opengebroken met rondboogvensters en deuren.

In de 19de eeuw in handen van Jean-Paul Moretus, Charles van Colen de Bouchout en de familie Moretus. De laatste werken werden uitgevoerd onder graaf Oswald Moretus-Plantin die het kasteel naar ontwerp van A. Blomme in 1937 liet herstellen in zijn 17de-eeuwse toestand. Daarbij bleef de gevelcompositie bewaard, de bepleistering verdween, de frontons werden vervangen door topgevel, het dak werd verhoogd en een archiefkamertje werd aangebracht aan de westgevel.

Beschrijving. Vanuit het noorden bereikt men, langs een lindedreef, de dienstgebouwen met poortgebouw.

Aan noordelijke uiteinde dreef kleine rechthoekige kapel gedateerd 1919 (zie borstwering). Gebouwtje van natuursteen onder zadeldak (leien) in neo-Lodewijk-XVI-stijl. Rondboogvormige nis met geriemde boogomlijsting, sluitsteen, festoenwerk en imposten met guttae, lekdrempel met festoenwerk op borstwering. Flankerende pilasters onder vlak hoofdgestel met opschrift "Cor Jesu te Laudamus" en driezijdig fronton.

Voor het poortgebouw eertijds prieel of warande beplant tussen 1824 en 1850 met aan westzijde deels ommuurde rechthoekige moestuin van 1805-1813 toegankelijk langs poorten uit de 18de eeuw (eertijds naast buitengracht); vierkante pijlers van hardsteen op basis met voluutvormig klauwstuk, schachtringen, dekplaat en bekronende vazen; smeedijzeren hek in Lodewijk-XVI-stijl.

Eenvoudige bakstenen licht L-vormige hovenierswoning (Hof van Boechout nummer 3) van 1821 aan oostzijde moestuin; één bouwlaag onder schild- en veelzijdig tentdak (leien). Bestaande uit een rechthoekige en veelzijdige vleugel. Spitsboogvormige en rechthoekige muuropeningen; roedeverdeling.

Aan omgrachting gelegen U-vormige symmetrisch opgebouwde bakstenen aanhorigheden (Hof van Boechout nummer 4). Uitspringend centraal vierkant poortgebouw, over de gracht opgetrokken: twee bouwlagen onder tentdak (leien), twee flankerende vierkante torentjes onder ingesnoerde naaldspits (leien), kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw.

Bakstenen gebouw met zandstenen banden, hoekblokken, steigergaten en daklijst op houten consoles. Noordgevel: rondboogvormige doorgang, bekleed met rustica van arduin onder hoofdgestel met metopen en trigliefen, datering 1440 in de metopen aangebracht in 1805-1810. Aanpalende rechthoekige vleugels met kern uit de 15de, 17de en 19de eeuw ingericht als oranjerie en paardenstal: één bouwlaag onder schilddak (leien). Zandstenen muurbanden in zijgevels, sporen van banden aan gesloten noordgevels waarin enkele schietgaten en rechthoekige vensters. Buitengevels voortgezet met iets lagere muur, afgesloten met kleine vierkante hoektorentjes onder ingesnoerd tentdak (leien) van 1937, daarvoor voorzien van kantelen.

Haakse rechthoekige vleugels namelijk stallingen en koetshuis van één bouwlaag onder schilddak op houten consoles (leien) met rechthoekige dakkapellen, uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Zuidelijke voorhofgevels oranjerie en paardenstal van zeven traveeën; enkele houten dakkapellen. Grote rondboogvensters en deuren, penanten met hardstenen imposten, speelse ijzeren roedeverdeling. Haakse stallingen en koetshuis met vlakke hoekpilasters van zandsteen. Vier rondboogpoorten gescheiden door Dorische zuilen op vierkante sokkels, met geriemde boogomlijsting en sluitsteen, onder kordonlijst en daklijst op houten consoles.

Geplaveid voorhof met centraal rond grasveld waarrond in 1919 geplaatste terracotta beelden (eertijds in Franse tuin) op vierkante Lodewijk XVI-sokkels, namelijk Pomona (getekend M.P. Vervoort 1776), Bacchus, een waternimf en Ganymedes. Centrale groep met putti voorstellend de vier seizoenen. Aan oostzijde cartouche met wapenschild (Van Colen) en bekronend engeltje (getekend W. Pompe 1681).

Aan zuidzijde voorhof, U-vormig kasteel van vijf (in het noorden, oosten en westen) en negen (in het zuiden) traveeën en twee bouwlagen onder schilddaken (hoger opgetrokken daknok hoofdvleugel), (leien) met dakruiter en rechthoekige dakkapellen onder afgewolfde daken, jaartal 1671 (zie muurankers hoekrisalieten) verbouwd in het eerste kwart van de 19de en het tweede kwart van de 20ste eeuw. Gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl, hoge souterrain met vierkante venstertjes, licht afgeschuinde sokkel van zandsteen en arduinen puilijst bij aan vijver grenzende oost-, west- en zuidgevels. Speklagen en kroonlijst op houten consoles.

Noordgevel met hoekrisalieten van één travee en licht uitspringend middenrisaliet van drie traveeën (uit het eerste kwart van de 19de eeuw) onder topgevel (uit het tweede kwart van de 20ste eeuw). Eerste bouwlaag middenrisaliet bezet met bossagewerk van hardsteen, waarin laat-classicistische rondboogdeuren. Zuidgevel (laat-classicistische gevelordonnantie uit het eerste kwart van de 19de eeuw): eveneens middenrisaliet van drie traveeën met vlakke pilasters op penanten. Rondboogdeuren met geriemde boogomlijsting, sluitsteen en imposten, bij eerste bouwlaag westgevel met aanbouw van 1937 (gevelsteen) van drie traveeën en twee bouwlagen onder schilddak verhoogd met topgevel. Eerste bouwlaag (namelijk botenhuis) met getraliede rondboogvormige openingen. Rechthoekige beluikte vensters met arduinen dorpels en negblokken.

Interieur: centraal laat-classicistisch vestibule-salon over de gehele breedte van het gebouw: eiken parket met centrale ster van drie verschillende houtsoorten. Muren van gemarmerd schilderwerk met paneelwerk. Vier symmetrisch geplaatste gemarmerd houten deuren geven toegang tot de andere vertrekken. Tussen de deuren twee nissen met beelden van Diana en een nimf. Groen salon: paneelwerk behangen met "Chinees" papier uit de 18de eeuw, Lodewijk XVI-schouw en geometrisch parket. Vensternissen met paneelwerk waarop mythologische en pastorale taferelen alsook bloemmotieven; toegeschreven aan A. Lens (1739-1822). Classicistische eetzaal uitgewerkt met gemarmerd stucwerk. Muren met vlakke pilasters met Ionisch kapiteel waarop geprofileerde fries en kroonlijst op modillons; gedeelte afgescheiden door zuilen met Ionisch kapiteel onder moerbalk.

  • ARREN P., Kastelen in Vlaanderen. Vredenborg, in Hobonia, Kulturele heemkring Hoogboom, XI, april-mei-juni 1982, p. 84-104.
  • de GHELLINCK D' ELSEGHEM RIDDER J., Architectuur en decor, in La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, dec. 1974, nr. 24, p. 9-17.
  • Flandria illustrata. Kastelen in Vlaanderen o.l.v. Peleman B., dl. II, Antwerpen, 1972, p. 38-41.
  • JACOBS J., Het kasteel van Boechout, in La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, dec. 1974, nr. 24, p. 2-7.
  • JACOBS J., Het poortgebouw van het kasteel, in DF-koerier, maandblad Davidsfonds Boechout-Vremde, Boechout, april 1981, p. 509.
  • JANSSENS J., Boechout , in Kastelen en buitenplaatsen o.l.v. Luc Fr. Genicot, Brussel 1977, p. 72-73.
  • LEONARD E. en BEAUJEAN K., Nota over het kasteel van Boechout (onuitgegeven nota in beschermingsdossier Monumenten- en Landschapszorg nr. 5903).
  • MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R., Demeures familiales, Antwerpen, 1950, p. 60-103.
  • MORETUS R., Het kasteel en de heerlijkheid van Bouchout, in Natuur- en stedenschoon, maandschrift der vereniging voor Natuur- en stedenschoon, XVII. nr. 6, juni 1938, p. 86-89.
  • M.P., Le château de Bouchout près d'Anvers, in La maison d'hier et d'aujourd'hui - De woonstede door de eeuwen heen, dec. 1974, nr. 24, p. 19-21.
  • PRECKERE R., Parcs et jardins de Belgique, Brussel, 1976, p. 53-57.
  • POUMON E., Châteaux anversois et limbourgeois, Vilvoorde, 1955, p. 10-11.
  • WILSENS S., Kastelen in Antwerpen, Hasselt, 1973, p. 40-41.

Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n1 (A-He), Brussel - Gent.
Auteurs:  Wylleman, Linda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Hof van Boechout [online], https://id.erfgoed.net/teksten/12507 (geraadpleegd op ).