Tuinwijk van 154 woningen, gebouwd tussen 1921 en 1925 door de sociale huisvestingsmaatschappij Habitations à Bon Marché de Furnes S.A. naar ontwerp van Gustave Hobé en Camille Van Elslande. Na de Tweede Wereldoorlog werden enkele vernielde huizen heropgebouwd en in 1955 werden vier nieuwe woningen toegevoegd.
Bouwgeschiedenis en situering
Tussen 1921 en 1925 bouwde de sociale huisvestingsmaatschappij Habitations à Bon Marché de Furnes S.A. (later: Veurnse Bouwmaatschappij) onder voorzitterschap van Hippolyte De Wit een eerste grote wijk van 154 woningen, die de aanzet zou betekenen voor de wijk Nieuwstad, ten noordoosten van het station van Veurne. De bouw kaderde in de woningproblematiek na de Eerste Wereldoorlog in de zwaar verwoeste Westhoek. De belangrijkste aandeelhouders van de maatschappij waren de NV's Yzer Entreprises et Constructions en Briqueteries de l’Yser. Die laatste leverde ook de bouwmaterialen voor deze wijk. Rechter Emeric Feys stelde een groot stuk grond ter beschikking voor deze wijk in ruil voor aandelen van de maatschappij. Uit erkentelijkheid werd één van de twee nieuwe straten in deze wijk naar hem vernoemd.
De andere straat werd vernoemd naar architect Georges Hobé, die aangesproken werd voor het ontwerp van de wijk. Hij was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de tuinwijkaanleg, aangezien hij reeds in november 1919 een lezing gegeven had over de aanleg van een tuindorp te Veurne, in opdracht van de NV Briqueteries de l’Yser. De architectuur is een gezamenlijk ontwerp van Hobé en de Veurnse architect Camille Van Elslande. Op de Onroerende Transactie van de voormalige Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (NMGWW) wordt ook De Bruyne (Brabançonnelaan, en nadien Chazallaan 166 te Brussel) vermeld als architect. Dit is mogelijk Pierre De Bruyne of Henri De Bruyne, die tijdens het interbellum werkte voor de NMGWW.
In 1924 verkocht de maatschappij een stuk grond op de hoek van de Brugse Steenweg en de Proostdijkstraat voor de bouw van een elektriciteitscabine. Tegen 1925 waren de 154 woningen bewoond, vooral door arbeiders van de nabijgelegen suikerfabriek. 30 mei 1940 werden heel wat huizen in de wijk beschadigd door de ontploffing van een munitietrein. Drie totaal vernielde woningen aan de Brugsesteenweg werden na de oorlog identiek heropgebouwd onder leiding van architect Ferdinand Rossey. In 1955 werden vier nieuwe woningen toegevoegd aan de Feyslaan 15-18. In 1987 werden de woningen die nog in bezit waren van de maatschappij gerenoveerd naar plannen van Daniël Seys en Joseph Plasman.
Typering en beschrijving
De wijk bestaat uit de bebouwing van de noordelijke zijde van de bestaande Brugse steenweg waarachter twee op korte afstand van elkaar gelegen aansluitingen, respectievelijk half ovaal en halfrond: de G. Hobélaan (nummers 1-45 en 2-80) en de Feyslaan (1-29 en 2-30), die beiden evenwijdig lopen met de bestaande Proostdijkstraat erachter. Die volgt op haar beurt de kronkelende loop van de Venepevaart of Proost(dijk)vaart. De bedoeling was een min of meer zelfvoorzienende tuinstad naar Engels model uit te bouwen maar het tuinwijkprincipe verwaterde – zoals elders in Vlaanderen – tot een stadsuitbreiding in de vorm van een arbeiderswijk met half vrijstaande woningen in private groenzones (voor-, achter- en zijtuintjes), vooral in de Feys- en G. Hobélaan.
De architectuur wordt gekenmerkt door een voornamelijk formalistisch geïnspireerde schikking van enkele woningtypes en door een regionaal geïnspireerd baksteentraditionalisme of regionalisme. De woningen zijn doorgaans breedhuizen van één bouwlaag (type I) of twee (type II) onder een zadel- of schilddak (nok parallel aan de straat, mechanische pannen). Het betreft doorgaans enkelhuizen van twee traveeën in spiegelbeeld met gevelaflijning door middel van muizentand, licht getoogde vensters met bakstenen afzaat, rondboogdeuren, houtwerk aansluitend bij de regionale kozijnconstructie (kruiskozijnen met schuiframen, kleine roedeverdeling en beluikt benedenvak) en gebogen deurtussendorpels met gestrekte uiteinden. De zijtuitgevels worden afgewerkt met een aandak en muurvlechtingen; de analoge zijpuntgevels met blinde oculus of radvormig pseudo-uilengat in de geveltop.
Type I: Brugse steenweg (nummers 188-190, 192-198, 200-206). Drie losse en naast elkaar gelegen woonblokken van één bouwlaag (nok parallel aan de straat); twee of zes gekoppelde woningen; deels manke bedaking ten gevolge kleine uitbouwen van achtergevels. Lijstgevels met verhoogde venstertravee: dakvenster met schoudergeveltje en muurvlechtingen; rondboogvenster met kleine roedeverdeling.
Type II a: Brugse steenweg (nummers 106-110, 148-150) en Feyslaan. Losse woonblokken van twee bouwlagen (nok parallel aan de straat); dubbelhuizen aan Brugse steenweg. Lijstgevels met bakstenen ruitmotief op bovenpenant. Feyslaan, nummers 29, 30: variante op dit type. Twee gekoppelde dubbelhuizen van drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (nok parallel aan de straat). Puntvormig verhoogde middentravee met blinde oculus.
Type II b: Brugse steenweg (nummers 74-82. 84-92, 124-130, 132-138). Huisgroeperingen met vier woningen; respectievelijk links en rechts van G. Hobélaan, en links en rechts van Feyslaan. Hoekhuizen respectievelijk met afgeschuinde hoek- en deurtravee onder geprofileerde overstek, tussen lage steunberen; zijingang onder luifel.
Type II c: Brugse steenweg (nummers 94-100, 116- 122, 140- 146) en G. Hobélaan. Groepen van drie à vijf gekoppelde woningen onder zadel- (Brugse steenweg) of schilddak (G. Hobelaan) (nok parallel aan de straat). Hoekhuizen met zijingang onder luifel. Getrapte haakse tuinmuurtjes in G. Hobélaan.
Type II d: Brugse steenweg (nummers 102-104, 112-114). Gekoppelde diephuizen onder zadeldak; een puntgevel met schouderstukken.
Evaluatie
Architecturale en stedenbouwkundige waarde als representatief en vroeg voorbeeld van de toepassing van de tuinwijkgedachte in de sociale woningbouw na de Eerste Wereldoorlog. Erfgoedelementen die hiertoe bijdragen zijn het circulatiepatroon, de perceelstructuur, de inplanting van de architecturale volumes, de architecturale homogeniteit, schaal, volume, vorm en materialiteit.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Lion M. & Vandeweghe E. 2016: Tuinwijk Nieuwstad [online], https://id.erfgoed.net/teksten/185935 (geraadpleegd op ).
Kleine tuinwijk zogenaamd "Nieuwstad" naar ontwerp van architecten De Wit, G. Hobe (Brussel) en C. Van Elslande (Veurne) van 1921; gelegen aan de zuidzijde van de Brugse steenweg. Omvat nummers 74-206 van de Brugse steenweg met twee op korte afstand van elkaar gelegen aansluitingen, respectievelijk half ovaal en halfrond, van G. Hobelaan (nummers 1-45 en 2-80) en Feyslaan (1-29 en 2-30). Ontstaan te kaderen in de sociaal-functionele aanpak van het huisvestingsprobleem na de Eerste Wereldoorlog onder impuls van het nieuwe tuinwijkprincipe van de modernisten; toegepast buiten de oude stadskern als tegenpool van de historiserende wederopbouwarchitectuur van laatstgenoemde. Echter tweeslachtige oplossing voornamelijk door bouwtrant aansluitend bij de "regionale" baksteenbouwtraditie in plaats van bij de radicalere modernistische esthetiek; ook voornamelijk formalistisch geïnspireerde schikking van enkele woningtypes.
Tuinwijkconcept: losse blokken van aaneengekoppelde woningen met voor-, achter- en zijtuintjes; doorgaans breedhuizen met twee hoofdtypen voornamelijk met betrekking tot hoogteverschil. Type I met één bouwlaag onder zadeldak en type II met twee bouwlagen onder zadel- of schilddak (type IIc) (nok parallel aan de straat, mechanische pannen); doorgaans enkelhuizen van twee traveeën met spiegelbeeldschema. Eenvoudige eclectische bouwtrant als variante op de "regionale" plattelandsarchitectuur uit de 17de-18de eeuw. Baksteenbouw. Gevelaflijning door middel van muizentand. Licht getoogde vensters met bakstenen afzaat. Rondboogdeuren. Houtwerk aansluitend bij de regionale kozijnconstructie zie kruiskozijnen met schuiframen, kleine roedeverdeling en beluikt benedenvak; gebogen deurtussendorpels met gestrekte uiteinden. Zijtuitgevels met aandak en muurvlechtingen; analoge zijpuntgevels met blinde oculus of radvormig pseudo-uilengat in de geveltop (type IIb).
Type I: Brugse steenweg (nummers 188-190, 192-198, 200-206). Drie losse en naast elkaar gelegen woonblokken van één bouwlaag (nok parallel aan de straat); twee of zes gekoppelde woningen; deels manke bedaking ten gevolge kleine uitbouwen van achtergevels. Lijstgevels met verhoogde venstertravee: dakvenster met schoudergeveltje en muurvlechtingen; rondboogvenster met kleine roedeverdeling.
Type II a: Brugse steenweg (nummers 106-110, 148-150) en Feyslaan. Losse woonblokken van twee bouwlagen (nok parallel aan de straat); dubbelhuizen aan Brugse steenweg. Lijstgevels met bakstenen ruitmotief op bovenpenant. Feyslaan, nummers 29, 30: variante op dit type. Twee gekoppelde dubbelhuizen van drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (nok parallel aan de straat). Puntvormig verhoogde middentravee met blinde oculus.
Type II b: Brugse steenweg (nummers 74-82. 84-92, 124-130, 132-138). Huisgroeperingen met vier woningen; respectievelijk links en rechts van G. Hobélaan, en links en rechts van Feyslaan. Hoekhuizen respectievelijk met afgeschuinde hoek- en deurtravee onder geprofileerde overstek, tussen lage steunberen; zijingang onder luifel.
Type II c: Brugse steenweg (nummers 94-100, 116-122, 140-146) en G. Hobélaan. Groepen van drie à vijf gekoppelde woningen onder zadel- (Brugse steenweg) of schilddak (G. Hobélaan) (nok parallel aan de straat). Hoekhuizen met zijingang onder luifel. Getrapte haakse tuinmuurtjes in G. Hobélaan.
Type II d: Brugse steenweg (nummers 102-104, 112-114). Gekoppelde diephuizen onder zadeldak; een puntgevel met schouderstukken.
Bron: DELEPIERE A.-M. & LION M. met medewerking van HUYS M. 1982: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Veurne, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 8n, Brussel - Gent.
Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Lion, Mimi
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Delepiere A. & Lion M. 1982: Tuinwijk Nieuwstad [online], https://id.erfgoed.net/teksten/16666 (geraadpleegd op ).