Geografisch thema

Tiensevest

ID
15114
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15114

Beschrijving

Na de ontmanteling van de 14de-eeuwse stadsvesten als gevolg van de decreten van 1781 en 1805, uitgevaardigd door Jozef II en Napoleon I, volgde onder het Hollandse Bewind de definitieve slechting van de wallen en de aanleg van een brede ringboulevard met octrooiengordel. Het gedeelte tussen de Diestse- en Tiensepoort, namelijk de Tiensevest, werd in 1822 genivelleerd en beplant met dubbele bomenrijen. Nadat het algemene rooilijnenplan van stadsarchitect F.H. Laenen voor het oostelijke stadsgedeelte (zie Martelarenplein) in 1839 werd goedgekeurd, volgde de aanleg van het "Stationsplein" of huidige Martelarenplein: hiervoor werd het tracé van de vest op deze hoogte stadsinwaarts verlegd en rechtgetrokken. De overzijde van de Tiensevest vormde eertijds de buitenzone van de voormalige vestinggordel en maakte deel uit van de "Vrijheid" of "cuyp van Loven"; sinds 1829 ressorteert deze zone onder de gemeente Kessel-Lo. De vastlegging van de oostgrens en het tracé van deze Tiense "buitenvest" werd bepaald door de overeenkomsten van 1891 en 1899.

Tot de jaren 1950 behield de Tiense stadsvest zijn uitzicht van "promenade"; om echter te beantwoorden aan de steeds toenemende verkeersintensiteit werd de "boulevard" herschapen in een drukke verkeersbaan - als onderdeel van de ringlaan -, die recent, in het kader van het stedenbouwkundige ontwikkelingsplan voor het stationsgebied, voor een gedeelte werd ondersteund.

Na de vestaanleg werden de terreinen progressief volgebouwd met woonhuizen, variërend van meer eenvoudige burgerwoningen tot voorname herenhuizen, met tijdstyperend neoclassicistisch of historiserend uitzicht en veelal opgetrokken door renteniers, zakenlui, opdrachtgevers met een vrij beroep, hoogleraren... wijzend op het oorspronkelijk haast exclusief residentiële karakter van deze laan.

Het oorlogsgebeuren van 1914 richtte ook hier, aan de Tiensevest, een ware ravage aan: de huizen waren nagenoeg allemaal zwaar beschadigd of volledig afgebrand. De wederopbouw, die onmiddellijk van start ging, resulteerde in een kwaliteitsvolle bebouwing met uitgesproken burgerlijk en veelal voornaam karakter, getypeerd door een geïndividualiseerde opeenvolging van eclectisch-historiserende en ook een meer "moderne" architectuur. Enkele panden werden grosso modo naar vooroorlogse toestand herbouwd.

Omstreeks 1930 bleven nog slechts een schaars aantal terreinen onbebouwd: ter hoogte van nr. 60 stelde de Stad in 1929 een perceel ter beschikking aan de Provincieraad van Brabant voor de bouw van een normaalschool (architect R. Poppe), die na uitbreidingen heden het volledige binnenblok tot de Justus Lipsiusstraat inneemt. Tijdens Wereldoorlog II legden de bombardementen van 1940 de buurt van de Tiensepoort nagenoeg volledig in de as. Bij de wederopbouw werd het plein afgeboord met drie bouwlagen hoge winkel-/woonpanden (1941-1942 en 1951, architect C. Boon).

Afgezien van schaarse inplanting van schaalverhogende- of verbredende appartementsblokken, heeft de Tiensevest tot op heden haar historische wederopbouwarchitectuur van na 1914 nog in grote mate weten te behouden en bleef globaal gezien het oorspronkelijke uitzicht van de gevelarchitectuur zowel in opbouw als in detaillering - op vernieuwing van het schijnwerk na - gevrijwaard van ingrijpende transformaties. De bebouwing is hoofdzakelijk samengesteld uit woonpanden - slechts sporadisch gedeeltelijk of geheel heringericht met kantoorfunctie - van het breedhuistype, soms in combinatie met een topconstructie. Naast een aantal lagere of ruimere panden tellen de huizen overwegend drie bouwlagen en twee of drie traveeën. Deze huizen in zogenaamde "wederopbouwstijl" zijn gekenmerkt door een eclectische gevelarchitectuur, geïnspireerd op regionale bouwstijlen, met integratie van eigentijdse of geïnterpreteerde bouwelementen. Typerend is het traditiegetrouwe gebruik van bak- en witte natuursteen en/of blauwe hardsteen of - in overeenstemming met de toenmalige reglementering op het materiaalgebruik - in dit stadsgedeelte ook similisteen. Naargelang van de overname of benadering van bouwschema's of elementen uit historische stijlen kunnen de gevels een neogotische, neorenaissance, neotraditionele, neobarokke inslag vertonen, geïnspireerd zijn op 18de-eeuwse Lodewijkstijlen of het 19de-eeuwse classicisme, of ook getuigen van van een meer eigentijdse vormgeving.

Naast een ruim aantal representatieve panden, wordt deze wederopbouwarchitectuur ook in een enigszins afgezwakte vorm of versoberde versie vertegenwoordigd door de hierna opgesomde huizen: ° nr. 8 (1921, architect V. Joos) slechts één travee breed, met winkel op begane grond en bij M.B. van 23.10.1997 opgenomen in het beschermde stadsgezicht van het Martelarenplein; nr. 42 (1920, architect F. Vandeput) met behouden traliewerk in de deur, doch schrijnwerk van de vensters en de kroonlijst recent vernieuwd; nr. 50 (1916, architect G. Decock) beschadigd en herbouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940, arcitect V. Rosseels); nr. 66; nr. 68 (1926, architect M. Van Hove); nr. 70 (1923, architect H. Jacobs, Schaarbeek); nr. 74 (1921, architect J. Dewit); nr. 78 (1922, architect A. Stevens); nr. 80 (1923, architect J. Dewit); nr. 84 (1924, architect A. Stevens); nr. 86 (1921, architect G. Servais, Sint-Gillis), hoekpand met de Justus Lipsiusstraat; nr. 98 (1922, gebroeders Jotthier); nr. 118 (1921, architect C. Goemans); nr. 120 (1920, architect F. Vandendael); nr. 122 (1920, architect J. Dewit) met in gevelsteen "1914-1920" en souterrainvenster later vervangen door garagepoort; nr. 124 (1920, architect A. Stevens); nr. 146 (1922, architect J. Piscador); nr. 154 (1922, architect G. Decock); het ruimere nr. 156, met plintinscriptie "V. BROOS / ARCHITECTE / 1936-1946"; nr. 162 (1923, architecten A. Mommaels en F. Vandeput); nr. 166 (1923, architect R. Nothéris, Brussel), met op ontwerp een garagepoort in plaats van breed benedenvenster); nr. 168; nr. 178 (1921, architecten A. Mommaels en F. Vandeput); nr. 180 (1920, architecten C. Crabbé en C. Boone); nr. 182 (1920, architect L. Ghijsens); nrs. 184 en 186 (architecten L. Spéder en J. Vanderveken), bouwvergunning van 1920, nr. 184 in cartouche 1921 gedateerd, nr. 186 deels verbouwd. Hiertoe behoren ook een aantal ensembles samengesteld uit twee gekoppelde, al dan niet gespiegelde woningen: nrs. 30 en 32 (waarvoor blijkbaar een licht afwijkend gevelontwerp van 1922 door architect F. Vandeput); nrs. 38 en 40 (1921, architect A. Vanden Eynde); nrs. 46 en 48 (1922, architect G. Sterckx); nrs. 52 en 54 (1919, architecten L. Spéder en J. Vanderveken) met jaartal 1919 in gevelsteen van nr. 52; nrs. 126 en 128 (1920, architect C. Goemans) met souterrainvensters naderhand vervangen door garagepoorten; nrs. 150 en 152 (1921, architecten L. Spéder en J. Vanderveken); nrs. 174 en 176 (1922, architect A. Mommaels).

  • Afdeling ROHM Vlaams-Brabant, Monumenten en Landschappen, beschermingsdossier Martelarenplein.
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, doss. 77016 (bouwverg. 18.05.1916); doss. 78966 (bouwverg. 21.10.1919); doss. 79287 (bouwverg. 27.01.1920); doss. 79404 (bouwverg. 22.03.1920); doss. 80023 (bouwverg. 20.09.1920); doss. 79746 (bouwverg. 04.10.1920); doss. 78473 (bouwverg. 11.10.1920); doss. 79640 (bouwverg. 20.10.1920); doss. 80282 (bouwverg. 08.11.1920); doss. 80485 (bouwverg. 21.03.1921); doss. 80650 (bouwverg. 22.04.1921); doss. 80459 (bouwverg. 06.05.1921); doss. 80641 (bouwverg. 13.05.1921); doss. 80740 (bouwverg. 27.06.1921); doss. 80902 (bouwverg. 18.07.1921); doss. 80986 (bouwverg. 22.08.1921); doss. 78621 (bouwverg. 28.10.1921); doss. 81078 (bouwverg. 06.02.1922); doss. 81493 (bouwverg. 21.04.1922); doss. 81461 (bouwverg. 15.05.1922); doss. 81713 (bouwverg. 28.08.1922); doss. 80638 (bouwverg. 20.11.1922); doss. 81806 (bouwverg. 20.11.1922); doss. 80685 (bouwverg. 27.04.1923); doss. 82638 (bouwverg. 14.05.1923); doss. 80300 (bouwverg. 03.08.1923); doss. 83435 (bouwverg. 23.11.1923); doss. 83017 (bouwverg. 18.08.1924); doss. 86232 (bouwverg. 02.08.1926); doss. 96795 (bouwverg. 04.06.1936); doss. 160807 (bouwverg. 03.10.1940); doss. 101228 (bouwverg. 21.04.1941); doss. 101763 (bouwverg. 19.01.1942); doss. 109255 (bouwverg. 19.11.1951).

 

  • CELIS J. & UYTTENHOVE P., De Wederopbouw van Leuven na 1914, Leuven, 1991.
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer. Op de Westhelling en langs de Vesten, deel 6, Leuven, 1990, fig. 68a-75c.
  • VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Burgerhuis door Victor Broos met koetshuis

  • Omvat
    Burgerhuizen met art-deco- en modernistische vormgeving

  • Omvat
    Comeniusgebouw

  • Omvat
    Heropgebouwd burgerhuis

  • Omvat
    Heropgebouwd burgerhuis

  • Omvat
    Heropgebouwd burgerhuis

  • Omvat
    Heropgebouwd burgerhuis

  • Omvat
    Heropgebouwd café en hotel

  • Omvat
    Heropgebouwd herenhuis

  • Omvat
    Heropgebouwde burgerhuizen

  • Omvat
    Heropgebouwde cafés

  • Omvat
    Reeks burgerhuizen in wederopbouwstijl

  • Omvat
    Wederopbouwburgerhuis

  • Omvat
    Wederopbouwburgerhuizen

  • Omvat
    Wederopbouwburgerhuizen

  • Is gerelateerd aan
    Martelarenplein en omgeving

  • Is deel van
    Leuven


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Tiensevest [online], https://id.erfgoed.net/themas/15114 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.