Het oudste en grootste van de twee Leuvense begijnhoven ligt in het zuidwesten van de stad, ingesloten door de Redingenstraat in het westen, de Zwartzustersstraat in het noorden en de Schapenstraat in het oosten. Oorspronkelijk strekten de gronden van het begijnhof zich verder ten zuiden van de hoeve (thans Faculty Club) uit tot aan de tweede stadsmuur, de huidige Tervuursevest. De daar gelegen tuinen van het begijnhof worden thans ingenomen door de bebouwing langs de Schapenstraat en de Tervuursevest en de parking van de Faculty Club. De uitleg van het Groot Begijnhof wordt sterk bepaald door de plaatselijke hydro- en topografie. De oudste kern van het begijnhof is het deel tussen de Schapenstraat in het oosten en de kleine Dijle in het westen. Door de oostelijke helling is de bebouwing er georganiseerd langs twee noord-zuid assen: de Boven- en de Middenstraat. De gotische begijnhofkerk en het complex met de infirmerie en de hoeve bevinden zich ten zuiden van de oost-west as, de Rechtestraat, en de kleine Dijle. De jongere uitbreiding van het begijnhof op het eiland tussen de twee Dijlearmen heeft een minder strakke organisatie van de bebouwing langs het verlengde van de Rechtestraat en haar zijstraat, de Benedenstraat. De huizen van de derde uitbreiding ten westen van de hoofdarm van de Dijle, ook wel het Spaans of Soldatenkwartier genoemd, zijn aangelegd rondom een binnenplein.
Het Groot Begijnhof werd opgericht in het hertogelijk domein Ten Hove, in een laag gelegen gebied langs de Dijle en buiten de eerste Leuvense stadsmuur. De toelating tot het bouwen van een begijnhofkapel in 1232 is de eerste geschreven vermelding van het begijnhof. De officiële stichting volgde in 1234; hieraan herinnert het vroeg 14de-eeuwse opschrift op de steunbeer links van het zijportaal van de kerk. Voordat het in 1250 een zelfstandige parochie werd, maakte het begijnhof eerst deel uit van de Sint-Kwintensparochie. De infirmerie wordt voor het eerst vermeld in 1263. Een inscriptie op de steunbeer rechts van het zijportaal van de begijnhofkerk vermeldt het begin van de bouw van de begijnhofkerk in 1305.
De begijnhofkerk (14de-15de eeuw) is het oudste gebouw van het complex. Enkele andere gebouwen dateren uit de 16de eeuw maar het overgrote deel van de bebouwing stamt uit de 17de eeuw, toen het begijnhof een ongekende bloei doormaakte. Omstreeks 1700 telde het begijnhof een tachtigtal huizen en een tiental conventen, huizen waarin meerdere begijnen samenwoonden onder leiding van een conventsmeesteres.
Tijdens de 18de eeuw zette het verval in totdat het begijnhof in 1798 door de Fransen werd opgeheven. In 1803 kon een gemeenschap van 124 begijnen het begijnhof opnieuw betrekken en de kerk weer in dienst nemen. Tijdens de 19de en 20ste eeuw liep het aantal begijnen echter steeds verder terug, van twintig begijnen in 1895 tot twee in 1962. De Leuvense universiteit kocht in 1963 het begijnhof aan, waarna een grootschalige gefaseerde restauratie van het complex werd ondernomen.
Geënt op het Charter van Venetië (1964) werd uitgegaan van de samenhang en de historische gelaagdheid van de bebouwing van het begijnhof. De eerste restauratiefase werd uitgevoerd in 1963-1972 onder leiding van prof. Raymond M. Lemaire. Ingenieur-architect Robert Vandendael restaureerde de begijnhofkerk in 1978-1985. De restauratie van het interieur van de begijnhofkerk was de eerste in Vlaanderen waarbij de aspecten bepleistering en afwerking intensief bestudeerd werden en in eer hersteld. Als laatste werden de huizen aan de Begijnhofkerkstraat gerestaureerd in 1987-1990 naar ontwerp van ingenieur-architect Paul Van Aerschot. De begijnhofhuizen werden herbestemd als woningen voor studenten en professoren, de begijnhofkerk werd de kerk van de universitaire parochie. Enkele gebouwen kregen een gemeenschappelijke bestemming. Recente werken waren de algemene restauratie van de leien bedaking (1994-2004) en de vernieuwing van de dakgoten (2002-2005). Een doorlichting van de toestand van het buitenschrijnwerk en een voorstudie over de vervallen delen van de ommuring van het begijnhof werden uitgevoerd in 2006-2007.
Langs de Schapenstraat, Zwartzustersstraat, Redingenstraat en Volmolenlaan bleven delen bewaard van de bakstenen muur rond het begijnhof. De muur aan de Zwartzustersstraat is versierd met een muizentandfries. Op de hoek met de Schapenstraat bevindt zich een barokke kalkzandstenen beeldnis (thans leeg) met Mariamonogram. De muur aan de Schapenstraat wordt afgedekt door een bakstenen zadeldakje en heeft een onderbouw in kalkzandsteen. Naast de Kerckekamer staat de 'Grote' of 'Rechte Poort' (1805) van het begijnhof, een neoclassicistische constructie in kalkzandsteen (straatzijde) en baksteen (begijnhofzijde).
In het Spaans kwartier vormt de achtergevel van de huizen nummers 29-33 en de aanpalende herbouwde baksteenmuur de afscheiding met de Redingenstraat. De poort in deze muur is afkomstig uit Steenokkerzeel, waar ze werd gedemonteerd om plaats te maken voor de verbreding van de Kerkstraat. De in 1735 gejaarmerkte poort bevat een leeg beeldnisje en wordt overdekt door kalkzandstenen zadeldak met vijf pinakels. Het restant van de bakstenen omheiningsmuur aan de Volmolenlaan is niet gerestaureerd maar in vervallen toestand. Aansluitend staat een poort met een lijst in ijzerzandsteen.
Zowel in de oudste kern als in de twee westelijke uitbreidingen dateert de bebouwing van het begijnhof grotendeels uit de 17de eeuw. Het straatbeeld wordt vooral bepaald door traditionele verankerde baksteenbouw met gebruik van kalkzandsteen voor deur- en vensterlijsten. Tal van gevels worden gekenmerkt door deuropeningen met gedrukte rondbogen, kruisvensters, een kroonlijst met muizentandfries en dakkapellen met een trapgeveltje. De dwarsgevels van de huizen zijn voornamelijk tuitgevels met vlechtingen. Enkele huizen bevatten nog muren in versteend vakwerk en overkragende verdiepingen. Een minderheid van de huizen heeft een 18de-eeuwse gevel, gekenmerkt door een meer classicerende, symmetrisch opgevatte gevelbehandeling met hoge deur- en raamopeningen. Boven de deuren van sommige huizen zijn natuurstenen reliëfs met bijbelse taferelen ingemetseld. Ze dateren uit de 17de eeuw of werden waar nodig vernieuwd tijdens de restauratie. In de nisjes boven de deuren en op de hoeken van huizen werden in de jaren 1960-1970 keramieken heiligenbeelden geplaatst naar ontwerp van Max van der Linden.
Omwille van onderhoudsredenen opteerde de restauratie van 1963-1972 voor de verwijdering van de witte pleisterlagen. Door de reconstructie van verdwenen kalkzandstenen deurlijsten en kruisvensters bepalen zichtbare bak- en kalkzandsteen meer dan ooit het straatbeeld van het Groot Begijnhof. Van sommige huizen werden de sterk vervallen gevels gerenoveerd in een discrete eigentijdse vormentaal, die zich mede door de materiaalkeuze (baksteen en beton met afdruk van de houten bekisting) integreert in de oudere bebouwing van het begijnhof.
Ten westen van de begijnhofkerk bevinden zich rondom een binnenplein de vroegere hoeve van het begijnhof en de infirmerie met haar bijgebouwen. Het geheel fungeert thans als restaurant en feestruimte van de Leuvense universiteit. De sterk gerestaureerde hoevegebouwen sluiten het binnenplein af aan de west-, zuid- en noordzijde, de infirmerie bevindt zich aan de oostzijde.
De westwand van de grote ziekenzaal (1545-1546) is in versteende vakwerkbouw. Sommige van de trekbalken hebben nog hun oorspronkelijke balksleutels, op andere plaatsen zijn ze naar originele vorm nieuw ingezet (jaarmerk 1966). De indrukwekkende dakkap is opgebouwd uit drie gestapelde schaargebinten met flieringen op windschoren en gordingen halverwege de jukstijlen. Op de oostelijke dwarsgevel sloot tot aan haar afbraak in 1832 de kapel van de infirmerie aan.
Aan de noordzijde van de ziekenzaal staat de twee bouwlagen hoge vleugel van de Heilige Geesttafel. De huidige aanblik van de oostelijke langsgevel (uitkijkend op de kerk) is vooral het resultaat van de restauratie van 1963-1972. Toen werden in het noordelijke deel van de gevel de kruisvensters en dakkapellen, waarvan de middelste met trapgeveltje, ingebracht. De centrale travee, met hijsbalk in de dakkapel, kreeg een deur en venster naar 18de-eeuws model. In de noordelijke helft van de langsgevel werden de ramen versmald.
Aan de zuidzijde van de ziekenzaal ligt de bisschopskamer met binnenin nog oude interieurelementen: een schouw met laatgotisch geprofileerde haardstijlen uit de 16de eeuw en gestuukte rocaillemotieven uit de 18de eeuw, en 18de-eeuwse plafonds met kooflijsten en gestuukte moulures op de moerbalken. Tegen de bisschopskamer werd in 1990 door architect Daniël Depoorter de zaal Lemaire aangebouwd.
Ten westen van de ziekenzaal bevinden zich twee vleugels waarin onder meer het gastenkwartier en de keukens van de infirmerie waren ondergebracht. Aan de kant van het binnenplein heeft de zuidvleugel met de nieuwe keuken een trapgevel met kruisvensters, de noordvleugel met het gastenkwartier heeft een sobere tuitgevel. Binnenin op de gelijkvloerse verdieping zijn de wanden langs de gang naar de ziekenzaal in versteend vakwerk. De kleine vertrekken zijn overdekt door kinderbalken op moerbalken, de grote centrale ruimte wordt overspannen door moerbalken op standvinken met korbelen. Tegen de westwand bevindt zich een 16de-eeuwse schouw met laatgotische haardstijlen in kalkzandsteen. Twee van de vertrekken bevatten een halfondergrondse kelderverdieping met een tongewelf. Flieringzolders nemen de eerste verdieping van de twee vleugels in; de dakkappen bestaan uit gestapelde schaargebinten met flieringen op windschoren. In de zuidvleugel bevindt zich een hijsrad bij de westelijke dwarsgevel. Aan de zuidzijde van de zuidvleugel zijn twee lage bijgebouwen aangebouwd, het noordelijke met een waterpomp in blauwe hardsteen en een schouw in klompstenen, het zuidelijke met een schouw in rode baksteen en met moerbalken met geprofileerde balksleutels.
De huizen aan de noordzijde van de Begijnhofkerkstraat (nummers 3-7) vormen een aaneengesloten geheel van een bouwlaag hoog onder zadeldak. De langsgevels worden doorbroken door hoge (kruis)vensters, rondbogige deuropeningen en dakkapellen (hout en leien). De huizen aan de zuidzijde van de straat (nrs. 8-13) zijn twee bouwlagen hoog, met houten voluutconsoles onder de uitsprong van het dak en dakkapellen met bakstenen trapgevels. Tussen nummers 11 en 12 bevindt zich een steen met jaarmerk 1650; op de hoek van nummer 13 een plaat die herinnert aan de voltooiing van de restauratie van de huizen in deze straat op 23 maart 1990 onder leiding van ingenieur-architect Van Aerschot.
Ten noorden van de begijnhofkerk, naast de grote poort aan de Schapenstraat, staat het huis van de portieressen; aan de andere kant van de Rechtestraat bevindt zich de 'Kerckekamer' (nr. 94). In dit beeldbepalende gebouw uit 1698 vond de wekelijkse vergadering van de begijnenraad plaats. De gevelwand aan de Rechtestraat is twee bouwlagen hoog en wordt doorbroken door kruisvensters. In de westelijke dwarsgevel is een overdekte portiek aangelegd met de grafplaat van begijn Cornelia Cluts (†1676) verwerkt in de vloer. Binnenin bevat de Kerckekamer een half ondergrondse archiefkamer en een barokke bordestrap naar de vergaderzaal met bewaard gebleven barokschouw.
Het in twee huizen verdeelde pand op de andere hoek met de Bovenstraat (nummers 74-75) heeft een 18de-eeuwse gevel met grote rechthoekige ramen en deuren in vlakke banden en een bakstenen tuinmuur aan de Bovenstraat. De oostzijde van de Bovenstraat wordt gedomineerd door de langsgevels van de panden nummers 91-93, geritmeerd door kruisvensters en centrale dakkapellen met trapgevels. Daarnaast, aangebouwd tegen de omheiningsmuur aan de Schapenstraat en met een ommuurde voortuin, bevindt zich het voormalig Convent van Nazareth (Bovenstraat 90). De derde bouwlaag is een jongere toevoeging uit 1783. Tal van huizen hebben jaarmerken, natuurstenen reliëfs met religieuze taferelen en resten van inscripties of geschilderde opschriften op de deurlijsten: nummer 77 (voormalig Convent van Bethlehem, 1628 in jaarankers, reliëf met Kruisiging van Christus), nummer 88 (reliëf met Kruisdraging), nummer 87 (voormalig Convent van Sint-Jozef, inscriptie op de deurlijst PRINCE DES VREETS / ONTFERMT V ONSER) en nummer 86 (huis "Inden berch Thabor" volgens inscriptie op deurlijst en met jaarmerk 1649, reliëf met Transfiguratie van Christus op de berg Thabor). Het hoekhuis met halfondergrondse kelderverdieping op nummer 84, het voormalig Convent van Sint-Begga, heeft een barokke nis met een beeld van Sint-Begga in geglazuurde keramiek, ontworpen door Max Van der Linden.
In de Middenstraat bleven resten van versteende vakwerkbouw bewaard: in de zuidelijke dwarsgevel van nummers 71-72 (met overkragende eerste verdieping) en in de zuidelijke dwarsgevel van nummer 50. Opschriften en jaarmerken zijn te vinden in de huizen op nummer 71 (geschilderd opschrift, thans onleesbaar), nummer 53 (huis Sint-Gertrudis, geschilderde huisnaam op deurlijst), nummer 47 (voormalig Convent van de 7 Weeën, reliëfsteen met jaarmerk 1662) en nummer 54 (verweerd reliëf met Christus die de schriftgeleerden onderwijst). Vermeldenswaardig zijn nog de huizen op nummers 50-51 die in een eigentijdse vormgeving werden gerenoveerd, met onder meer betonnen lateien boven de vensteropeningen. Het opschrift op de latei boven de voordeur herinnert aan de herstelling in 1969.
In het Klein Straatken, het verbindingsstraatje tussen de Boven- en de Middenstraat staat het huis nummer 69. De voorgevel van twee bouwlagen hoog draagt op de deurlijst het jaarmerk 1677. De reliëfsteen erboven bevat de inscriptie: "VAN PEST OORLOG EN DIEREN TYT VERLOST ONS MARIA VAN PYS". Het 17de-eeuwse natuurstenen reliëf toont twee engelen met het schrijn van O.L.Vrouw van Neerwaver.
Via een stenen brug uit 1895 zet de Rechtestraat zich verder over de kleine Dijle. Enkele huizen zijn er gedateerd: nummer 17 met het jaarmerk 1662 op een barokke gevelsteen en nummer 19 met het jaarmerk 1638 in gesinterde bakstenen. De noordzijde van de Rechtestraat wordt grotendeels ingenomen door het huis op nummer 43, bestaande uit twee haakse vleugels en een ommuurde voortuin.
Het plein gevormd door de Rechtestraat en de Benedenstraat wordt beheerst door enkele grotere panden, vooreerst het Convent van Chièvres (nummer 39) uit 1561, thans in gebruik als congres- en seminarieruimte van de universiteit. Het werd gebouwd dankzij de nalatenschap van Maria van Hamal (†1540), weduwe van Willem II van Croÿ (†1521), bouwheer van het kasteel van Heverlee, het huidige Arenbergkasteel. De gevels van dit vierkante gebouw van twee bouwlagen hoog worden getypeerd door een hoge plint en banden in kalkzandsteen tussen het baksteenmetselwerk. Beeldbepalend is het rijzige tentdak met de peervormige dakruiter. Binnenin bleef van de oorspronkelijke inrichting enkel de overdekking van de vertrekken met kinderbalken op moerbalken bewaard en de indrukwekkende dakkap van het tentdak. Die bestaat uit een grote middenstijl waartegen straalsgewijs acht keer drie gestapelde halve schaargebinten met gordingen zijn geplaatst.
Schuin tegenover het Convent van Chièvres, aan de Rechtestraat, staat het huis Sint-Hilarius (nummer 20) uit het midden van de 18de eeuw. De bovenlichten van de grote vensters zijn in de eerste en tweede bouwlaag met metalen stijlen afgezet. Tegen de dwarsgevel van het huis aan de noordzijde van het plein (Benedenstraat 40-41, voormalig Convent van Lommel) staat een waterpomp met onderstel in blauwe hardsteen (jaarmerk 1684, wapenschild). De pomp is afkomstig van het in 1889 afgebrande klooster van de alexianen in de Brusselsestraat.
Te vermelden in de Benedenstraat is het eigentijds vormgegeven huis nummer 55A-B-C. De gevel uit 1664 van het huis nummer 59 is afkomstig van het in 1973 afgebroken huis Sint-Niklaas in de Parijsstraat nummer 70. De gevel werd hier in 1983 opnieuw opgebouwd. De ernaast gelegen langsgevel (nummers 57-58) met grote rechthoekige ramen en deuren met bovenlicht is 18de-eeuws. Het complex aan de Benedenstraat nummer 60 is een nieuwbouw uit 1995 naar ontwerp van architect Barbara Van der Wee maar door het gebruik van baksteen, topgevels en eigentijds vormgegeven kruisvensters afgestemd op de traditionele bebouwing in het begijnhof.
De derde en jongste uitbreiding van het begijnhof werd vanaf 1636 aangelegd op de vroegere boomgaard van het begijnhof, in een gebied met het middeleeuwse toponiem 'Aborg'. De naam 'soldatenkwartier' verwijst naar de wasvrouwen van het garnizoen van Leuven en de echtgenotes van Belgische soldaten die hier vanaf 1830 woonden. Het soldatenkwartier bestaat uit huizen die in aaneengesloten gehelen zijn geschikt langs de west- en noordzijde van een binnenplein. Ten zuiden van de Aborgpoort bestaat de westvleugel van het soldatenkwartier uit huizen (nummers 22-25) van een bouwlaag hoog, sinds de restauratie met gereconstrueerde houten dakkapellen. De huizen nummers 26 en 27 (voormalig Convent van Onze-Lieve-Vrouw Presentatie) zijn twee bouwlagen hoog met centrale dakkapellen en een bakstenen trapgevel. Boven de deur van nummer 26 bevindt zich natuurstenen reliëf uit de 17de eeuw met de onthoofding van Sint-Dimphna; boven de deur van nummer 27 een 17de-eeuws terracotta reliëf met de Presentatie van Maria in de tempel en op een kalkzandstenen band een inscriptie met de namen van twee provisoren van het begijnhof (1639).
Aan de noordzijde van het plein zijn twee huizenrijen als langs een straat geschikt (noordkant: nummers 29-33; zuidkant: nummers 34-36). De huizen aan de noordkant zijn van dezelfde uitvoering als de nummers 26-27 aan de zuidkant. Het sterk verweerde 17de-eeuwse reliëf van nummer 29 stelt Sint-Adrianus in wapenuitrusting voor. Het onthoofde terracottabeeld van Johannes de Doper (nummer 31) staat in een vernieuwde baroknis. De twee bouwlagen hoge huizen aan de zuidkant hebben centrale dakkapellen met trapgevels. Vermeldenswaardig is het 17de-eeuwse natuurstenen reliëf boven de deur van nummer 35 (vondst van het ware kruis door de heilige Helena).
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Debonne V. 2010: Groot Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128181 (geraadpleegd op ).
Historiek. De stichting van dit begijnhof in de loop van tweede kwart 13de eeuw (toelating tot oprichten van een kapel in 1232) dient gezien in het licht van de grote mystieke beweging die zich circa 1200 in het voormalige bisdom ontwikkeld heeft en die verspreid werd over een gebied dat ongeveer overeenstemt met het huidige België.
Vrij snelle uitbreiding vermits het bestaan van een infirmerie vermeld wordt in 1240 en de aanvang van de opbouw van de kerk teruggaat tot 1305.
Tijdens de 15de en 16de eeuw bewoonden circa 200 begijnen het hof; bloeiperiode gedurende 16de en 17de eeuw. Tijdelijke opheffing gedurende de Franse Revolutie; eigendom van de stad van 1797 af; na herstel en diverse wijzigingen in 1925 overgedragen aan de Commissie van Openbare Onderstand. In 1962 aangekocht door de universiteit.
Oorspronkelijk op het gebied van de Sint-Kwintensparochie gelegen aan de rand van de stad, in de nabijheid van een poort, op een moerassig terrein tussen twee armen van de Dijle. Het hof was als een stadje omringd door een omheiningsmuur. Eerste kern volgens schaakbordaanleg, gecentreerd op de kerk, de infirmerie en de "kerkkamer"; latere uitbreiding over de rivier heen volgens een vrijer plan, naargelang van de behoeften.
Begijnhofkerk toegewijd aan Sint-Jan-de-Doper (Groot Begijnhof nummer 2). Gotische zuilenbasiliek met transept noch toren (zie kerken der bedelorden); vlakke koorsluiting, onversierde westgevel, opbouw aangevat in 1305 (opschrift op het noordportaal); westelijke traveeën uit midden 14de eeuw; overwelving voltrokken in 1654 (jaartal op een oostelijke gewelfsleutel van de noordzijbeuk) waardoor het hoge, gelambriseerd spitsgewelf afgeschermd werd; de oorspronkelijke dakspant is tot op heden bewaard gebleven. Kenmerkende elementen: in de koorsluiting het grote spitsboograam met voor de 14de eeuw typische Y-tracering; kapitelen en consoles verfraaid met dierenmotieven (zie Sint-Jacobskerk); oorspronkelijke bouw van het zuiden.
Opschriften (1234 en 1305) op de gehistoriseerde consoles die de verwijderde luifel van het noordportaal schraagden, wijzend op de stichtingsdatum van het begijnhof (1234) en de beginperiode van de opbouw der kerk (sporen van polychromie in het boogveld).
Houten barokmakelaar van het westportaal verfraaid met een madonnabeeldje, jaartal 1671; noordmuren van het kerkhof door J.A. Hustin, 1763; Calvarie van circa 1500 in de schaduw van drie grote sparren.
Mobilair (overgebracht naar het Stedelijk Vanderkelen Mertens Museum) onder meer: interessant glasraam uit de 14de eeuw; gekruisigde Christus (einde 15de-begin 16de); Christus in het Graf, uit dezelfde periode, Madonna herkomstig van het noordportaal (voorheen één zijde van een "Marianum"), einde 16de eeuw.
Tegenover de kerk, de voormalige infirmerie: ruim architecturaal ensemble dat ten dele opklimt tot het einde der middeleeuwen en voor het overige dagtekent uit de 16de eeuw. Recente opgravingen hebben de oorspronkelijke inrichting van de ziekenzaal (1545-1546) aan het licht gebracht: middendoorgang die toegang verleende tot dertien alkoven; elk van laatstgenoemde was verlicht door een smal venstertje en voorzien van een vast stenen bekken voor de verwarming(?); gotische kapel aan de oostzijde, uitziende op de ziekenzaal en vooruitspringend ten opzichte van de gevels aan de straatzijde; overblijfselen van gebouwen rondom een tuin, heden kleine binnenplaats; westvleugel met keukens, dienstruimten en woonvertrekken voor de ziekenzusters (voor 1546): volledig bewaarde wanden in vakwerkbouw; aan de straatzijde, lange vleugel uit 16de en 17de eeuw.
Meeste conventen en kleinere woningen uit 16de eeuw, doch voornamelijk uit 17de en zelfs 18de eeuw: baksteenbouw met hoekstenen, deur- en kruisramenomlijstingen van Gobertange kalkzandsteen; Duidelijke voorbeelden van stijl en regelwerktechniek behouden in sommige huizen (onder meer in het straatje ten noordoosten van het kerkhof).
Het "Spaans" of "Soldatenkwartier", omdat de voorbijtrekkende legers er een onderkomen vonden, vormt een mooi en representatief geheel. Binnenin de huizen: laatgotische schouwen en zolderingen met geprofileerde moerbalkzolen en lemen troggewelfjes. In de gevelmuren of boven de deuren, gebeeldhouwde basreliëfs met voorstelling van de patroonheilige of taferelen uit de Heilige Schrift (hun rolwerkversiering is typisch voor de barokstijl uit de 17de eeuw).
Het Groot Begijnhof wordt thans gerestaureerd en ingericht als universiteitscampus onder leiding van R.M. Lemaire.
Gedateerde huizen.
Nummer 17. 1662 (gevelsteen).
Nummer 19. 16(3?)8 (gesinterde baksteen).
Nummer 20. 1743 (dakspant).
Nummer 27. 1632 (bouwopschrift).
Nummer 31. 16 4 (gevelsteen).
Nummer 35. 167(1)? (gevelsteen).
Nummer 47. 1649 (gevelsteen)
Nummer 77. 1628 (muurankers).
Nummer 86. 1649 (imposten van voordeur).
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Groot Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128510 (geraadpleegd op ).
Huis "Sint-Niklaas", gedateerd 1664. Tweeverdiepingshuis gemarkeerd door middendakvenster, waarvan de bekroning heden verminkt is. Rechterzijgevel met lob- en trapversiering. Voorgevel van baksteen met verwerking van witte steen voor de verscheidene ornamenten: gebruik van classicistische elementen zoals het entablement voorzien van trigliefen en metopen boven de benedenverdieping; geometrische versiering van de muurpijlers. Ver uitstekende daklijst geschraagd door modillons onder de vorm van saterachtige figuurtjes. Gewijzigde muuropeningen (19de eeuw). Een van de schaarse voorbeelden van vermenging van klassieke en barokke elementen uitlopend op een rijke en schilderachtige architectuur.
Bron: GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.
Auteurs: Genicot, Luc; Van Aerschot, Suzanne; de Crombrugghe, Anne; Sansen, Hadewych; Vanhove, Jacqueline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Genicot L. & Van Aerschot S. & de Crombrugghe A. & Sansen H. & Vanhove J. 1971: Groot Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128703 (geraadpleegd op ).