is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve met losse bestanddelen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Hoeve met losse bestanddelen
Deze bescherming is geldig sinds
De eerste vermelding van een hoeve op deze plaats dateert al van 1399. De hoeve lag in een gebied dat behoorde tot de Gentse Sint-Baafsabdij en vormde een geheel met het nabijgelegen 'Luizenkasteel', een hoeve uit de 16de eeuw. Kort na 1602 werden de twee hoeves gescheiden. De gebouwen van de huidige hoeve dateren uit de late 18de-vroege 19de eeuw.
De huidige site gaat terug op een van de twee hoeven, afhankelijk van de moederhofstad ‘’t Goed van Claes van de Mortere’, behorend tot de Gentse Sint-Baafsabdij tussen 1003 en 1495. De hoevegebouwen worden voor het eerst vermeld in 1399. In de loop van de 16de eeuw is er ook sprake van een hof van plaisantie, het zogenaamde Luizenkasteel of Bloemenhof. Kort na 1602 worden de twee hoeven gescheiden.
Op basis van de algemene verschijningsvorm en constructiewijze kunnen het monumentale woonhuis met stalling en de schuur gesitueerd worden in de late 18de en vroege 19de eeuw. De hoevesite is alleszins weergegeven op de Ferrariskaart (1770-1778). Hierop staan verschillende bouwvolumes getekend. De figuratieve kaart van circa 1790-1795 toont twee langgestrekte bouwvolumes, elk vergezeld van een klein gebouwtje, te situeren ten zuiden van de Bloemenhofloop. Het is niet duidelijk of het hier om een conventionele weergave gaat van twee afzonderlijke hoeven of dat een reële inplanting werd geprojecteerd. De huidige configuratie van de site is duidelijk afleesbaar op het primitief kadasterplan van 1827. Het jaartal 1813 in de hardstenen bovendorpel van de voordeur vormt een tweede indicatie voor de datering van het woonhuis met stalling, tenzij hiermee een verbouwing werd geduid. De bestaande kleinere stalling ten noorden van het woonhuis met stalling wordt voor het eerst weergegeven in de Atlas des communications Vicinales de la communes de Vremde van 1834 en kan gesitueerd worden tussen 1827 en 1834. De Popp-kaarten van circa 1870 geven een zelfde toestand weer als de primitieve kadasterplans van 1834. Deze bleef tot op heden ongewijzigd, uitgezonderd een loods, aan de westzijde van het perceel. Deze werd in recente periode (zonder vergunning) opgetrokken.
De hoeve bestaat uit losstaande bestanddelen uit de 18de en het eerste kwart van de 19de eeuw, een aarden erf ondertussen deels versteend (kassei), een schaars beboomd domein en waterpartijen. De site wordt in oost-westelijke richting doorsneden door de Bloemenhofloop. Deze waterloop, die vermoedelijk werd aangelegd vormt tevens een fysieke grens tussen de gemeenten Boechout en Lier. Ten zuiden, tegenover het woonhuis met stalling, is een vijver gelegen. De grachten zijn afgeboord met knotwilgen.
De gebouwde delen van de hoeve bestaan uit: een woonhuis met stalling onder hetzelfde dak met de nok evenwijdig aan de straat, te situeren in de late 18de eeuw en het eerste kwart van de 19de eeuw, aangepast in de eerste helft van de 20ste eeuw ten noorden; langsschuur met de nok haaks op de straat, mogelijk te situeren in de 18de eeuw ten zuidwesten; vernieuwd wagenhuis met de nok haaks op de straat uit het eerste kwart van de 20ste eeuw ten westen; bakhuis met de nok evenwijdig aan de straat, mogelijk uit het laatste kwart van de 18de eeuw ten zuidoosten en kleinere stalling met de nok evenwijdig aan de straat, te situeren in het tweede kwart van de 19de eeuw ten noorden.
Het woonhuis heeft vier traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak, afgewolfd aan de oostzijde. De oorspronkelijke dakbedekking is vervangen door mechanische en sneldekpannen. Recent werd ook een hanggoot in kunststof voorzien. Het is een verankerd bakstenen gebouw op hardstenen plint. Er is een opkamerstructuur in de noordoosthoek. De zuidgevel werd in het tweede kwart van de 20ste eeuw aangepast (zie vormgeving en materiaalgebruik vensteropeningen en invulling) en verfraaid met gecementeerde muurbanden en omlijstingen. De voordeur wordt gemarkeerd door een bekronende ruitvormige muuropening. Op de arduinen deurlatei is het opschrift “ANNO 1813” aangebracht. De oostgevel heeft een oculi in de top, zolder met hardstenen kloosterkozijnen, een centraal laadluik en getraliede rechthoekige opkamervensters met hardstenen dorpels. Het zichtbaar baksteenmetselwerk in kruisverband wordt gekenmerkt door vrij verzorgd en fijn kalkvoegwerk met gesneden lintvoegen. De witgekalkte noordgevel heeft een getralied en beluikt venster en rechthoekige deur met getralied bovenlicht, voorzien van hardstenen dorpels.
In het verlengde van het woongedeelte zijn stallingen onder afgewolfd dak gesitueerd, met rechthoekige vernieuwde stalvensters, rechthoekige deuren en poorten met hardstenen dorpels. De noord- en zuidgevel tonen de bouwlittekens van twee in elkaars verlengde gelegen rechthoekige poortdoorbrekingen. De bakstenen, verankerde westelijke kopgevel is witgekalkt en wordt van boven naar beneden geopend door oculi, een zolderluik en een rechthoekige deuropening tussen twee stalvensters van latere datum onder hardstenen lateien. De koeienstalinrichting is van vrij recente datum. De hooizolder heeft een gestapeld dekbalkjuk met rechte benen en een schaargebint onder een nokbalk. De sporen rusten op de langsverbanden (flieringen) waarop de panlatten zijn bevestigd.
De zichtbare oorspronkelijke houtstructuur is middels eenvoudige smeedijzeren ankers verbonden met de bakstenen muurpartijen. De eikenhouten moer- en kinderbalkenroostering bestaat uit eenvoudig gekantrechte moerbalken met ingelegde kinderbalken met vierkante sectie. Het vrij homogeen dakgebinte is opgebouwd uit gestapelde dekbalkjukken, gekenmerkt door vrij rechte spantbenen en nokstijlspanten. De vergaringen gebeuren door middel van getoognagelde pen- en gatverbindingen. De traditionele indeling bleef bewaard met drie kamers, twee opkamers boven gewelfde kelders en een melkgang tussen woon- en stalgedeelte. De kelder is voorzien van gekalkte bakstenen wanden op een gecementeerde plint en wordt overspannen door een sterk gedrukt tongewelf. Verder zijn een aantal historische interieurelementen, eigen aan dergelijke woning en bouwperiode bewaard: het volume van de (open) haard (in recente fase verfraaid met tegels); opgeklampte deuren met origineel hang- en sluitwerk, waaronder knipslotjes; een rode tegelvloer (gebakken aarde) in halfsteens verband met fijne kalkvoeg in de opkamers. Middels eenvoudige smeedijzeren ankers zijn de bakstenen muurpartijen verbonden met de historische houtstructuur die bestaan uit een moer- en kinderbalkenroostering en dakspanten gevormd door gestapelde dekbalkjukken met vrij rechte benen en nokstijlspanten.
De bakstenen langsschuur bestaat uit twaalf traveeën onder een schilddak (golfplaten). De schuur was oorspronkelijk opgebouwd in vakwerk, te zien aan de houten stijlen op zandstenen sokkels, zichtbaar in de buitengevels. Vandaag zijn de buitenwanden in baksteen met steekboogvenstertjes en rechthoekige poorten aan weerszijden van dorsvloer. Het houten gebint verdeelt de binnenruimte in tasruimten en dorsvloer. Er zijn standvinken op stenen bases, aAnkerbalkvergaringen en genagelde pen- en gatverbindingen.
Het wagenhuis onder zadeldak (Vlaamse pannen) is een bakstenen constructie, vrij open aan de erfzijde met standvinken (ankerbalkverbindingen) en deels vernieuwd.
Het bakhuis onder mank zadeldak (Vlaamse pannen) heeft aanbouwsels onder lessenaarsdaken aan zuid- en noordgevels. De rechthoekige hoofddeur is gevat in een vlakke hardstenen omlijsting. In de oost- en zuidgevel zijn er opgeklampte deurtjes onder een houten bovenlatei voorzien. De vensters hebben dievenijzers. De oven bleef bewaard.
De westelijke kopgevel van de bakstenen stalling/opslagplaats onder zadeldak (Vlaamse pannen) wordt geopend door een ronde oculus in de top en een rechthoekig laadluik. De opening onderaan is van recente datum. Voor het overige zijn er rechthoekige bovenlichten en poortdoorbreking in de zuidgevel.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DA002418, Hoeve Bloemenhof.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De vijver ten zuiden van de hoevegebouwen is al aanwezig op historische kaarten uit het midden van de 19de eeuw. De Bloemenhofloop was toen ter hoogte van de hoeve afgeboord met een houtkant en in de beekvallei lagen graslanden. Tegen het midden van de 20ste eeuw werd rondom de hoeve een boomgaard aangelegd. Begin 2000 werd de site heringericht en kreeg het erf bij de hoeve een tuinaanleg. De vijver bleef bewaard.
Is gerelateerd aan
Hoeve en landhuis Luizenkasteel of Bloemenhof
Is deel van
Bloemenhof
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve met losse bestanddelen en vijver [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12578 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.