Geografisch thema

Waregem

ID
15690
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15690

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Stad van 22.328 inwoners (01/01/2009) en een oppervlakte van 2.607 hectare. De deelgemeente grenst in het noorden aan Sint-Eloois-Vijve (Waregem), in het oosten aan Kruishoutem (Oost-Vlaanderen) en Wortegem (Wortegem-Petegem; Oost-Vlaanderen), ten zuiden aan Vichte (Anzegem) en ten westen aan Deerlijk en Desselgem (Waregem). Waregem is gelegen op 20 kilometer van Kortrijk, op 10 kilometer van Harelbeke, op 3 kilometer van Sint-Eloois-Vijve, op 8 kilometer van Desselgem en op 6 kilometer van Zulte.

HISTORISCHE INLEIDING

De oorspronkelijke naam van de stad is Waro-inghaheim wat de 'woonplaats van de clan Waro' zou betekenen. Deze benaming en de nederzetting klimmen zeker al op tot de Frankische periode maar worden voor het eerst vermeld in 826.

Fysisch-geografische gegevens

Waregem behoort fysisch-geografisch tot het Leie-Schelde-interfluvium. De depressie van de Gaverbeek (fossiele Leie-dalbodem) kan als een afzonderlijke entiteit worden beschouwd. Het grondgebied draagt een zwak golvend reliëf van circa 10 meter tot circa 35 meter boven de zeespiegel. Het hoogste punt is gesitueerd nabij de Karmel, ten zuidoosten van het centrum. Afnemend reliëf naar het noorden toe, naar het brede valleigebied van de Leie. De bodemgesteldheid is overwegend licht zandlemig tot zandig. In de plaatselijk brede depressie van de Gaverbeek is de bodem uitgesproken kleiig met lokaal zelfs (ontwaterde) venige sequenties, waarrond enkele droge, zanderige verhevenheden zijn gesitueerd.

De plaatselijk rechtgetrokken Gaverbeek (eertijds soms ook Grote beek en/of Potegembeek genoemd) - met de Hooibeek, de Kasselrijbeek-Steenbeek, de Mannebeek, de Maalbeek en de Zoetbeek als belangrijkste vertakkingen op het grondgebied - stroomt via de vroegere Leiemeanders af naar het Leiekanaal. Het mondingsgebied van de Gaverbeek op het aansluitende grondgebied van Sint-Eloois-Vijve, is sterk gewijzigd.

De centraal in het grondgebied gesitueerde Waalshoekbeek stroomt via de Schoendalebeek, rechtstreeks of via de vroegere Leiemeanders naar het Leiekanaal De oorspronkelijk sterk meanderende Gaverbeekdepressie met eertijds vochtige beekdalgraslanden wisselt af met licht geprononceerde kouterruggen met oorspronkelijk vruchtbaar open akkerland. Door de talrijke recentere woonuitbreidingen en andere ruimtelijke ontwikkelingen zijn deze kenmerken thans sterk vervaagd. Het noordwestelijke deel van het grondgebied draagt een eerder vlak bulkenlandschap met een complexe afwateringsstructuur, dat vermoedelijk eerst in de 13de-14de eeuw wordt geoptimaliseerd. In het zuidelijke gebiedsdeel staat tot in de 12de eeuw het woud ‘Methela’ of ‘Medele’, een grafelijk jachtgebied of houtreservaat dat zich uitstrekt over Harelbeke, Deerlijk, Beveren-Leie, Desselgem, Waregem en reikte tot Anzegem, Wortegem en Petegem. Op de hogere en eerder zandige gronden is daar door bosdegradatie ook een tijdelijk wastine-areaal met heidegronden ontstaan. Deze heidegronden werden in de 19de eeuw vaak opnieuw bebost, waardoor in het zuidelijke deel van het grondgebied, aansluitend op de gemeenten Anzegem en Wortegem (Wortegem-Petegem) en Nokere (Kruishoutem), nog een ruim bosareaal bewaard is gebleven (Spitaalsbossen en Oud-Moregem-bossen).

Oudste geschiedenis en bewoning

Terwijl voor de bewoningsgeschiedenis van de deelgemeenten van Waregem vooral de aanwezigheid van de Leie dominant is, lijkt voor Waregem zelf vooral de Gaverbeek een cruciale rol te hebben gespeeld.

Net als in de deelgemeenten worden verspreid in Waregem op verschillende locaties vondsten uit de Steentijden aangetroffen. Van echte dorpen of structurele nederzettingen is dan geen sprake, wat zich archeologisch uit in een bonte verzameling van vele kleine concentraties van vuursteen.

Op een aantal locaties zijn archeologische sporen en structuren waargenomen uit de Metaaltijden (Bronstijd, IJzertijd) en uit de Romeinse tijd. De meeste van deze vondsten zijn gesitueerd in het zuiden van Waregem, in de omgeving van Nieuwenhove en Biest. Er wordt gesteld dat een Romeinse weg de Gaverbeek zou overgestoken hebben ter hoogte van Biest, en dat zowel deze weg als de lokale topografie, een aantrekkingspool vormen voor bewoning.

De stedelijke groei van Waregem is van recente ontwikkeling; tot ver in de 18de eeuw is Waregem een middeleeuws gehucht dat op zijn beurt nauw gelinkt is aan de wegeninfrasturctuur en lokale topografie. In zijn geheel kan de regio Waregem in de middeleeuwen als een uitgesproken landelijk gebied beschouwd worden, met verspreid gelegen en geïsoleerde erven en hoeves of bewoning die gegroepeerd is in zogenaamde driesgehuchten.

De vroege middeleeuwen

Vanaf de 5de en 6de eeuw worden de in cultuur gebrachte akkers door Frankische inwijkelingen overgenomen. Bij de Frankische inwijkelingen ontstaan grote hofsteden die later zullen uitgroeien tot domeinen en heerlijkheden op dezelfde kouterruggen als bij hun Gallo-Romeinse voorgangers. Een mogelijk voorbeeld daarvan is het goed "Te Caysele" (Caseelstraat)dat, van Frankische oorsprong zijnde, één van de oudste sites van Waregem zou zijn. In 826, eerste vermelding van de nederzetting Waro-inghaheim wat de 'woonplaats van de clan Waro' betekent.

In de middeleeuwen strekt zich over het grondgebied van onder andere Waregem een groot woud uit, het Forestum Methela, een koninklijk jachtgebied. Op het einde van de 9de eeuw, na de invallen van de Noormannen die waarschijnlijk ook Waregem hebben bezocht - zij hebben immers een kamp te Kortrijk - maakt Boudewijn II (863-918) gebruik van de verzwakking van het Laat-Karolingische rijk om Waregem en het jachtgebied net als vele andere staatseigendommen aan te slaan. Rond 950 schenkt graaf Arnulf I de Grote (918-965) het woud, samen met gronden in Desselgem, Beveren en Waregem aan de Gentse Sint-Pietersabdij.

Waregem zelf bestaat in die periode voor een groot deel uit overstromingsgebied rond de Vijvebeek (latere Gaverbeek) of tot heide gedegenereerd bosgebied. Verder zijn daar ook Tategem (gelegen ter hoogte van de kruising van de Vichtseweg en de Deerlijkseweg), Potegem, het Sauselewoud (tussen Vichte en Nieuwenhove) en tenslotte langs de Kasselrijbeek het Feretbos (ongeveer in het centrum van Nieuwenhove).

Samen met Potegem verdwijnt Tategem al zeer vroeg (tussen 965 en 1285) terug uit het bezit van de Gentse abdij. Waregem wordt al in 995 vernoemd als "Uuaringem".

11de-12de eeuw

Onder graaf Boudewijn V van Vlaanderen (1035-1067), die van 1060 tot 1067 regeert voor de minderjarige Franse koning Filips I, wordt het graafschap Vlaanderen hervormd. Hij vervangt de oudste bestuurlijke indeling in gouwen of pagi door de kasselrijen, een plattelandsdistrict onder leiding van een kastelein of burggraaf, wiens ambt erfelijk is en die zowel bestuurlijke als rechterlijke bevoegdheden krijgt; de kasselrijen zijn onderverdeeld in roeden. Waregem behoort in eerste instantie tot de kasselrij Kortrijk, die is onderverdeeld in 18 roeden, waaronder de roede van Harelbeke die verder is verdeeld in 18 parochies: Harelbeke-binnen, Harelbeke-buiten, Sint-Eloois-Vijve, Waregem, Hulste, Ooigem, Bavikhove, Kuurne, Ingelmunster, Sint-Denijs, Zwevegem, Moen, Vichte, Otegem, Heestert, Deerlijk, Beveren-Leie en Desselgem.

Tot in de 13de eeuw bezit ook de Gentse Sint-Baafsabdij heel wat gronden in Sint-Eloois-Vijve en Waregem. Geleidelijk aan wordt aan dat gebied echter geknabbeld door machtige heren die zichzelf proberen te verrijken. Zo wordt het centrum van Waregem omringd door het grondgebied van de Dendermondse heren. Deze nemen in de 12de eeuw bezit van Waregem, met uitzondering van het dorpscentrum dat geschonken wordt aan het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Doornik. Volgens de toen geldende regels is het kapittel van Doornik dus de dorpsheer van Waregem maar Vijve-Dendermonds heeft altijd de taak van dorpsheerlijkheid waargenomen. Waregem heeft lange tijd verschillende tiendenheffers waaronder onder meer het kapittel van Doornik, de pastoor, de koster, het hospitaal van Doornik, het Sint-Pieterskapittel van Cassel, de heer van Potegem en de ridders van Sint-Jan van Jeruzalem.

Vanaf de 11de en 12de eeuw wordt het uitgestrekte Methelawoud in het zuidelijke deel van Waregem door de bevolkingstoename en de nood aan landbouwgronden ontgonnen. Op de vrijgekomen gronden ontstaan enkele grote hofsteden zoals mogelijk goed "Te Hoger Damme" (Desselgemseweg). Ook het Feretbos verdwijnt tijdens de 11de of 12de eeuw wanneer het plaats maakt voor akkerbouw en weiden. Resten van het Sauselebos zullen tot in de 20ste eeuw een groene long vormen tussen het zuiden van Waregem (Nieuwenhove) en Vichte.

In 1119 wordt Waregem vermeld als een parochie, waarvan het altaar in het bezit is van de bisschop van Doornik. Het patronaat is in handen van het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Doornik. Opgravingen in 1984 bevestigen de veronderstelling dat er op dat ogenblik al een bakstenen kerkgebouwtje bestaat. Het is - zoals onder andere in het nabijgelegen Bellegem, Kuurne en Wevelgem - een vrij stereotiep, romaans kerkje met driebeukig schip, transept, basilikale opstand en koor. In 1189 schenkt de bisschop van Doornik het patronaat van de parochie aan het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van de kathedraal van Doornik, samen met de heerlijkheid waarmee de kerk en het kerkhof een blok van 25 hectare vormden.

13de-15de eeuw

Circa 1200 scheidt de kasselrij Oudenaarde zich af van de kasselrij Kortrijk. De nieuwe kasselrij bestaat uit 33 parochies op de linker Scheldeoever of alle gemeenten van Kruishoutem en Wortegem-Petegem. Het grondgebied van het huidige Waregem is gelegen op het snijpunt van de kasselrij Kortrijk en kasselrij Oudenaarde. De scheidingslijn wordt gevormd door de Kasselrijbeek en de Gaverbeek, en verder door de huidige Churchilllaan, Nokerseweg, Oude Nokerseweg en Casselrijstraat .

De oorsprong van het domein van de huidige "Blauwpoorthoeve" dateert uit 1274 wanneer Walter van Hamme en zijn vrouw Heilzoete een leen van zeven bunder, afhankelijk van de heer van Oudenaarde, verkopen aan het Kortrijkse Onze-Lieve-Vrouwhospitaal. In ruil voor een jaarlijkse cijns als erkenning aan het leenheerschap van de heer van Oudenaarde wordt het leen van alle feodale rechten ontheven. Een tweede verkoop tussen beide partijen betreft een tweede leen waarop mits betaling dezelfde rechten worden verleend. Beide lenen samen vormen de voormalige "Blauwpoorthoeve".

In de Chartres Comtes de Flandre wordt in 1295 voor de eerste keer de naam van een pastoor vermeld namelijk Joos de Ledersnider.

Het goed en de heerlijkheid van Sint-Jans behoren tot de oudste bezittingen van de Orde van Malta in onze gewesten. Eén van de oudste vermeldingen van de heerlijkheid dateert van 1370, wanneer het door de ridders zelf wordt geëxploiteerd.

In 1396 wordt voor het eerst melding gemaakt van een gebouw ter hoogte van het foncier van het leen Ter Hoger Damme, gehouden van het leenhof van Sint-Pieters in Desselgem. In 1398 wordt voor het eerst het foncier van de heerlijkheid Te Caysele, een rechtstreeks leen van de heerlijkheid Vijve-Ainsche dat op zijn beurt een leen was van het grafelijke leenhof van Kortrijk, vermeld. De eerste vermelding van de hoeve zelf dateert pas uit 1487.

In het begin van de 14de eeuw ontstaat het huidige Nieuwenhove, ook al verschijnt de eigenlijke naam pas in 1403. De eerste (gekende) heer van Nieuwenhove, Olivier van der Vichte, wordt namelijk vóór hij heer van Vichte is, al vermeld als heer van Nieuwenhove. In 1403 krijgt hij van de heer van Wakken de heerlijkheid Nieuwenhove in leen. Tussen 1419 en 1467, onder de regeringsperiode van Filips de Goede, laat Antheunis vander Vichten aan de samenloop van de Gaverbeek en de Kasselrijbeek het eigenlijke kasteel bouwen en er zijn verblijfplaats onderbrengen. Vermoedelijk is het een bakstenen constructie met een grote toren en twee kleine hoektorentjes. In 1428 vermeldt een denombrement van een leen te Aalbeke "here vander Vichten, ruddre van sinen heerscepe ten Nieuwenhove". Een zelfde beschrijving is teruggevonden in een lijst van edelen en goede lieden van 1439. De benaming Nieuwenhove zou als volgt zijn gegroeid: omdat de familie van der Vichten zijn bezittingen uit mekaar zou kunnen houden, is er sprake van het 'Oud Hof' (Vichte) en het Waregemse leen zijnde het 'Nieuw Hof'. Andere historici leggen eerder de link tussen Tategem als 'Oud Hof' en het later ontstane Nieuwenhove als 'Nieuw Hof'. In 1487, eerste vermelding van goed "Te Ketelshove" en van het goed "Te Lepelboom", beide eigendom van de heren van Nieuwenhove. Uit die periode is ook voor het eerst informatie teruggevonden over het bestaan van een eerste pastorie, gelegen bij de Gaverbeek.

Tijdens de opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk in 1488 wordt het kerkgebouw beschadigd. De belangrijkste ornamenten worden in twee koffers verstopt en naar Kortrijk overgebracht, waar ze in een hospitaal worden verborgen. Vermoedelijk nog vóór 1500 bouwt men een nieuwe toren van Balegemse steen. Tevens wordt de smalle romaanse zuidelijke zijbeuk afgebroken en zo breed als de middenbeuk heropgebouwd.

16de-17de eeuw

Alhoewel de heren van der Vichten al omstreeks het midden van de 15de eeuw een kasteel hebben op Nieuwenhove, wordt pas in 1524 in de nabijheid van hun verblijfplaats een eerste kapel opgericht. Het betreft een rechthoekige schuur met kleine raampjes, gelegen ten noorden van het kasteel aan de Remi Vanmeerhaeghenstraat, net ten noorden van het kruispunt met de huidige Kerkhofstraat.

Door de kerkelijke hervormingen in 1559 behoort Waregem, dat tot dan een parochie is van het bisdom Doornik, tot 1834 tot het bisdom Gent, dekenij Kortrijk. Nieuwenhove daarentegen vormt de uiterste grens van de dekenij Oudenaarde en het bisdom Gent.

Het opkomende protestantisme, de Beeldenstorm en de reactie van de katholieke Spaanse vorsten in de tweede helft van de 16de eeuw leiden tot algehele ontvolking van de streek, de verwoesting van talrijke hofsteden en de kerk van Waregem en het onbewerkt laten van de landbouwgronden. In 1586 telt Waregem 136 paarden en koeien, en slechts 33% van de akkers wordt bezaaid. Het 15de-eeuwse kasteel van Nieuwenhove dat in verval raakt, wordt tussen 1620 en 1630 vernieuwd en uitgebreid door Jehan van de Vichten.

In 1635 wordt een eerste poging ondernomen om een Waregemse markt te organiseren maar daarbij stoot men op heftige tegenstand van de verderop gelegen gemeenten Kortrijk, Oudenaarde, Deinze, Tielt en Wakken die de tegenstand van Waregem vrezen. De poging mislukt; pas op het einde van de 18de eeuw slaagt men in het opzet.

18de eeuw

Met de aanleg in 1716-1717 van de huidige steenweg Gent-Kortrijk die over het grondgebied van Beveren-Leie, Desselgem en Sint-Eloois-Vijve loopt, verliest de Deerlijkseweg vanaf dan haar functie als meest directe verbinding tussen Waregem en Kortrijk. De Desselgemseweg die van oudsher via Desselgem aansluiting biedt het oude tracé van de Kleine Heerweg, is vanaf dan een rechtstreeks verbinding tussen de nieuwe steenweg en het 18de-eeuwse Waregem.

Een belangrijke bron bij het onderzoek naar de oorsprong en de evolutie van het stratenpatroon is het landboek van Waregem, opgetekend door Anthone Van Outrive in 1753-1757, dat verschillende kaarten bevat van het grondgebied van de kasselrij Kortrijk. De kaarten geven een vrij getrouwe en gedetailleerde weergave van het toenmalige dorpscentrum met centraal de kerk en de vandaar uitwaaierende straten met in het centrum vrijwel aaneengesloten rijbebouwing en verderop schaarse, verspreid en soms inwaarts gelegen woningen. Opvallend is de dominante ligging van de kronkelende Gaverbeek met zijn vele zijbeken en het moerassige gebied ten zuiden van de Markt. In de omgeving van die Gaverbeek situeert zich het kasteel van Potegem en meer in de huidige stadskern de voormalige pastorie, binnen een dubbele omwalling tussen twee beekarmen. Via twee brugjes bereikt de pastoor een lange dreef die leidt naar de kerk.

Het kasteel van Nieuwenhove is rond het midden van de 18de eeuw eigendom van de graaf van Canteleux, heer van Nieuwenhove en Boschhaegen. De kaart in het Waregemse landboek toont de hoeve met woonhuis, stallen, schuur, duiventoren en enkele kleine bedrijfsgebouwen. Het kasteel wordt voorgesteld als een bakstenen constructie met drie trapgevels en wordt omringd door een binnen- en buitenwal die ook de hoeve omsluit In het gehucht valt daarnaast ook de aanwezigheid op van de kapel en enkele omwalde hofsteden.

Op 29 november 1784 bekomt Waregem van keizer Jozef II een octrooi voor het oprichten van een wekelijkse zaterdagmarkt voor lijnwaad, vlas, werkgaren, boter, eieren en lijnzaad. Circa 1785 neemt de linnenhandel en vlasspinnerij in Waregem een hoge vlucht. In die dagen zijn er niet minder dan 800 weefgetouwen op 900 huishoudens. In 1797 wordt een deel van het kerkhof ingepalmd en bij het marktplein gevoegd; vanaf dan kan de ruimte voor het houden van een markt ook tweemaal per jaar als beestenmarkt dienen.

Op 13 oktober 1792 vaardigen de Fransen het bevel uit dat de burgemeester en schepenen van Waregem een lijst moeten opstellen van alle wereldlijke en geestelijke bezittingen op het grondgebied van de gemeente. Reeds op 17 november wordt hieraan gevolg gegeven. Op de lijst komt onder meer het goed "Te Nieuwenhove" voor dat alsvolgt wordt omschreven: een "casteel met de hofstede daer annex 't samen groot in landen, bosschen en meersch sesentwintigh bunderen twee hondert en drijnetachtigh roeden in pachte gebruikt door Joannes Berton". Op 26 juni 1794 wordt ons land bij Frankrijk ingelijfd. West-Vlaanderen wordt meteen omgedoopt tot Département de la Lys. Gevolgen zijn plundering van onze gewesten, de schatten uit kerken en kastelen worden naar Parijs gestuurd, kerkelijke goederen worden eerst gesculariseerd en dan tegen een spotprijs verkocht, kerken worden gesloten en priesters moeten trouw zweren aan de goddeloze, Franse grondwet. Op 2 september 1794 vraagt een brief naar een inventaris van alle waardevolle stukken van de kerk van Nieuwenhove en in 1796 worden de kapel en het kasteel publiek verkocht. In 1797 worden de bezittingen van de Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk aangeslagen en gedeeltelijk vanaf 1798 openbaar verkocht als nationaal goed. In 1798 worden de kerk en het kasteeldomein van Nieuwenhove geplunderd en verwoest. Kort daarna brandt het kasteel volledig uit, wordt gesloopt en de binnenwal gedempt.

19de eeuw

Na de beloken tijd wordt in 1803 een nieuwe pastoor, Petrus Buyssens, aangesteld die probeert orde op zaken te stellen op religieus en kerkelijk vlak. Vanaf 1 juni 1804 tot 1819, onder het bewind van Napoleon, is Godefroid Boulez (1749-1829) burgemeester van Waregem. Hij is een vooraanstaand man die niet alleen omwille van zijn immense rijkdom maar ook door zijn bekwaamheid veel aanzien geniet. In het begin van de 19de eeuw koopt hij een stuk grond met enkele gebouwen ten noorden van het marktplein dat als zwart goed wordt aangeboden (Stationsstraat). Hij laat de gebouwen gedeeltelijk aanpassen.

Wellicht onder de stimulans van beide vermelde heren wordt tussen 1797 en 1824 de smallere, noordelijke zijbeuk van Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk op het marktplein gesloopt en vervangen door een beuk met dezelfde lengte en breedte als de middenbeuk. Voor het eerst wordt de kerk dus een volwaardige hallenkerk, waarvan het koor wordt geflankeerd door twee verschillende sacristieën. Daarnaast sticht pastoor Buyssens in 1804 samen met enkele godvruchtige dochters een spinschool in een woning op de hoek van de Keukeldam en de Markt. Hun eerste jaren werk worden in 1808 beloond met de stichting van een kloostergemeenschap onder de naam zusters van de Heilige Vincentius a Paolo, die vanaf 1835 worden herdoopt in de zusters van Onze-Lieve-Vrouw.

In Nieuwenhove wordt omstreeks 1815-1820 het na de Franse Revolutie totaal vervallen kerkje gesloopt (Remi Vanmeerhaeghenstraat). Lange tijd heeft het gehucht geen eigen bidplaats meer en zijn de kerkgangers aldus aangewezen op de kerk van Waregem of Deerlijk. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw zal de roep naar een eigen kerk en school voor de wijk steeds luider klinken.

In 1824 wordt het kerkhof op de Waregemse Markt opnieuw verkleind omdat de wekelijkse zaterdagmarkt uit zijn voegen barst. Men gaat over tot de bouw van twee gaanderijen voor de boterweegschaal en één voor de meetzaal aangezien de lijnwaadhandel steeds meer aan belang wint. In 1825 stelt provinciaal bouwmeester Van Caeneghem voor om het schip van de Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk te verlengen met 12 m, zijnde vier volle en twee halve zuilen en telkens drie bijkomende gebinten boven elke beuk. De buitengevels zouden naar bestaand model afgewerkt worden. De werken, uitgevoerd tussen 1839 en 1843, verlopen echter niet zonder moeilijkheden want in 1840 storten twee gewelven in, waardoor de werken twee jaar stil liggen. Op 25 augustus 1843 is de opdracht alsnog voltooid. De kerk is voorzien van een sobere westgevel, die echter nogal wat commentaar krijgt. Gelijktijdig met deze bouwwerken wordt het kerkhof nogmaals ingeperkt en omdat de toestand niet langer houdbaar is, gaat men op zoek naar een nieuwe locatie voor de begraafplaats.

In 1830 richten Ivo en Julie Van Robaeys, die het kasteel van Potegem (Zuiderlaan) hebben aangekocht van de familie de Villain XIIII, in het kasteel een exclusief jongenspensionaat op waar onder meer Felix De Ruyck zijn opvoeding krijgt. De school blijft er bestaan tot 1899.

Bij het overlijden van oud-burgemeester Boulez in 1829 erft zijn dochter Victoire, echtgenote van notaris en burgemeester Ferdinand Storme (burgemeester van 1819 tot 1830), het domein. In 1847 huwt hun dochter Nathalie (1828-1897) Felix De Ruyck (1818-1884) en mogelijk geeft het jonge paar nog hetzelfde jaar de opdracht om een kasteel te laten bouwen (Stationsstraat). Door het systematisch opkopen van omliggende percelen breidt De Ruyck het domein uit tot op de huidige afmetingen. Daarnaast koopt De Ruyck enkele huizen langs de Stationsstraat op en laat ze één na één afbreken om zijn park uit te breiden. Vanaf 27 mei 1852 neemt het echtpaar De Ruyck zijn intrek in het nieuwe *kasteel "Casier".

In 1835 wordt het bisdom Brugge weer opgericht, waardoor Waregem volledig onder de dekenij Kortrijk en het bisdom Brugge terecht komt.

In de 19de eeuw vindt een belangrijke uitbreiding van de bestaande transportinfrastructuur plaats. Zo wordt in 1839 op Waregems grondgebied de spoorwegverbinding tussen Kortrijk en Gent aangelegd en krijgt Waregem een eerste station. De Atlas der Buurtwegen die in 1844 wordt opgemaakt in opdracht van de Staat om alle buurtwegen en veld- of kerkwegels op te sommen en in kaart te brengen, toont aan de Waregem op dat ogenblik 143 officieel geregistreerde wegen met een benaming heeft. Daarnaast doorkruist ook één steenweg de gemeente van Noord naar Zuid, zijnde de Route de Thielt à Kerckhove (tracé Stationsstraat-Markt-Holstraat).

In de jaren 1867-1868 wordt de spoorlijn Anzegem-Ingelmunster-Tielt aangelegd als tussenschakel tussen de lijn Brussel-Kortrijk, Gent-Kortrijk en Gent-Deinze-Lichtervelde. Aan de spoorwegovergang wordt in 1869 een wachthuisje gebouwd (Vijfseweg).

In 1847 wordt voor het eerst onder massale belangstelling van de bevolking een paardenren georganiseerd. Weldoener Felix De Ruyck ligt samen met Jules Storme, toenmalig gemeenteraadslid, aan de oorsprong van dit gebeuren. In 1854 krijgt De Ruyck de toelating om de 'Waregem Koerse' te organiseren op de weide en zaailanden, gelegen aan de Holstraat, vlak tegenover het oude kasteel Potegem. Er wordt een heuse Steeple Chase georganiseerd met als orgelpunt een sprong over de Gaverbeek. De volgende decennia blijft deze paardenwedstrijd groeien en tot op vandaag vormen de festiviteiten op het einde van augustus of in het begin van september de jaarlijkse hoogmis voor alle liefhebbers van de paardensport.

Rond het midden van de 19de eeuw heeft men een nieuwe locatie gevonden om het voormalige kerkhof rond de Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk te verleggen. Op de hoek van de Olmstraat en de Processiestraat wordt een perceel aangelegd als nieuwe begraafplaats en tussen 1851 en 1853 worden de graven overgebracht.

De vrijgekomen grond rondom de kerk wordt herdacht en na een lange twist tussen Kerk en Staat betreffende het eigendomsrecht van bepaalde percelen, beslist de gemeenteraad in 1861 om er een nieuwe pastorie te bouwen (Markt). Redenen daarvoor zijn de aanzienlijke afstand tussen de oude pastorie en de kerk en de bouwvallige toestand van dat oude gebouw. De plannen voor de nieuwbouw worden getekend door provinciaal architect P. Croquison en de werken starten in 1863. In 1862 krijgen de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw geen verdere toelating om in een huis bij het klooster aan de Keukeldam nog langer bejaarde vrouwen te verzorgen. In 1864 beslist de gemeenteraad om de voormalige pastorie aan te passen tot hospitaal voor zieken en ouderlingen en de verzorging ervan toe te vertrouwen aan de zusters van het klooster, onder leiding van directeur Evarist De Coninck. In 1866 kopen de zusters zes percelen langs de Keukeldam; de bestaande bebouwing wordt gesloopt en in 1867 wordt begonnen met de bouw van een klooster en schoolgebouw met onder meer een studiezaal, refter, ontspannings- en slaapzaal voor de internen, kapel en een woonplaats voor de zusters. De woning voor de directeur van het klooster wordt opgetrokken in 1868 op een stuk grond naast de nieuwe pastorie (Markt).

Reeds in 1870 barst ook het bejaardentehuis in de voormalige pastorie uit zijn voegen waardoor de zusters op 21 december 1872 aan de Holstraat grond aankopen en er een volledig nieuw gebouw laten optrekken, zogenaamd "Hospice Saint Joseph". De bouw wordt mogelijk gemaakt dankzij een gift van Felix De Ruyck. Al bij de start op 1 februari 1874 telt het gasthuis 89 ouderlingen onder de hoede van eerst vier en omstreeks 1910 negen kloosterzusters.

In 1863 ondergaat het marktplein nog een grondige verandering wanneer de gebouwtjes tegenover de huidige Holstraat, die voor een enorme vernauwing van de straat zorgen, worden gesloopt. Eén van die gebouwtjes is wethuis "De Koornbloem" dat circa 1594 met toelating van het kapittel van Doornik tegenaan de kerkhofmuur is opgetrokken en vanaf 1818 "De Swaene" als gemeentehuis verdringt. Kort na de afbraak ervan worden de activiteiten van het gemeentehuis verlegd naar het huidige Markt nr. 12. De stedenbouwkundige veranderingen worden gevolgd door de wens om de sobere voorgevel van de Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk aan te passen en te verfraaien. Daartoe laat het gemeentebestuur in 1865 provinciaal architect P. Croquison uit Kortrijk plannen tekenen. De werken worden kort daarna aangevat en de kerk wordt voorzien van een neogotische, bakstenen westgevel.

In 1872 krijgt De Ruyck de kans zijn domein nogmaals uit te breiden door de aankoop van de oude pastorie die kort daarvoor door de door de zusters verzorgde bejaarden is verlaten. Ook dit gebouw wordt gesloopt, de grachten worden opgevuld en op de vrijgekomen grond wordt een afsluitingsmuur geplaatst aan de kant van de Keukeldam. Vermoedelijk wordt in die periode De Ruycks volledige kasteelpark in Engelse landschapsstijl met romantiserende invloed aangelegd: door onder meer de achtzijdige, oude omwalling uit het begin van de 19de eeuw uit te graven tot siervijver. Aan het kasteel zelf wordt in het kadaster in 1878 aan de noordwestzijde een kleine halfronde uitbreiding geregistreerd.

Rond 1880 geeft de Fransman Eugène Delespaul, woonachtig in Kortrijk, de opdracht een buitenverblijf te bouwen op een voormalig jachtgebied. Enkele jaren later wordt het uitgebreid met twee torens en een koetshuis. Na zijn overlijden in 1895 komt het in handen van zijn dochter Malvina die het in 1922 zal verkopen aan een kloosterorde.

Rond 1890 wenst de welgestelde priester Evarist Deconinck een stuk grond te schenken aan een religieuze orde en gaat aldus op zoek bij verschillende congregaties. In 1892 kiest hij de paters rosminianen uit. Pater Eduoard Mollet wordt als verantwoordelijke aangesteld om de lopende zaken te regelen en een congregatiehuis op te richten. Al in 1893 wordt op de geërfde grond op de hoek van de Olmstraat en de Processiestraat gestart met de gedeeltelijke verbouwing van een oudere constructie en de uitbreiding ervan met twee imposante nieuwbouwvleugels die zijn afgewerkt in 1894. Voor de grote kapel die oorspronkelijk is voorzien, resten geen financiën meer dus wordt een bescheidener bidruimte gebouwd.

Op Nieuwenhove, waar na de sloop van de vorige kapel circa 1815-1820 de inwoners van het gehucht nog steeds grote afstanden moeten afleggen voor het bijwonen van de misvieringen, krijgen de plannen om zelf een kerk te bouwen steeds meer vorm. In 1897 worden de nodige fondsen verworven en wordt de eerst steen gelegd van een nieuw complex. Het is toegewijd aan de Heilige Margaretha en bestaat uit een kerk, klooster en school, waarvan in eerste instantie enkel een eerste vleugel wordt opgetrokken. Onder leiding van priester Evarist De Coninck wordt gezocht naar een kloosterorde die in het gehucht onderwijs kan verschaffen en in eerste instantie gaat die eer naar de rosminianen die zich al in het centrum van Waregem gevestigd hebben.

Aangezien de rosminianen er niet in slagen zich in Waregem te integreren, moet Deconinck al enkele jaren later op zoek naar een nieuwe kloosterorde die hij vindt bij de paters oblaten.

20ste eeuw

Vanaf 1903 vestigt een delegatie van de oblatenorde zich ook in Nieuwenhove en op 28 september 1905 stichten ze er een Belgisch noviciaat waardoor de bestaande gebouwen moeten worden uitgebreid. Het voormalige schoolgebouw wordt vanaf dan volledig ingepalmd door de paters met als belofte een nieuw schoolgebouw voor de leerlingen te bouwen. In 1907 wordt de straatvleugel van het klooster uitgebreid in noordelijke richting onder leiding van priester Paul Lecourtois; ook wordt een lage aanbouw gebouwd tegenaan de dwarse vleugel. De kerk wordt verlengd naar de straat toe. In 1926 wordt een nieuwe vleugel ingewijd om tegemoet te komen aan het stijgende aantal roepingen.

Een fraaie, bewaarde architecturale realisatie uit het eerste kwart van de 20ste eeuw is de *"Villa Saint-Georges" die in 1904 wordt gebouwd door Alexandre Joire, een wisselagent uit Tourcoing en fokker van renpaarden. Hij laat zijn woning bouwen in de onmiddellijke nabijheid van de Waregemse paardenrenbaan en bouwt ook zelf verschillende *paardenstallingen en een *conciërgewoonst (Felix Verhaeghestraat). Na een uitbreiding in 1909 komt de villa uiteindelijk in 1924 in het bezit van Oscar Vindevogel, een Waregemse textielindustrieel die de villa weerom laat uitbreiden, het interieur laat aankleden door de Kunstwerkstede De Coene en het park laat aanleggen.

Vaak hebben de bouwheren van dergelijke villa's hun rijkdom gehaald uit de vele textielnijverheid die de streek van Waregem rijk is. Zo sticht Victor Claessens in 1906 een bedrijf dat schilderdoek vervaardigt uit vlasgaren en dat tot op vandaag nog bestaat. In de jaren 1920 wordt door Armand Claessens, toenmalig directeur van het schildersdoekenbedrijf, op een nabijgelegen perceel een fraaie art decovilla gebouwd. In 1899 sticht Charles De Zutter, samen met enkele companen, de Société Anonyme de Waereghem. De fabriek, in de volksmond de "Transvaal" genoemd, groeit in de volgende decennia uit tot een groot succesvol bedrijf dat onder meer jute levert voor de Boerenoorlog (1899-1902) in de Zuid-Afrikaanse Transvaal vanwaar de volkse benaming is afgeleid. Voor zijn gezin laat De Zutter de oude hofstede van de heerlijkheid Ter Elst op een ruim domein rechtover de fabriek slopen en geeft aan de Brugse architect Jozef Viérin de opdracht een grote villa te ontwerpen. Zijn kunstminnende echtgenote, Margueritte Taelman, laat achteraan in hun tuin een woning bouwen om er kunstenaars te kunnen uitnodigen (Ter Elststraat). De villa, die onder meer een tijdje wordt bewoond door schilder Modest Huys (1874-1932), wordt door Gustave van de Woestijne (1881-1947) omgedoopt tot "Het Rozenhuis". In 1924 worden vóór de "Transvaal" langs de straatkant in opdracht van de Société drie cottagewoningen gebouwd, naar verluidt één voor de directeur van de spinnerij, één voor die van de weverij en één voor de conciërge.

Architect Jozef Viérin krijgt in 1926-1928 ook de toestemming voor de restauratie en uitbreiding van het oude Kasteel van Potegem, dat sinds 1925 is verkocht door het O.C.M.W. aan textielfabrikant Robert Vindevogel. Het kasteel ondergaat een verfraaiende restyling in neobarokkestijl (Zuiderlaan).

De onderwijsmogelijkheden worden in de eerste helft van de 20ste eeuw danig uitgebreid. In 1912 stichten onderpastoor Devos en Maria Toeloose in een voormalig congregatiegebouw een borduurschool of de Heilig Hartberoepsschool. Reeds in 1915 kampt de school met plaatsgebrek en met hulp van barones Casier kan men een huis op de Markt betrekken. In 1927 neemt de lagere beroepsschool terug zijn toevlucht aan de Guido Gezellestraat, terwijl de hogere beroepsafdeling intrekt aan de Keukeldam.

Nog aan de Guido Gezellestraat vestigt zich in 1928 ook de gemeentelijke basisschool.

In 1927 krijgt de pas aangestelde pastoor Arthur Dumortier de opdracht van bisschop Waffelaert om in Waregem een middelbare jongensschool op te richten (Stationsstraat). Na onderhandelingen met het gemeentebestuur koopt hij van de gemeente een vervallen, 19de-eeuwse school, gelegen op de zuidelijke hoek met de latere Processiestraat. Hij laat er enkele gebouwen optrekken en al in oktober 1929 gaat het college als dagschool open. In de periode 1936-1938 wordt naar een ontwerp van de Waregemse architect Maurice Bovyn (1889-1958) het huidige college gebouwd. Het omvat verschillende klassenvleugels en onder meer ten zuiden langs de Olmstraat een feestzaal, kapel en verderop een tweede, kleinere speelplaats. In 1935 laten de zusters van Onze-Lieve-Vrouw een school bouwen op de nieuwe wijk het Gaverke (Broekstraat).

In 1937 koopt een net opgerichte V.Z.W. van de Commissie van Openbare Onderstand van Waregem een stuk bouwterrein en de directeur van het Heilig Hartcollege wordt belast met de oprichting van een nieuwe school (Toekomststraat). De bouwplannen worden opgemaakt door de Waregemse architect Maurice Bovyn. De aanbesteding gebeurt in 1938 en aannemer Julien Vanthuyne krijgt de opdracht. De financiering verloopt moeizaam en de school wordt onder meer gesteund door de provincie.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ondervindt Waregem veel schade van de verwoestingen, vooral tijdens de bevrijding tussen 23 oktober en 3 november 1918, waartoe verschillende Amerikaanse divisies worden ingezet. 130 burgers en 243 soldaten vinden er de dood. Op een totaal van 1855 huizen worden er 68 volledig vernield en een 800-tal zwaar beschadigd. Zo wordt het kasteel "Casier" zwaar getroffen en een groot deel van het familie-archief gaat in vlammen op. Onmiddellijk na de oorlog laat Marie-Victorine Storme het kasteel in zijn oorspronkelijke staat herstellen.

In de jaren 1921-1922 wordt voor de overledenen van de 27ste, 30ste, 37ste en 91ste divisies, de vier Amerikaanse divisies die op Belgische bodem vochten tijdens de oorlog, een begraafplaats aangelegd langs de Wortegemseweg doch pas officieel ingehuldigd op 8 augustus 1937.

Aangezien tijdens de oorlog ook de Sint-Amandus en Sint-Blasiuskerk het zwaar te verduren heeft gekregen, wordt de kerk in 1923-1924 op vrij ingrijpende wijze gerestaureerd onder leiding van architect Maurice Allaert uit Kortrijk. Daarbij worden van de westgevel enkele storende details weggewerkt, de transeptarmen worden verlengd en uitgebreid met twee driezijdige, gesloten zijkoren en een ruime sacristie wordt aangebouwd.

In 1922 verkoopt Malvina Delespaul het domein met buitenverblijf, dat haar vader op het einde van de 19de eeuw liet bouwen en dat amper nog wordt bezocht, aan de zusters karmelietessen van de Apostolische Kerk (Karmeldreef). Op het domein, dat een oppervlakte van 23hectare beslaat, komen de zusters zich in 1923 vestigen. De hofstede wordt niet uitgebaat door de zusters maar door een pachter. Aangezien de zusters elke dag een priester oblaat moeten gaan ophalen in het noviciaat in het centrum van Waregem om de eucharistie voor de zusters voor te gaan, laat Malvina, die haar werk als medewerkster van die stichting wil afwerken en verzekeren, in 1927 in de onmiddellijke nabijheid van het klooster een woning bouwen voor een aalmoezenier (Bergstraat).

Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is het probleem van het tekort aan degelijke huisvesting in Waregem naar de achtergrond verdwenen. Maar na de oorlog heeft het woningentekort echter nog grotere proporties aangenomen. In 1919 wordt op aanbeveling van de in 1912 opgerichte Commissie voor de Studie van de Hervormingen op het vlak van Goedkope Woningen, de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken opgericht. Deze instelling op nationaal niveau stimuleert enkele Waregemse privépersonen die ongerust zijn over de woningnood in hun gemeente, om ook in Waregem een plaatselijke bouwmaatschappij op te richten. De Samenwerkende Maatschappij voor het Bouwen van Goedkope Woningen te Waereghem krijgt de naam Helpt Elkander. Reeds in het najaar van 1922 doet de maatschappij een aanvraag om veertig huurhuizen - vandaar de titel van het project de Veertig Huizen - te mogen bouwen. De plannen worden ontworpen door de Brusselse architect Georges Hendrickx en het ontwerp heeft veel weg van een tuinwijk.

De gevolgen van dergelijke initiatieven laten niet op zich wachten en in 1929 wordt voor het eerst de kaap van tienduizend inwoners bereikt voor de gemeente Waregem. Dat die bevolking nog verder groeit, daarvan getuigen de vele interbellumwoningen die Waregem rijk is. Vaak raken quasi volledige straten (onder meer Oscar Verschuerestraat, Churchilllaan, Marcel Windelsstraat) bebouwd met burgerwoningen die ook op privé-initiatief worden gebouwd. Vaak zijn het verzorgd uitgewerkte woningen die sterk zijn beïnvloed door de art deco. Enkele voor Waregem en omstreken toonaangevende architecten zijn Gentiel Van Eeckhoutte (1906-1963) en Maurice Bovyn (1889-1958).

In 1935 wordt de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom opgericht met als doel de ontwikkeling van de landelijke woning en het aantrekkelijk maken in de plattelandsgemeenten van het wonen 'op den buiten'. Op vraag van de gemeente in 1955 komt die Nationale Maatschappij een woonwijk, bestaande uit 56 woonhuizen op de wijk "Villapark" ontworpen door de Brugse architect Maurice Hocepied. De gemeente gebruikt daarbij het 'landelijke karakter' van Waregem om de Maatschappij te overtuigen.

Net als de Eerste, vergroot ook de Tweede Wereldoorlog het reeds bestaande woningentekort. Op nationaal vlak wordt dit probleem behandeld door de opmaak van enkele huisvestingswetten zoals de Wet De Taeye van 1948 die privé-initiatief tot het oprichten van een goedkope woning aanmoedigt. In 1954 wordt toevallig in Waregem de honderdduizendste bouwpremie in het kader van die Wet uitgereikt aan een (kroostrijke) familie met bouwplannen aan de Franklin Rooseveltlaan. Dit feit wordt in Waregem feestelijk gevierd.

Waar in de 19de en begin 20ste eeuw vooral de spoorwegen de economische activiteit aantrekken, verlegt het zwaartepunt zich in het laatste kwart van de 20ste eeuw geleidelijk aan naar de autostrade E17, waar verschillende industriezones zijn ontstaan, grotendeels gedomineerd door de textielindustrie. Waar textiel en vlas vroeger samen evolueren, is de textielindustrie de laatste decennia een eigen weg opgegaan.

Uit een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen uit 1941 blijkt dat de gemeente 197 zwingelmolens, zeven zwingelturbines, zeven warmwaterroterijen en 24 rootkamers telt met een tewerkstelling van vier strovlashandelaars, één strovlascommissionaris, zes vlasnijveraars, 14 vlasfabrikanten, 52 vlasverwerkers, drie botenkopers, vier kleine krotenhandelaars, één lijnzaadzuiveraar, drie warmwaterroterij-exploitanten en vier zwingelturbine-exploitanten. Op enkele plaatsen zijn nog vlasschuren met het typische beeldnisjes ter bescherming tegen onheil en bliksem terug te vinden, thans vaak herbestemd tot woning of hotel of voor andere beroepsactiviteiten. Ook de weverijen, die zich doorgaans in de bebouwde kom situeerden, zoals Devos frères aan de Weverijstraat, Sofinal in de Molenstraat, Concordia op het Gaverke, zijn bijna allemaal verdwenen en gefusioneerd tot bedrijven op de daarvoor opgerichte industriële zones.

In 1941 geeft de bisschop van Brugge de opdracht om op de wijk Gaverke een nieuwe parochie op te richten, wat gebeurt op 14 augustus 1942. De drie op de wijk aanwezige scholen geven de aanleiding voor de keuze van de patroonheilige van de nieuwe parochie: Heilige Familie. Op 6 september wordt de eerste pastoor, E.H. Georges Lammertijn, geïnstalleerd en in 1948 worden de plannen van de Kortrijkse architect Maurice Allaert (1882-1960) voor het kerkgebouw definitief goedgekeurd. Met de bouw van de kerk wordt gestart in 1951 door aannemer A. Cottijn uit Heule en de kerk wordt voor het eerst in gebruik genomen in december 1953.

Ook Waregem als zorgcentrum evolueert in de loop van de 20ste eeuw. Kort na de Eerste Wereldoorlog wordt een voormalig weeshuis van het klooster van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw aan de Keukeldam omgevormd tot eerste ziekenhuis van Waregem. In 1944 wordt achter het "Hospice Saint-Joseph" aan de Holstraat een eerste moederhuis ingeplant. Wegens plaatsgebrek wordt in de jaren 1958-1959 een ziekenhuis gebouwd langs de Vijfseweg. Omwille van deze reden wordt in de school aan de Keukeldam het oude ziekenhuisgebouwtje terug omgevormd en ingepalmd door klaslokalen. Als gevolg van de komst van het nieuwe ziekenhuis in Waregem wensen de Zusters van het Geloof van Tielt een nieuwe beroepsschool op te richten voor meisjes. Een vrijgekomen villa aan het begin van de Vijfseweg wordt daartoe door hen aangekocht, vanaf 1963 uitgebouwd tot een tot op heden nog bestaande verpleegstersschool.

In 1960 wordt het voormalige "Hospice Saint Joseph", eigendom van de Commissie van Openbare Onderstand, gesloopt, herbouwd naar een ontwerp van architect S. Smis en ingehuldigd op 15 juli 1963 (Holstraat).

De tweede helft van de 20ste eeuw wordt gekenmerkt door enkele initiatieven van het gemeentebestuur die het uitzicht van de gemeente op ingrijpende wijze zullen veranderen.

Vanaf 1953 begint de gemeente aan het systematisch droogleggen van de Keukelmeersen ten zuiden van de Markt en dit onder meer in functie van de uitbouw van een gemeentelijk park met sportaccommodatie. De twee laagst gelegen meersen worden uitgediept tot twee met elkaar verbonden vijvers en de gewonnen grond wordt gebruikt om de omliggende gronden op te hogen. Door het overtollige water duren de werken zeer lang. In 1955 is nog maar enkel een speeltuin in gebruik en is men bezig aan de tennis- en basketbalvelden, zijn betonnen palen geheid voor het boothuis en de voetbaltribune. In 1957 wordt Waregem uitgekozen als locatie voor een wielerkampioenschap wat de aanleg van de infrastructuur enigszins versnelt. Zo wordt de brug over de meest zuidelijke vijver dan gebouwd. Kort daarna wordt ook het voetbalstadion "De Regenboog" ingespeeld, kunnen de visvijvers en de dubbele, staande wip in gebruik genomen worden. In 1975 volgt in die context nog de bouw van een zwembad en in 1995 van een nieuw overdekt sportcomplex.

Op dezelfde site realiseert het gemeentebestuur het eerste Cultureel Centrum van Vlaanderen. "De Schakel" wil een schakel vormen tussen de verschillende culturele organisaties en instanties. Het gebouw wordt ontworpen door de Brugse architect Eugeen Vanassche. Dezelfde architect wordt ook onder de arm genomen voor een tweede grootse realisatie binnen de Waregemse gemeentegrens namelijk de bouw van het administratieve en commerciële complex "Het Pand". Na de aanleg van het gemeentelijk recreatiepark ten zuiden van de Markt wenst het bestuur deze nieuwe zone rechtstreeks te betrekken bij het historisch centrum. Daarvoor worden verschillende 19de-eeuwse herenhuizen aan de zuidkant van de Markt gesloopt en wordt tussen 1971-1975 een baanbrekend ontwerp gerealiseerd, geïnspireerd op het concept van de Rotterdamse Lijnbaan. Het nieuwe centrum omvat een gemeentehuis (thans stadhuis), een administratief gedeelte, een commercieel gedeelte met winkels en cinemazalen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het bestaande, natuurlijke hoogteverschil tussen de Markt en het recreatiepark, waarin de parkeerplaatsen en de dienstlokalen worden ingeplant. Op 23 september 1977 wordt het winkelcentrum, dat een vijftigtal winkelruimten en tientallen kantoren omvat, feestelijk geopend, een belangrijk moment in de commerciële geschiedenis van Waregem en meer nog revolutionair in Vlaanderen.

In 1963 stuurt de huisvestingsmaatschappij Helpt Elkander een aanvraag naar het gemeentebestuur om een grootschalig woonproject te mogen realiseren bestaande uit zeshonderd woongelegenheden, een kleuterschool, winkels en speelpleinen op een onbebouwd, voorheen moerassige zone ten oosten van het historische centrum in Waregem. Uiteindelijk worden er, in verschillende etappes tussen 1954 en 1974, 585 woongelegenheden gecreëerd; daarmee is het "Torenhof" de grootste woonwijk van Waregem, met de grootste woningdichtheid van de stad (22 inwoners/hectare). Een gebrek aan parkeerplaatsen in de Waregemse binnenstad leidt in 1968 tot het inperken van de begraafplaats aan de Olmstraat, die reeds sinds 1936 was uitgebreid in noordelijke richting, en de aanleg van de huidige, ruime parkeerplaats. Bepaalde oudere graven worden overgebracht naar de in 1969 opgerichte begraafplaats "De Barakke" aan de Deerlijkseweg.

Op het einde van de jaren 1970 koopt de gemeente het kasteeldomein van kasteel "Casier" aan maar de voormalige eigenares, weduwe de Schietere, blijft er wonen tot aan haar overlijden. Het kasteelpark wordt in de jaren 1980 grondig gerestaureerd en opengesteld voor het publiek. Het kasteel zelf wordt ingericht als horecagelegenheid.

De bouw van de vele nieuwe woonwijken brengt een stijging van de Waregemse populatie met zich mee en doet de vraag naar kerken en wijkscholen stijgen. Op 28 augustus 1967 wordt de oprichting van de Sint-Jozefskerk in het historisch gehucht de Biest door een koninklijk besluit bekrachtigd en aansluitend wordt gestart met de bouw van een modernistisch kerkgebouw naar een ontwerp van de Oostendse ingenieur-architect Paul Felix. Op het historisch gehucht Nieuwenhove laat men in 1973 het kerkje van 1894 slopen aangezien in 1971 aan de overzijde langs de Oblatenstraat een nieuwe parochiekerk, toegewijd aan Sint-Margareta, is opgetrokken. De Sint-Hubertuskapel, een hulpkerk van de kerk van Sint-Amandus en Sint-Blasius, wordt in 1970 gebouwd tussen de Gentse Heerweg en de Kruishoutemseweg.

Infrastructuurwerken vanaf de jaren 1970-1980 geven een nieuw elan aan de gemeente. In 1970 wordt de spoorlijn Kortrijk-Gent geëlektrificeerd en verdwijnen al de spoorwegovergangen; deze worden vervangen door viaducten waardoor sommige historische tracés, voornamelijk in het buitengebied, worden verlegd (onder meer Oude Desselgemseweg, Oude Nokerseweg) weliswaar met behoud ervan. In die periode worden rondom de historische kern van Waregem een aantal historische tracés onderling verbonden en heraangelegd, en samen met nieuwe verbindingstukken vormen ze een nieuwe ringlaan. Binnen het historische weefsel wordt onder meer de opvallende woning Storme aan de Stormestraat gesloopt voor de bouw van een (nu alweer leegstaande) winkelgalerij.

Op 14 september 1999 verschijnt een decreet in het Staatsblad waardoor Waregem zich vanaf 1 januari 2000 officieel stad mag heten. Waregem is de laatste decennia namelijk uitgegroeid tot het centrum van een verzorgingsgebied errond, wat een groeiende bevolkingsevolutie en –dichtheid en ontwikkelde tewerkstelling met zich meebrengt.

De laatste decennia wordt door verschillende bedrijven steeds vaker geopteerd voor kwaliteitsvolle architectuur als uitgangbord van hun bedrijf of kantoorcomplex. Daarvan getuigen creaties als het kantoorgebouw uit 1986-1988 in opdracht van het in 2003 failliet verklaarde "Sofinal" naar een ontwerp van architecten J. Verbauwhede en P. Vandekerkhove (Textielstraat), het bedrijfsgebouw van "Renson", gebouwd in 1998-2002 naar een ontwerp van de Antwerpse architect Jo Crépain (1950-2008) (Maalbeekstraat), het ontvangst- en kantoorgebouw van "Concordia", gerealiseerd naar een ontwerp van de Antwerpse architect Vincent Van Duysen in 1999-2000 (Kalkhoevestraat), de uitbreiding van een bestaand garagecomplex van het automerk Mercedes, gebouwd in 2000 naar een ontwerp van de Waregmse architect Anne-Marie Demeulemeester (Franklin Rooseveltlaan). Ook de betere particuliere initiatieven komen bovendrijven en de federale regering pakt sinds 2005 uit met het nieuwe Vredegerecht van het kanton Waregem met archief- en woonruimte, gebouwd naar een ontwerp van het architectenbureau Buro II uit Roeselare.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Excentrisch gelegen stadje, omringd door landelijk gebied. Concentrisch gegroeide, historische dorpskern met centraal gelegen kerk omgeven door bestrating en parkeerruimtes en aansluiting gevend op de centrumstraten. De noordzijde van het echte centrum wordt gekenmerkt door het uitgestrekte * Kasteeldomein "Casier", sinds het laatste kwart van de 20ste eeuw omgevormd tot stadspark, en de zuidzijde door de gemeentelijke sportaccomodatie. Lintbebouwing langsheen de invalswegen zoals de Stormestraat, Stationsstraat, Holstraat, Keukeldam. Latere invulling van open gebied door 20ste-eeuwse woonwijken rondom de dorpskern. Historisch belangrijke, oudere bewoningskernen buiten het stadscentrum zijn Nieuwenhove, Potegem, Eertbrugge en de Biest; sommigen zijn uitgegroeid tot aparte parochies.

De basisbebouwing in de stadskern wordt gekenmerkt door vrij heterogene rijbebouwing, enkele uit de 19de eeuw maar veelal uit de 20ste eeuw. Restanten van 19de-eeuwse bebouwing zijn onder meer terug te vinden langs de invalswegen zoals de Stationsstraat, Stormestraat, Keukeldam; voornamelijk burger- of herenhuizen met (neo)classicistische vormgeving, al dan niet verbouwd of aangepast in de 20ste eeuw. Invloeden van de neogotiek zijn slechts beperkt terug te vinden namelijk in een eind 19de-eeuws huis met torentje op de Markt.

Tijdens het interbellum kent de bebouwing een explosieve stijging. Er worden traditionele interbellumwoningen opgetrokken, veelal bakstenen volumes van twee bouwlagen onder zadeldak, voorzien van banden in gekleurde baksteen. Art-deco-elementen onder meer terug te vinden in verschillende woningen langs de Oscar Verschuerestraat, Olmstraat, Churchilllaan. Enkele met meer modernistische toets langs de Stationsstraat, Guido Gezellestraat, Churchilllaan. Belangrijke bijdrage van twee productieve Waregemse architecten zijnde Gentiel Van Eeckhoutte (1906-1963) en Maurice Bovyn (1889-1958) voor zowel openbare gebouwen als, in groten getale, particuliere ontwerpen.

Belangrijk binnen de stedenbouwkundige context van Waregem zijn ook de vele woonwijken die vanaf de jaren 1920 door bouwmaatschappijen worden aangelegd zoals het Gaverke, Nieuwhuizen, het Villapark, het Torenhof. Verkavelingen uit het laatste kwart van de 20ste eeuw zijn onder meer het Spei.

Omringend agrarisch gebied, voornamelijk ten westen en in mindere mate ten zuiden en oosten van de stadskern, doorkruist door kronkelende landwegen. Enkele wegen met steenwegfunctie verbinden Waregem met de omliggende steden en gemeenten zoals de Zultseweg, Nokerse weg, Kruishoutemseweg, Deerlijkseweg, Vichtseweg, Desselgemseweg. Sinds circa 2000 is er ook de belangrijke noordwest-zuidoostverbinding (Expresweg) die de steenweg Gent-Kortrijk op grondgebied Sint-Eloois-Vijve, Beveren-Leie en Desselgem verbindt met de autostrade E17, aangelegd in de jaren 1970.

Verspreide alleenstaande hoeves waarvan het boerenhuis of de bijgebouwen soms nog opklimmen tot de 18de eeuw maar ook vaak zijn vernieuwd of herbouwd. Van de historische hoeves bewaren nog enkelen hun omwalling zoals weergegeven op het landboek van Waregem, opgetekend door Anthone Van Outrive in 1753-1757, onder meer goed "Te Nieuwenhove" (Platanendreef), Kasteel van Potegem (Zuiderlaan), goed "Te Bosterhout" (Nieuwenhovestraat); van onder meer de "Blauwpoorthoeve" is de omwalling verdwenen en van het goed "Te Beken" (Industrielaan) recent terug opengelegd. Hoevebouw over het algemeen met streekeigen kenmerken: losstaande, voornamelijk 19de-eeuwse volumes in donkerrode/bruine baksteenbouw onder pannen zadeldaken. Boerenhuizen in mindere mate wit gekalkt, in sommige gevallen voorzien van een opkamer en/of geïntegreerde stalling. Op enkele hoevesites is een 19de-eeuwse of 20ste-eeuwse ast bewaard onder meer langs de Kievitstraat, Kleithoekstraat, Pijkstraat, Vichtseweg. Bestaande hoeves zijn vaak uitgebreid met recente bijgebouwen in functie van de uitbating.

Verspreid over de gemeente zijn ook enkel gebouwen bewaard die refereren aan de eertijds toch belangrijke vlasindustrie zoals roterijen langs de Desselgemseweg, Mirakelstraat, Spitaalstraat, Vichtseweg. Woningen van vlashandelaren of -werkers, al dan niet met een bijhorende vlasschuur, zijn zowat overal terug te vinden.

  • Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten VI, nr. 1938: Landboeck der prochie van Waereghem, Anthone Van Outrive, 1753.
  • ALGOET G., 150 jaar Waregemse kloostergemeenschap, in De Gaverstreke, jg. 31, 2001, p. 265-472.
  • BENOIT F., Overzicht van de feodale structuur in Waregem, in De Gaverstreke, jg. 26, 1998, p. 263-333.
  • BOGAERT J., SANTENS F., Oorlog in de Gaverstreek, Analyse van de bevrijding van Waregem, Ingooigem, Anzegem en Tiegem, oktober-november 1918, in De Gaverstreke, jg. 28, 2000, p. 169-312.
  • BOTTERMAN M., De kwartaire opvullingsgeschiedenis van de Gaverbeekdepressie, in De Gaverstreke, jg. 11, 1983, p. 215-232.
  • CASTELAIN R., De bossen en heiden van Wortegem, Waregem en Anzegem in de kasselrij Oudenaarde (13e-16e eeuw), in De Gaverstreke, jg. 19, 1991, p. 43-65.
  • COOREVITS S., Waregem graag gezien. De oudste foto's en prentkaarten, Brugge, 2005, p. 26-27.
  • COOREVITS S., DE CLERCQ E., Vensters op het verleden. Erfgoedwandeling in Waregem, Waregem, 2006, p. 16.
  • COOREVITS S., NOYEZ E., Bouwbeeld 30-50. Invloeden van Art Deco en Modernisme in Waregem, in De Gaverstreke, jg. 36, 2008, p. 410.
  • DELMOTTE M., Het kasteel van Leeuwergem. Van zomerresidentie van de heren van Potegem tot priveschool van Robays en woonplaats voor industriëlen, in De Gaverstreke, jg. 21, 1993, p. 357-416.
  • DESPRIET P., Het Goed te Nieuwenhove in Waregem, in Twintig Zuid-West-Vlaamse hoeven, dl. 1, Kortrijk, 1976, p. 69-87.
  • DESPRIET P., De Zuid-West-Vlaamse parochiekerken, Kortrijk, 1983, p. 419-432.
  • DESPRIET P., De kerk van Sint-Amandus en Sint-Blasius in Waregem, in De Gaverstreke, jg. 12, 1984, p. 125-208.
  • DUCATTEEUW E., VANDERMAELEN L., WANTE L., Historische kaart Waregem, in De Gaverstreke, jg. 20, 1992, p. 11-78.
  • DUCATTEEUW E., Het goed te Nieuwenhove in Waregem, in De Gaverstreke, jg. 24, 1996, p. 9-28.
  • DUCATTEEUW E., Het goed te Nieuwenhove in Waregem (2), in De Gaverstreke, jg. 25, 1997, p. 117-142.
  • DUCATTEEUW E., Het goed te Nieuwenhove in Waregem (3), in De Gaverstreke, jg. 27, 1999, p. 83-102.
  • FOLLENS N., De paters in waregem en Nieuwenhove, in De Gaverstreke, jg. 10, 1982, p. 9-64.
  • FOLLENS N., De paters in Waregem en Nieuwenhove. Aanvulling bij het eerste deel: "De eerwaarde heer De Coninck wikt en … beschikt", in De Gaverstreke, jg. 11, 1983, p. 11-82.
  • FOLLENS N., De paters in waregem en Nieuwenhove (3), in De Gaverstreke, ig. 12, 1984, p. 23-96.
  • FOLLENS N., De paters in waregem en Nieuwenhove (4). Les pères Oblats (1901-1914), in De Gaverstreke, jg. 13, 1985, p. 159-261.
  • FOLLENS N., Het klooster der paters oblaten in Waregem overleeft, in De Gaverstreke, jg. 15, 1987, p. 353-409.
  • GHISTELINCK R. (red.), Waregems Milleniumboek. Van dorp tot stad, NCMV, Waregem, 2000.
  • LOOTENS M., L’Evolution morphologique de la vallée de la Lys en de la Mandel, in Tijdschrift Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige studies, 1947, nr. 47, p. 159-190.
  • Onze vlasvezelbereidingsnijverheid. Jaarboek 1941. Textielcentrale, Kortrijk, 1941, p. 73-89.
  • THOEN E., De Leie; tweede deel, van Wervik tot Gent, in Albums de Croij; valleien van Samber en Leie, Gemeentekrediet van België, 1989, p. 57-71.
  • VANDEWIELE A., Oud en nieuw in Waregem: de Zultseweg, in De Gaverstreke, jg. 21, 1993, p. 525-539.
  • VANDEWIELE A., Oud en nieuw in Waregem. Van Keukelmeersen tot regenboogstadion, in De Gaverstreke, jg. 24, 1996, p. 51-52.
  • VAN HERCK K., AVERMAETE T., Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen, 1948-1973, Rotterdam, 2006.
  • VANTHUYNE J., Waregem in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972, nr. 36.

Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Waregem, Deel I: Stad Waregem, Deelgemeente Sint-Eloois-Vijve, Deel II: Deelgemeenten Desselgem en Beveren-Leie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL45, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Waregem [online], https://id.erfgoed.net/themas/15690 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.