Geografisch thema

Zedelgem

ID
15782
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15782

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

De hoofdgemeente Zedelgem telt 7479 inwoners (01/01/2010) en heeft een oppervlakte van 15,34 km². Sinds 1 januari 1977 vormt Zedelgem, samen met Aartrijke, Loppem en Veldegem de fusiegemeente Zedelgem. Zedelgem grenst ten noorden aan Zerkegem (Jabbeke), Snellegem (Jabbeke) en Sint-Andries (Brugge), ten oosten aan de deelgemeente Loppem, ten zuiden aan de deelgemeente Veldegem en ten westen aan de deelgemeente Aartrijke. De gemeente ligt op 11 km van Brugge en op 11 km van Torhout.

Fysisch-geografische gegevens

Fysisch-geografisch behoort Zedelgem tot Zandig Vlaanderen en meer specifiek tot het Houtland.

De Plaatsebeek stroomt door het centrum van Zedelgem, ten noorden van de kern stroomt de Zabbeek, en ten zuidwesten de Schattingbeek en Moubeek. Het reliëf helt af van het zuidwesten met gemiddelde hoogte van 20 meter, naar het noordoosten op ongeveer 8 meter. Zedelgem ligt op circa 12 meter boven de zeespiegel.

Ten noorden van Zedelgem – langs de Snellegemsestraat, vlakbij de gemeentegrens met Jabbeke – treffen we nog een klein heuveltje aan op circa 20-22 meter hoogte, waar de toponiemen Keiorum en Maantjeveld vermeld worden en waar ook de waterscheidingslijn loopt tussen het beekstelsels van de Kerkebeek en de Jabbeekse beek. Ook langs de gemeentegrens met Brugge is het relatief hoger en treffen we een hoogtetoponiem Kezelberg aan. De hogere ligging wordt toegeschreven aan de ondiepe geologische lagen. Historisch waren dit oude veldgebieden die aansloten op het huidige Vloethemveld, nog heel wat bossen en bosrestanten getuigen van de landschapsevolutie in die gebieden.

Zuidwege heeft zich ontwikkeld op een kleine rug (13 à 14 meter hoogte boven de zeespiegel) tussen de Kerkebeek/Veldbeek en de Moubeek. De vallei van de Kerkebeek tekent zich door het reliëfverschil duidelijk af in het landschap. De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zandgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud). In de beekvalleien komen overwegend kleigronden voor.

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis en bewoning

De oudste sporen van bewoning die te Zedelgem teruggevonden zijn, dateren uit de neolithische periode. In de omgeving van de Kezelberg (kruispunt Diksmuidse Heirweg/Snellegemsestraat) worden door baron de Maere d'Aertrycke neolithische relicten opgegraven in het begin van de 20ste eeuw.

De prospectie door middel van luchtfotografie, door de Gentse Universiteit uitgevoerd in de jaren 1990, leverde sporen van twee cirkelvormige structuren op aan weerszijden van de Zabbeek, tegen de grens met Loppem. Het gaat vermoedelijk om grafheuvels uit het midden van de bronstijd (3000-800 voor Christus). Ze kunnen echter, door de aanwezigheid van de Zabbeek tussen beide structuren, niet tot hetzelfde grafveld gerekend worden en het is niet duidelijk of er een verband is. De resultaten van deze prospectie zijn voor Zedelgem beïnvloed door de industrialisering op de wijk De Leeuw, waardoor mogelijk andere sporen niet langer traceerbaar zijn via luchtfotografie.

Het is niet duidelijk of de bewoning in Zedelgem in de Romeinse tijd doorloopt. Er is sprake van Gallo-Romeinse vondsten en de huidige Diksmuidse Heirweg maakt deel uit van de Romeinse buurtweg die Cassel verbindt met Aardenburg. Voor Zedelgem is echter, in tegenstelling tot Aartrijke, geen Romeinse plaatsnaam gekend, noch worden er koutertoponiemen teruggevonden. Men kan vermoeden dat de bewoning in de Gallo-Romeinse periode schaars en/of tijdelijk is.

Middeleeuwen

De naam Zedelgem dateert vermoedelijk uit de periode van de landname door de Frankische edelen, vanaf de 5de eeuw. Dergelijke plaatsnamen (eindigend op "–gem") zijn samengesteld uit een persoonsnaam, gevolgd door –inga (duidend op de verwantschap met de persoon in kwestie) en eindigend op -haim (woning, domein). Voor Zedelgem (Sedelingem) is dit volgens M. Gysseling de woonplaats van Sweidh. J. Mansion en A. Carnoy stellen dat Zedelgem te ontleden is als Seithl- inga-heim, waarbij Seithl niet verwijst naar een persoonsnaam, maar kolonisten betekent. Zedelgem als nederzetting van kolonisten, dus. Het voorkomen van akker-toponiemen (Oostackere, langs de huidige Loppemsestraat en Westackere, in de omgeving van de *"Plaetsemolen", (zie Burgemeester J. Lievensstraat) versterkt de theorie van het ontstaan van Zedelgem als Germaanse nederzetting.

Vanaf de 6de eeuw wordt ons grondgebied gekerstend door rondtrekkende monniken. In het kader hiervan wordt vaak een eerste bedehuis opgetrokken op grond onttrokken aan de herenhoeve. In Zedelgem bevindt het leenhof, dat vermoedelijk voortkomt uit deze eerste herenhoeve, zich ten zuiden van de huidige kerk op de huidige locatie van het gemeentehuis. Aanvankelijk zijn de parochiekerken eigendom van de dorpsheer, maar gaandeweg komen ze in handen van abdijen en kapittels. In Zedelgem komt het patronaatsrecht (het recht om een pastoor aan te stellen) toe aan de Sint-Amandsabdij te Elnone.

Circa 1000 wordt door graaf Boudewijn IV de kasselrij Brugge opgericht, die later bekend zal staan onder de naam Brugse Vrije. De heerlijkheid Zedelgem is in het feodaal stelsel een leen van het grafelijk leenhof van Brugge, dat op zijn beurt afhankelijk is van de Franse koning. De heerlijkheid is in het bezit van de familie "van Zedelghem", die in de loop van de 15de eeuw uitsterft. Het bestuur wordt uitgeoefend door de schepenen van het Brugse Vrije, die wetgevende en rechterlijke bevoegdheden hebben. Enkele kleinere delen van de parochie behoren tot het Land van Wijnendale (Torhout) en de heerlijkheid Den Houtschen te Loppem.

Leenhof en kerk vormen een centraal punt in het toenmalige bewoonde grondgebied van de parochie Zedelgem. De bewoning beperkt zich tot het gebied tussen de Diksmuidse Heirweg in het noorden en de Moubeek in het zuiden. Alles ten noorden en ten zuiden daarvan is onontgonnen veldgebied.

De eerste vermelding van Zedelgem als "Sedelingem" dateert van 31 oktober 1089 in een akte waarin Robrecht II, graaf van Vlaanderen, het Sint-Donaaskapittel in Brugge bevestigt in haar bezittingen. Een tweede vermelding dateert van 1107, wanneer Balderik, bisschop van Doornik-Noyon, de abdij van Sint-Amand bevestigt in het bezit van onder andere het altaar van Zedelgem.

In 1266 ruilt de Sint-Amandsabdij te Elnone het patronaat van Zedelgem met de Gentse Sint-Pietersabdij voor het patronaat van Rumegies in het noorden van Frankrijk. Vanaf dan mag de abt van de Sint-Pietersabdij de pastoor ter benoeming voorstellen aan de bisschop. Ook de koster wordt door dezelfde abt benoemd.

In 1296 schenkt graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre, het Vloethemveld aan het Sint-Janshospitaal te Brugge.

In de loop van de 14de eeuw wordt de romaanse kerk vervangen door een gotische, waarvan thans enkel de toren nog bewaard is (*Kerkplein nummer 5). In deze toren zijn nog enkele sporen van de romaanse kerk te herkennen. Ook de doopvont dateert nog van voor de bouw van de nieuwe, gotische kerk. Het betreft een eerder zeldzaam voorbeeld van een 12de-eeuwse, romaanse doopvont in Doornikse kalksteen, met op de kuip afbeeldingen van taferelen uit het leven van Sint-Nicolaas.

Philips van Zedelghem, de laatste heer van Zedelgem, sterft in 1389 en laat de heerlijkheid na aan zijn dochter Cathelyne. Zij huwt met Ywein van Straten en betrekt met hem zijn kasteel te Jabbeke. In 1419 overlijdt Ywein, waarop Cathelyne hertrouwt met Lodewijk van Haveskerke, die daardoor heer van Zedelgem wordt. De heerlijkheid blijft in handen van de familie van Haveskerke en de heren van Zedelgem wonen vanaf dan steeds te Jabbeke en vanaf 1572 te Brugge.

In 1392 wordt de hoeve "Noortweghe" voor het eerst vermeld als het goed "Ter Vraghe". De locatie van deze eerste hoeve komt echter niet overeen met de huidige locatie van de hoeve. Pastoor Ronse vermeldt in zijn "De Geschiedenis van Zedelgem & Veldegem" uit 1934 een Romeins kamp langs de Diksmuidse Heirweg. In 1927 zou hier een vierkante mote afgegraven zijn, waarbij volgens pastoor Ronse Romeinse waterleidingbuizen teruggevonden zijn, samen met platte tegels en potscherven met florale motieven. G. Cappon argumenteert echter in zijn artikel uit 1982 dat het waarschijnlijk om de eerste locatie van de hoeve "Ter Vraghe" gaat, met vroegste vermelding in 1392. In 1448 is er voor het eerst sprake van een walgracht. Na een brand in 1623 wordt een nieuwe hoeve gebouwd op de huidige locatie.

In 1528 wordt de *"Plaetsemolen" van Zedelgem (zie Burgemeester J. Lievensstraat) voor het eerst vernoemd bij de nalatenschap van heer Gelein van Haveskerke. Het is niet duidelijk wanneer deze molen opgericht is.

Zedelgem is afgebeeld op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571) gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Twee belangrijke wegen doorkruisen het grondgebeid van Zedelgem. Beide verbinden Brugge met Ieper. De noordelijke weg, de "torhoutschen brugghewegh" loopt langs de huidige Kezelbergstraat, Berkenhagestraat, Moubekestraat en Aartrijksestraat (Aartrijke). De zuidelijke "iperwegh" is lager gelegen en doorkruist het veldgebied dat later zal uitgroeien tot Veldegem. Wellicht is deze weg tijdens bepaalde seizoenen moeilijk begaanbaar en ontstaat het noordelijk tracé als alternatieve route. De * Sint-Laurentiuskerk, volledig omgracht, is afgebeeld met haar - toen nog - stenen naald. De massieve stenen westtoren wordt geflankeerd door vier hoektorentjes. In de onmiddellijke omgeving van de kerk is er een verdichting van de bebouwing te herkennen, en iets ten zuiden van de kerk bevindt zich de *"Plaetsemolen" (zie Burgemeester J. Lievensstraat), prominent afgebeeld op de kaart. In het noorden van de gemeente staat het toponiem "nieuwer herberge" aangeduid, vermoedelijk duidend op de oude locatie van de hoeve "Ter Vraghe" of "Noortweghe" (Diksmuidse Heirweg nummer 1). Ook hier een kleine concentratie van gebouwen. Langs de oude verbindingsweg tussen Brugge en Ieper is een kleine woonkern te zien, waaronder "Zuutweghe" (zie Torhoutsesteenweg) en "Te Maeken". Verder is op deze kaart nog verspreide bebouwing langs de huidige Groenestraat te zien en een opvallende, omgrachte hoeve ter linkerzijde van de huidige Hollevoordestraat.

In het zog van de beeldenstorm (1566) komen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden gezamenlijk in opstand tegen het katholieke Spaanse moederland. De Nederlanden raken echter onderling verdeeld, onder meer over godsdienstkwesties. Tussen 1578 en 1584, onder het bestuur van de Gentse calvinisten, wordt de kerk regelmatig geplunderd en beschadigd. Het afsluiten van de Schelde door de Noordelijke Nederlanden en de daarop volgende val van Antwerpen (1585) bezegelen het lot van de Zuidelijke Nederlanden. Zij worden onder het bestuur van een Spaanse landvoogd gesteld en de strijd tussen Spanje en de Noordelijke Nederlanden gaat verder, waarbij de Zuidelijke Nederlanden vaak het strijdtoneel vormen. Het platteland krijgt te lijden onder de vele troepenbewegingen, met plunderingen, opeisingen en moord. Op het einde van de 16de eeuw is het platteland vaak nagenoeg volledig ontvolkt. De plattelandsbevolking heeft de relatieve veiligheid van de steden opgezocht en de troepen hebben vrij spel.

17de eeuw

Ook tijdens de 17de eeuw zijn de Zuidelijke Nederlanden vaak het slachtoffer en/of de inzet van de oorlogen die moederland Spanje uitvecht tegen verschillende partijen. Door het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) krijgt het platteland opnieuw wat ademruimte, maar vanaf 1621 hervatten de vijandelijkheden tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje. Tijdens het Twaalfjarig Bestand wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de kerk stap voor stap te herstellen en ook aan de pastorie en aan het kostershuis worden werkzaamheden uitgevoerd. Tegen 1621 is het werk aan de kerk af, uitgezonderd aan het koor.

Vanaf 1621 krijgt Zedelgem opnieuw te maken met plunderingen en opeisingen. Spanje, waartoe de Zuidelijke Nederlanden behoren, voert immers oorlog met de Noordelijke Nederlanden (Tachtigjarige Oorlog) en met Frankrijk (Dertigjarige Oorlog). Beide oorlogen worden grotendeels op grondgebied van de Zuidelijke Nederlanden uitgevochten. De verzwakte bevolking krijgt te maken met de pest, die hevig woedt in deze periode.

Het dagelijkse leven gaat echter verder. In 1624 verleent Jan van Haveskerke, heer van Zedelgem, aan de inwoners van Zedelgem de toelating om het heide- en veldgebied ten zuiden van de gemeente (het latere Veldegem) te gebruiken voor het weiden van het vee, het steken van turf en het snijden van gras tegen een jaarlijkse betaling. In 1634 wordt de grens tussen het grondgebied van het Brugse Vrije en het Wijnendaalse (Torhout) officieel vastgesteld. Tegen 1640 is men er toch in geslaagd de Zedelgemse kerk, na de beschadigingen onder de Gentse calvinistische republiek, volledig herop te bouwen.

In 1648 komt er met de Vrede van Münster definitief een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Spanje erkent de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als soevereine staat. In de Vrede van Münster sluimert echter het volgende conflict. Spanje wil immers graag vrede sluiten aangezien het sinds 1635 op twee fronten oorlog voert in de Zuidelijke Nederlanden: met de Republiek in het noorden en met Frankrijk in het zuiden (de Dertigjarige Oorlog, 1635-1659). De vrede tussen de Republiek en Spanje is echter niet naar de zin van Frankrijk, die vindt dat de Noordelijke Nederlanden te snel hebben toegegeven. De grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden wordt vastgelegd volgens de toenmalige situatie, waardoor de haven van Antwerpen afgesloten blijft van de Noordzee en dit tot in 1813. De oorlog tussen Spanje en Frankrijk blijft verder duren tot 1659. De Zuidelijke Nederlanden blijven, als Spaans gebied, betrokken bij deze oorlog. Vanaf 1640 wordt de druk van de Noord-Nederlandse troepen groter, wanneer ze de Zuid-Leie trachten over te steken, en er Zedelgemnaren opgevorderd worden om de verdedigingslinie te bemannen. In 1645 valt het Franse leger Vlaanderen binnen met eens te meer plunderingen en opeisingen.

Circa 1650 wordt de "Lepemolen" opgericht op het huidige grondgebied van Veldegem (zie Lepemolenstraat, Veldegem).

In 1651 wordt het dak van de pastorie hersteld en verkrijgt de pastoor de toestemming van zijn buren om over hun erven een weg aan te leggen die kerk en pastorie rechtstreeks met elkaar verbindt. Deze weg bestaat thans nog als oprit naar het Chiro-lokaal (Sint-Laurentiusstraat nummer 12).

In 1659, Vrede van de Pyreneeën, worden de vijandelijkheden tussen Frankrijk en Spanje opgeschort. In 1660 is er een discussie omtrent de grens tussen Zedelgem en Loppem. De betrokken partijen komen samen in de herberg "Zuutweghe" (zie Torhoutsesteenweg) om tot een overeenkomst te komen.

In 1661 wordt de kerk van Zedelgem verrijkt met een nieuwe biechtstoel in renaissancestijl, thans nog behouden.

Door het overlijden van Philips IV, koning van Spanje en graaf van Vlaanderen in 1665, ontstaat er opnieuw discussie over de Nederlanden. De Franse koning Lodewijk XIV eist een deel van de Nederlanden op en Franse troepen vallen in 1667 Vlaanderen binnen. Vanaf dan wordt Zedelgem afwisselend door Franse en Spaanse troepen bezet. In 1672 geven binnenvallende Franse troepen in de Noordelijke Nederlanden de aanzet tot de Hollandse Oorlog die zal duren 1678.

In 1674 wordt door landmeter Pieter Lust een ommeloper opgemaakt als werkinstrument voor het innen van de grondbelastingen. Van alle in gebruik zijnde percelen, bebouwd of niet bebouwd, wordt een beschrijving, de oppervlakte in roeden en een schatting van de waarde opgegeven. De ommeloper vormt een interessante bron voor oude straatnamen, toponiemen en bebouwing, hoewel de situering, bij gebrek aan figuratieve kaarten, niet voor de hand ligt. Uit de ommeloper blijkt dat het leeuwendeel van het grondgebied van de parochie Zedelgem behoort tot het grondgebied van het Brugse Vrije, uitgenomen twee kleinere delen die vallen onder de heerlijkheid Den Houtschen te Loppem en de heerlijkheid van Wijnendaele. Het gedeelte van het grondgebied dat behoort tot het Vrije is opgedeeld in eenentwintig "Beginnen", telkens begrensd door straten of beken. Heide-, vijver- en veldgebieden worden als economisch oninteressant beschouwd en dus niet vermeld in de ommeloper.

Vanaf 1678 kent de streek een korte periode van rust door de Vrede van Nijmegen. In 1679 komt een nieuwe pastoor, Rochus Simoens, toe in Zedelgem. Hij krijgt meteen toelagen voor werken aan de pastorie (vloeren en dichtmaken van de kelder in 1679 en herstellen van de poort en de brug over de walgracht in 1680) en de kerk (herstellen van de kerktoren in 1680).

In 1683 valt de Franse koning Lodewijk XIV met zijn troepen Vlaanderen binnen en maakt een einde aan de rust in de regio. Plunderingen en opeisingen zijn schering en inslag. In 1684 volgt het Bestand van Regensburg, en in 1689 flakkeren de vijandelijkheden weer op, wanneer Lodewijk XIV de oorlog verklaart aan Spanje. In hetzelfde jaar verklaart Willem II van Oranje de oorlog aan Frankrijk en wordt er een liga (de Liga van Augsburg) gevormd tegen Frankrijk. De Zuidelijke Nederlanden vormen opnieuw het strijdtoneel tot aan de Vrede van Rijswijk in 1697.

18de eeuw

Rond het jaar 1700 bestaan er in Zedelgem zeven herbergen: "Zuutweghe" (zie Torhoutsesteenweg), "Sint-Joris-de-Potente" (zie Loppemsestraat), "Sint-Hubrecht", "De Witte Doorn" (zie Diksmuidse Heirweg), "Noortweghe" (zie Diksmuidse Heirweg), "De Slunse" (Torhoutsesteenweg, buurt "Lepemolen"), "Sint-Sebastiaan op het Leenhof" (zie Snellegemsestraat nummer 1).

In 1700 sterft Karel II, koning van Spanje en graaf van Vlaanderen. De strijd om de opvolging barst los als de Spaanse Successieoorlog. Lodewijk XIV van Frankrijk lapt de afspraken van de Vrede van Rijswijk aan zijn laars en er wordt een coalitie gevormd tegen het Franse imperialisme. Tot 1706 valt Zedelgem onder Frans bewind en daarna onder Anglo-Bataafs bewind. Voor de inwoners van Zedelgem maakt dit echter weinig verschil uit: de bezetters eisen en de vijandige troepen plunderen. De strijd om de opvolging duurt voort tot 1713 wanneer, als gevolg van de Vrede van Utrecht, de Zuidelijke Nederlanden aan de Oostenrijkse Keizer Karel VI van Habsburg worden overgedragen. Dit betekent de start van een relatief rustige periode (tot 1780), enkel onderbroken door de Oostenrijkse Successieoorlog (1744-1748).

De aanleg van de Torhoutsesteenweg in 1751-1754 zou een grote invloed hebben op de latere industriële en commerciële ontwikkeling van Zedelgem. Rond de herberg "De Gouden Leeuw" (zie Torhoutsesteenweg), opgericht langs de Torhoutsesteenweg op de hoek met de Kuilputstraat, in de nabijheid van het kruispunt met de Ruddervoordsestraat/Brugsestraat ontstaat algauw een woonkern, op termijn gepaard aan een commercieel centrum.

In 1766 wordt een nieuwe preekstoel voor de kerk besteld en geplaatst en in 1776-1778 een nieuwe biechtstoel. De overige twee zijn nog in goede staat. In 1785 wordt de bouwvallige stenen torennaald van de Sint-Laurentiuskerk vervangen door de huidige spits.

In 1773 verblijven vijf officieren van het Oostenrijkse leger in herberg "De Gouden Leeuw" (zie Torhoutsesteenweg) met als opdracht het in kaart brengen van het Zedelgemse grondgebied in het kader van de opmaak van de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden. Deze zogenaamde Ferrariskaart biedt een getrouwe weergave van het Zedelgem van het einde van de 18de eeuw. Centraal in de dorpskern bevindt zich de gotische kerk met rondom een tiental verspreide, vrijstaande woningen. Het kerkhof is omgeven door een gracht, met aan de noordzijde twee bruggen, die in verbinding staat met de Plaatsebeek. Opvallend is de omwalde pastorie, even ten noorden van de kerk en met een rechte dreef naar de kerk. Ten zuiden van de kerk, op de plaats van het vroegere leenhof, staat bebouwing, volgens parochierekeningen met herbergfunctie. In 1669 is er sprake van "Ste Sebastiaen staende op het Leen-hof ter platse van Sedelghem" en in 1720 wordt er gemeld dat: "d'herberghe het Leenhof ter plaetse en is ten jaere deser rekeninghe geen neiringhe ghedaen geworden".

Op de hoek van de Snellegemsestraat en de huidige Sint-Laurentiusstraat ligt het "kerckhuus" of de herberg "Sint-Hubrecht", die tevens als hoeve dienst doet. Op de hoek van de Loppemsestraat en de Snellegemsestraat bevindt zich een derde herberg "Sint-Joris de Potente".

Zowel binnen als buiten de dorpskern wordt Zedelgem gekenmerkt door verspreide, landelijke bebouwing. In de onmiddellijke omgeving van de dorpskern en de belangrijkste uitvalswegen is het land in cultuur gebracht. Verder daarbuiten wordt Zedelgem omgeven door bos- en heidegebied, dat vanaf het einde van de 18de eeuw ontgonnen wordt.

Langs de nieuwe Torhoutsesteenweg, die al snel een belangrijke verkeersader wordt, ontstaan een aantal handels- en nijverheidsgebouwen. Zo is er in 1776 sprake van een bakkerij aan de oostkant van de nieuwe steenweg en wordt in 1781 de "Zuidwegemolen" opgericht.

In 1792 verslaat het Franse revolutionaire leger in Jemappes het Oostenrijkse leger, waardoor zij de Zuidelijke Nederlanden in handen krijgen. De Oostenrijkers slaan terug en boeken een overwinning bij Neerwinden (1793), waardoor ze hun gezag tijdelijk kunnen herstellen. In 1794, met de Franse overwinning te Fleurus, wordt Vlaanderen definitief ingelijfd bij de Franse republiek. Het ancien regime wordt opgedoekt, het grondgebied onderverdeeld in departementen, de parochie omgedoopt naar commune, met aan het hoofd een agent municipal. Communes met minder dan 5000 inwoners worden samengevoegd tot kantons. Zedelgem wordt bij het kanton Oostkamp gevoegd, département de la Lys. Deze administratieve hervorming wordt in 1800 opnieuw tenietgedaan door een nieuwe hervorming onder Napoleon. De kantons worden afgeschaft en iedere commune wordt een zelfstandige bestuurlijke eenheid, bestuurd door een gemeenteraad (conseil municipal), bestaande uit een burgemeester (maire) en schepenen (adjoints), aangeduid uit de dorpsnotabelen door de préfet van het departement.

In 1796 wordt langs de Torhoutsesteenweg de "Kronemolen" opgericht bij herberg de "Gouden Kroon".

19de eeuw

Onder het Franse revolutionaire bestuur valt het godsdienstige leven stil, de geseculariseerde maatschappij tracht een nieuw bestuur op te bouwen. Onder Napoleon versoepelt deze visie en vanaf 1802 wordt de eredienst opnieuw toegelaten en in 1803 de decanaten heringericht, waarbij Zedelgem bij Gistel ingedeeld wordt en niet langer bij Torhout, zoals sinds 1574 het geval geweest is.

In het begin van de 19de eeuw wordt langs de Torhoutsesteenweg, in de smidse van Jacobus Dombrecht, de kiem gelegd voor de latere industriële ontwikkeling van Zedelgem. In 1815 komt Alexander Claeys in de leer bij de smid. Hij trouwt met diens dochter en neemt de smidse bij het overlijden van zijn schoonvader over. De smidse blijft verder in handen van de familie Claeys.

Tot aan het Congres van Wenen (1815) staan de Zuidelijke Nederlanden onder Frans bestuur. Met het Congres wordt het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gesticht, waarbij de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden samengaan onder bestuur van de Nederlandse koning Willem I. Gedurende deze periode bestaat de door de hogere overheid aangeduide gemeenteraad uit een burgemeester (Louis Colpaert) en zeven "assessors" (later schepenen).

Met de Belgische Revolutie in 1830 worden de gemeenteraden opnieuw samengesteld door middel van verkiezingen. Op 11 november 1830 vinden de eerste Belgische gemeenteraadsverkiezingen plaats. De eerste burgemeester wordt notaris Franciscus-Jacobus Hatse, die een herenhuis in de Groenestraat bewoont (zie Groenestraat nummer 29, Sint-Leoschool).

De hongerjaren tussen 1840 en 1850 worden veroorzaakt door een structurele crisis in de vlasnijverheid, toen de belangrijkste huisnijverheid van de plattelandsbevolking ter overbrugging van de wintermaanden. Dit betekent een financiële aderlating voor de plattelandsgemeenten die grote bedragen aan het Bureel van Weldadigheid moeten overdragen en moeten voorzien in langetermijnoplossingen zoals het oprichten van armenhuizen, spinscholen en zondagsscholen.

In 1845 maakt de trein Brugge-Torhout een eerste proefrit. Deze trein heeft een halte en een station in Zedelgem, ter hoogte de Ruddervoordsestraat.

In 1846 wordt de gotische kerk afgebroken, met uitzondering van de toren, die tot op de dag van vandaag behouden blijft. In het daaropvolgende jaar al wordt de nieuwe kerk, ontworpen door provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge) in gebruik genomen.

In hetzelfde jaar wordt een aanbesteding gedaan voor de bouw van een schoollokaal met onderwijzerswoning in de J. Vereeckestraat. Het schoolgebouw zou tegenwoordig ingebouwd zijn in een schrijnwerkerij.

De ingebruikname van de spoorlijn Brugge-Kortrijk in 1846-1847, zorgt voor een verdere uitbreiding van de woonkern rond het kruispunt Zuidwege.

In 1848 worden op de wijk De Leeuw, langs de Torhoutsesteenweg een kapel en een schoolhuis opgericht op de hoek van de Torhoutsesteenweg en de Hoge Vautestraat om de groeiende bevolking te voorzien van onderricht en religieuze bijstand. De school wordt afgebroken bij de heraanleg van de Hoge Vautestraat en de Collevijnstraat. De kapel wordt in 2001 in zijn geheel verplaatst naar de Stijn Streuvelsstraat (zie Stijn Streuvelsstraat).

Circa 1850 wordt het gehele Belgische grondgebied afgebeeld op de Vandermaelenkaart. Deze kaart is een interessante bron wat betreft de belangrijkste wegen, namen van herbergen, hoeves en molens. In Zedelgem zijn de belangrijkste verkeersaders de Torhoutsesteenweg (aangelegd tussen 1751 en 1754), als verbinding tussen Brugge en Torhout, de as Snellegemsestraat–Groenestraat–Ruddervoordsestraat, tussen Snellegem, over Zedelgem naar Ruddervoorde. Aan Zuidwege kruisen al deze wegen. Nagenoeg parallel aan de Torhoutsesteenweg is enkele jaren voor de opmaak van deze kaart de spoorweg Brugge-Kortrijk tot stand gebracht.

De herbergen liggen gegroepeerd langs de Torhoutsesteenweg (van noord naar zuid: "Cabaret l'Aigle", "Cabaret Zuydweg", "Cabaret le Lion" en "Zuydwandeling") en de Diksmuidse Heirweg (van noord naar zuid: "Cabaret Noordweg", "Cabaret Den Dooren" en "Cabaret la Couronne bleu". De enige uitzondering hierop wordt gevormd door "Cabaret St. Hubert" in de dorpskern en ten noorden van de kerk. Er zijn vijf molens op het grondgebied van Zedelgem, waarvan drie langs de Torhoutsesteenweg. Geen enkele van deze molens heeft op de Vandermaelenkaart een naam: de meest noordelijke bevindt zich ter hoogte van "Cabaret Zuydweg", de volgende ter hoogte van "Cabaret le Lion" en de meest zuidelijke is de zogenaamde "Kronemolen". Hiernaast is er de "Lepemolen", langs de Lepemolenstraat, en de *"Plaetsemolen" langs de huidige Burgemeester J. Lievensstraat. Van alle molens is enkel de romp van de "Plaetsemolen" bewaard.

De hoeves die met naam aangeduid zijn op de kaart ("Vieille Ferme", Hollebekestraat nummers 5-6, "Hooge Schuer Ferme", Faliestraat nummer 2, "Koeyvoets Veld Ferme", Koevoetveld nummer 1, "Kruys Helle Ferme", zie Kruishillestraat nummer 35, "Hollevoorde Ferme", Hollevoordestraat nummer 24) zijn allen ten westen van de Torhoutsesteenweg gesitueerd. Vermeldenswaardig is de aanduiding van de "Lintje Brug" over de Moubeek, als onderdeel van een thans verdwenen voetweg tussen de dorpskern en de Torhoutsesteenweg.

Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw verschuift de aandacht naar de zuidelijke helft van de gemeente. De sterke bevolkingsaangroei in Vlaanderen laat zich te Zedelgem vooral in het latere Veldegem voelen. De bossen, aangeplant vanaf het eind van de 18de eeuw in het vroegere moeras- en heidegebied, worden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw gekapt en omgezet naar landbouwgrond. De aangroei van de bevolking op het veld, ver van de Zedelgemse dorpskern, versterkt de noodzaak aan een gedegen infrastructuur in het zuiden van de gemeente. In 1856 wijst pastoor Vuylsteke op het feit dat de bevolking van het veld geen toegang heeft tot onderwijs en kerkelijke bijstand. In 1863 wordt gestart met de bouw van een nieuwe hulpkerk waarrond het latere Veldegem zal ontstaan. Het ontwerp is van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge), aannemer is van Hollebeke-de Leeuw uit Torhout. In 1865, zijn school, kerk en pastorie op het veld afgewerkt.

Tegelijkertijd worden ook in de noordelijke helft van de gemeente infrastructuurwerken uitgevoerd, met name het kasseien van enkele straten, te beginnen met de Groenestraat in 1859, gevolgd door de straten rond de kerk in 1860 en de Snellegemsestraat in 1869-1870. De Brugsestraat wordt in 1854 aangelegd en vormt een kaarsrechte verbinding tussen het kruispunt aan Zuidwege en Aartrijke.

In 1866 wordt de *"Plaetsemolen" vervangen door een stenen exemplaar.

In de jaren 1870 besteedt de gemeente veel aandacht aan de uitbouw van het onderwijs. In 1875 worden de zusters van Heule naar Zedelgem gehaald, waar ze aan de slag kunnen in de meisjesschool (zie Kerkplein nummer 4) tegenover de kerk. In 1876 wordt voor de gemeentelijke jongensschool grond onteigend langs de Groenestraat (nummer 20) en in 1878 zijn de gebouwen, naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck, afgewerkt. Meteen daarna barst de schoolstrijd los. De zusters van Heule openen in hun school aan de kerk een jongensafdeling om de gemeenteschool te dwarsbomen. De Zedelgemse bevolking wordt op allerhande manieren gewezen op de nefaste invloed van de gemeenteschool.

In 1886 worden de Sint-Laurentiusstraat, de Berkenhagestraat en de Loppemsestraat gekasseid. Bij deze laatste wordt het bochtige tracé afgezwakt. In Veldegem wordt de weg van de Torhoutsesteenweg naar het dorp van Veldegem (de latere Koning Albertstraat) gekasseid. In 1887 wordt de Plaatsebeek rechtgetrokken en verlegd naar het zuiden van het kerkhof. De beek wordt als begrenzing van het kerkhof vervangen door ijzeren hekken, die pas in 1970 verdwijnen.

Louis Claeys, zoon van Alexander, is zijn vader opgevolgd in de smidse aan de Torhoutsesteenweg. Diens zoon Léon krijgt bij Fons Decloedt in Oostkamp een opleiding als fietsenmaker. In 1896 rolt de eerste fiets van de band in de smidse van Louis Claeys.

Op het einde van de 19de eeuw functioneert Veldegem steeds zelfstandiger. Bij Koninklijk Besluit van 19 december 1896 wordt de proosdij van Veldegem een zelfstandige parochie. In 1897 wordt door de Bestendige Deputatie van de Provincieraad beslist dat vier van de elf Zedelgemse gemeenteraadsleden zich zullen inzetten voor Veldegem.

20ste eeuw

In het begin van de 20ste eeuw vertrekt Léon Claeys naar de landbouwmachinefabriek en gieterijen Jacobi in Duitsland. Bij zijn terugkeer in 1903 installeert hij de eerste door paarden aangedreven manège. Tevens verkrijgt hij het recht de machines van Jacobi in België te verkopen, wat zal uitgroeien tot een grote fabriek die in 1933 al 600 mensen tewerkstelt (zie L. Claeysstraat).

Door overbevolking van de katholieke school van de zusters van Heule (zie Kerkplein nummer 4) laat senator Léon van Ockerhout in 1905 een katholieke jongensschool oprichten in het uit 1840 daterende huis van notaris Hatse (zie Groenestraat nummer 29). De broeders Xaverianen zorgen voor onderwijs.

Vanaf 1910 begint op de locatie van de smidse van Louis Claeys de industrialisatie van de fietsproductie.

Ook in 1910 wordt de tramlijn Brugge-Leke ingehuldigd. De tram loopt in rechte lijn en in eigen bedding vanaf de grens met Snellegem tot aan de hoek van de Snellegemsestraat en de Kezelbergstraat. Vanaf dat punt volgt de tramijn gedeeltelijk de Snellegemsestraat en de Groenestraat, kruist de Dokter Adriaensstraat en komt uit aan de Berkenhagestraat ter hoogte van de kapel (zie Berkenhagestraat). De lijn volgt de Berkenhagestraat tot aan een bocht in de straat, waar de tramlijn rechtdoor gaat tot aan de Brugsestraat ter hoogte van nummer 159 en vanaf daar via de Brugsestraat tot Aartrijke. De tram wordt afgeschaft in 1952.

Zedelgem speelt in de Eerste Wereldoorlog een niet te onderschatten rol als logistiek centrum voor de Duitse bezetter. De ligging buiten het bereik van het geschut van de geallieerde troepen aan het IJzerfront maakt Zedelgem tot ideaal bevoorradingscentrum voor de Duitse fronttroepen. Goederen worden per trein aangevoerd naar Zedelgem en van daaruit door middel van de stoomtram verder verdeeld over de gevechtslinie aan het IJzerfront. Er wordt handig gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur: zo wordt de fabriek van Claeys omgevormd tot werkplaats voor artillerie. Daarnaast voeren de Duitsers veel infrastructuurwerken uit om de verdeling van goederen optimaal te laten verlopen. Er wordt een verbinding tussen het treinstation en de tramlijn tot stand gebracht door een nieuwe tramlijn aan te leggen, evenwijdig met de Ruddervoordsestraat en de Brugsestraat. Er wordt een grote munitieopslagplaats opgericht langs de Torhoutsesteenweg en kleinere munitiedepots liggen verspreid over het hele grondgebied van Zedelgem, onder andere aan de Schatting, tussen de Groenestraat en de Dr. Adriaensstraat en naast het zogenaamde kasteel "Van Ockerhout" (Diksmuidse Heirweg nummer 119). Er worden houten barakken en een rangeerstation, bereikbaar voor tram en trein, opgericht als stapelplaatsen en bevoorradingsmagazijnen, ten noorden van het treinstation. Langs de Ruddervoordsestraat, tussen de Pierlapont en de Leliestraat, ontstaat een kamp voor de huisvesting van de verplicht tewerkgestelden en aan de overzijde van de Ruddervoordsestraat, iets zuidelijker, bevindt zich een krijgsgevangenenkamp. Tussen de Groenestraat en de Dokter Adriaensstraat wordt een vliegveld aangelegd.

Naast draaischijf voor de verdeling van goederen, is Zedelgem ook aflossingspunt voor Duitse troepen: soldaten worden in Zedelgem 'opgewarmd' vooraleer naar het front te vertrekken. Hiertoe heeft men een oefenterrein ter beschikking tussen de Diksmuidse Heirweg en de Kezelbergstraat. De munitie voor dit oefenterrein wordt opgeslagen in het kleine munitiedepot naast de Diksmuidse Heirweg nummer 119. Op het Maantjeveld wordt een schietstand voor machinegeweren opgericht.

Heden ten dage resten er slechts enkele sporen van heel deze infrastructuur, onder andere twee bunkers voor de opslag van artillerie (zie Torhoutsesteenweg nummers 100 en 114).

In het begin van de jaren 1920 wordt een kazerne opgericht aan de zuidkant van de Diksmuidse Heirweg (zie nummer 6), oorspronkelijk bedoeld als administratief centrum bij het munitiepark op het *Vloethemveld.

In 1923 wordt op initiatief van de Vlaamse Oudstrijdersbond een oorlogsgedenkteken opgericht op de noordelijke hoek van de Loppemsestraat met de Snellegemsestraat. Het beeld verhuist vervolgens naar een locatie op de duiker over de Plaatsebeek aan de Snellegemsestraat om ten slotte op het kerkhof terecht te komen, ten noordoosten van de Sint-Laurentiuskerk.

Terwijl de landbouwmachinefabriek van Léon Claeys een grote bloei kent, starten zijn broers, Alidor, Aimé, Remi en Jérôme in 1924 met een fietsenfabriek ("De Werkhuizen Gebroeders Claeys") op de locatie van de ouderlijke smidse langs de Torhoutsesteenweg. De fietsen worden oorspronkelijk onder de merknaam "De Westvlaamse Leeuw" geproduceerd, en later als "Flandria". Reeds in 1927 rolt de 25.000ste fiets van de band. In 1929 trekt de oudste van de broers, Alidor, zich terug uit de fietsenproductie om een fabriek voor smeedbaar gietijzer op te starten (zie Veldegem, Ruddervoordsestraat nummer 82). In hetzelfde jaar wordt het "Flandria"-gamma uitgebreid met kinderwagens.

Op 4 juli 1930 beslist de gemeenteraad een gedenkplaat aan te brengen op het geboortehuis van pater Amaat Vyncke. Thans bevindt deze gedenkplaat zich aan de achterzijde van het vorige gemeentehuis (zie pater A. Vynckeplein nummer 1).

In 1938 wordt op het grondgebied van Zedelgem, in de wijk De Leeuw een nieuwe parochie opgericht, gewijd aan Sint-Elooi. In 1941 start men met de bouw van klassen voor een meisjesschool (zie Pastoor Staelensstraat nummer 4).

Zedelgem speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog een minder belangrijke rol dan tijdens de Eerste Wereldoorlog. De gemeente behoort tot de kuststrook waarin het 15de Duitse leger is geïnstalleerd. Vanaf begin september 1944 start de systematische terugtrekking van de Duitse troepen en op 8 september wordt Zedelgem bevrijd door Canadese troepen. De kazerne aan de Diksmuidse Heirweg (zie nummer 6), tijdens de oorlog bezet door Duitse troepen, wordt door de Britten ingericht als zenuwcentrum voor hun krijgsgevangenenkamp in het munitiepark (zie Vloethemveld).

In 1947 beslist de gemeenteraad tot het oprichten van een nieuw gemeentehuis in Zedelgem-centrum en tot de bouw van een kerk en de aanleg van een kerkhof op de Sint-Elooisparochie. Tevens staat de vernieuwing van de Groenestraat, de Loppemsestraat en de Snellegemsestraat op de agenda. In 1950 worden de bouwplannen, van de hand van architect Joseph Lantsoght (Brugge), voor het nieuwe gemeentehuis goedgekeurd, alsook de aanleg van een marktplein. Het gemeentehuis is afgewerkt in 1959. In hetzelfde jaar beslist de gemeenteraad twee bronzen gedenkplaten aan te brengen aan het nieuwe gebouw: een eerste met de namen van de gesneuvelden van beide wereldoorlogen, een tweede met de beeltenis van burgemeester Joseph Lievens.

In 1952 wordt de school voor de opleiding van onderofficieren van het Belgisch leger geopend in de kazerne "Kapitein Stevens" (zie Diksmuidse Heirweg nummer 6). In hetzelfde jaar wordt beslist een pastorie (Sint-Elooistraat nummer 16) te bouwen op de Sint-Eligiusparochie. Het gebouw wordt in 1957 ingehuldigd. In 1955 bestaat de school van de broeders Xaverianen in de Groenestraat 50 jaar, er wordt een gedenkplaat aangebracht op de gevel.

In 1956 wordt de "Flandria"-fabriek opgesplitst. De oudste broer, Aimé, blijft onder de naam "Flandria" produceren en de jongste, Remi, zet zijn deel van het bedrijf verder onder de naam "Superia". Jérôme, de jongste, trekt zich terug.

In 1957 wordt het voorontwerp van een nieuwe wijk Groenhof goedgekeurd. In 1959 begint men met de bouw van sociale woningen in deze wijk; de eerstesteenlegging vindt plaats in 1963.

In 1959 vindt de eerstesteenlegging van de kerk van Sint-Elooi (zie Sint-Elooistraat) plaats naar een ontwerp van architect Antoine Dugardyn (Brugge) en in het daaropvolgende jaar wordt de kerk gewijd.

In 1964 begint men gronden aan te kopen voor de aanleg van de "GROENE MEERSEN". In 1969 wordt de eerste fase van het sportcentrum ingehuldigd en wordt gestart met de bouw van sociale woningen in de aangrenzende wijk met dezelfde naam. Nog in hetzelfde jaar krijgen de Rozenlaan, de Tulpenlaan en de Fazantenlaan er hun naam. In 1970 wordt de eerste steen van het zwembad gelegd, alsook van een tweede reeks sociale woningen. In 1971 volgen de andere straten: Stadionlaan, Jasmijnlaan, Dahlialaan, Rusthuislaan, Mimosalaan, Hyacintenlaan. In 1973 wordt het sport- en cultuurcentrum "GROENE MEERSEN" officieel geopend. Eveneens in 1973 wordt door de Commissie voor Openbare Onderstand een kinderdagverblijf ingericht in de Rusthuislaan. Een nieuwe begraafplaats in de Loppemsestraat wordt in 1971 in gebruik genomen. In 1969 koopt de gemeente het huis Berquin, naast het gemeentehuis in de Snellegemsestraat, aan. Kort daarna wordt de woning afgebroken.

In 1975 en 1976 worden alle huizen van de nieuwe woonwijk De Linde betrokken.

Bij de gemeentefusies van 1977 zouden Aartrijke, Veldegem en Zedelgem oorspronkelijk bij Torhout gevoegd worden terwijl Loppem onder Oostkamp zou vallen. Loppem wou vooreerst een zelfstandige gemeente blijven. Als dit niet mogelijk blijkt is er onderlinge onenigheid over een aansluiting bij Oostkamp of bij Zedelgem. Uiteindelijk wordt in het belang van de industrie op de wijk De Leeuw Zedelgem de hoofdgemeente. Bij de fusie wordt een deel van het grondgebied van Aartrijke, bestaande uit de wijk Sparappel en een deel van de Zeeweg Zuid, onder meer met het kasteel "d'Aertrycke" (zie Torhout), afgestaan aan Torhout en Veldegem en Loppem bij Zedelgem gevoegd.

Vanaf 1988 is er een gemeentelijk containerpark in de R. Claeysstraat, in 1996 aanzienlijk uitgebreid.

Vanaf het einde van de jaren 1980 begint men met de uitbouw van een industrieterrein en KMO-zone De Schatting, langs de gelijknamige straat. Eind jaren 1990 wordt een bijkomend bedrijventerrein De Arend gecreëerd langs de Arendstraat, ten zuiden van de Torhoutsesteenweg.

In 1996 worden de gebouwen van de "GROENE MEERSEN" uitgebreid met een bibliotheekgebouw. Vanaf 1997 wordt de omgeving van de gebouwen gemoderniseerd en in 2000 wordt de site uitgebreid met een speelterrein.

In 2007 wordt een nieuw gemeentelijk Administratief Centrum (zie Snellegemsestraat nummer 1) in gebruik genomen.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De huidige gemeentekern van Zedelgem situeert zich rondom het Kerkplein, met centraal de *parochiekerk Sint-Laurentius (Kerkplein nummer 5) met *kerkhof en aansluitend de grote verkeersassen, zoals de Groenestraat, Loppemsestraat, Snellegemsestraat, Sint-Laurentiusstraat, en in mindere mate de Berkenhagestraat en de Dokter Adriaensstraat. Het dorp ontwikkelt zich rond de kerk en langs de noord-zuid- en oost-westas. Het huidige Veldegem ten zuiden van Zedelgem hoort historisch bij Zedelgem maar wordt vanaf 1920 zelfstandig. Zedelgem is een snel groeiende gemeente, enerzijds georiënteerd op de stad Brugge en anderzijds op de plaatselijke industrie, die een belangrijke bron van werkgelegenheid vormt.

Meerdere beken stromen vanaf het hoger gelegen Aartrijke hoofdzakelijk van zuidwest naar oost/noordoost. Oude wegen verlopen grosso modo in dezelfde richting (Diksmuidse Heirweg, Kezelbergstraat, Faliestraat, Berkenhagestraat, Loppemsestraat).

Door de gemeente Zedelgem en ook Aartrijke volgen enkele straten het tracé van Romeinse wegen. Op grondgebied Zedelgem maakt de Diksmuidse Heirweg onderdeel van de Steenstraat, een diverticulum van de grote Romeinse baan tussen Boulogne-sur-Mer en Keulen. Sommige delen van de straat dragen nog altijd de oude naam, Steenstraat zoals in Aartrijke. In Brugge sluit de weg aan op de Zandstraat, de Romeinse kustweg die Oudenburg over Brugge met Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen) verbindt.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1571) gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) staan in het dorp van Zedelgem de kerk en de *"Plaetsemolen" aangeduid. Ten zuiden van de dorpskern loopt de oude weg naar Torhout de "torhoutschen brugghewegh" waarvan het tracé terug te vinden is bij de huidige Kezelbergstraat, Berkenhagestraat, Moubekestraat en Aartrijksestraat (Aartrijke). Nog zuidelijker ligt de weg naar Ieper de "iperwegh". Beide wegen verbinden Brugge met Torhout, vanwaar de reis naar Ieper verdergezet kan worden. De zuidelijke "iperwegh" is lager gelegen en doorkruist Loppem en het veldgebied dat later zal uitgroeien tot Veldegem. Verschillende secundaire wegen verbinden de noordelijke en de zuidelijke weg met elkaar. Op de Pourbuskaart is langs de "iperwegh" al bebouwing te zien, aangeduid als "Zuutweghe" en "Te Maeken". Restvakken van deze oude baan zijn hoofdzakelijk terug te vinden op grondgebied Loppem en Veldegem.

Door de aanleg van de rechte Torhoutsesteenweg tussen 1751 en 1754 zullen de oude wegen naar Torhout en Ieper aan belang inboeten. Het gehucht Zuidwege ontwikkelt zich verder langs het kruispunt van enkel hoofdwegen die de verbinding maken met respectievelijk Zerkegem en Snellegem op grondgebied Jabbeke, Brugge, Waardamme op grondgebied Oostkamp, Torhout en Aartrijke.

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), bevindt de belangrijkste bewoningskern zich nog steeds rondom de *Sint-Laurentiuskerk. De Plaatsebeek loopt ten noorden van het volledig omgrachte kerkhof. Omhaagde percelen, vaak met boomgaard, waarin vrijstaande huizen liggen geconcentreerd rond de Snellegemsestraat, de Groenestraat, de Loppemsestraat en de Sint-Laurentiusstraat. Tijdens het ancien régime situeert de zetel van het leenhof en heerlijkheid van de heren van Zedelgem zich ten zuiden van de kerk op de plaats van het huidige gemeentepark. Langs de uitwaaierende wegen en aansluitend bij de dorpskern is er akkerbouw met verspreide landelijke bewoning. Het noorden van de gemeente wordt getypeerd door uitgestrekte veldgebieden met vijvers zoals het *"Vloethemveld" en ter hoogte van de Kezelberg.

Het centrum blijft grosso modo ongewijzigd tot in de 19de eeuw. Rond 1887 wordt de omgeving van de kerk heraangelegd.

De thans bestaande bebouwing in de dorpskern van Zedelgem klimt slechts op tot de 19de eeuw en typeert zich onder meer door (lage) vrijstaande dorpswoningen terug te vinden in de Sint-Laurentiusstraat, Snellegemsestraat, Loppemsestraat, Groenestraat en Berkenhagestraat. Enkele woningen dateren nog uit de 19de eeuw, het grootste deel uit de 20ste eeuw. Verschillende woningen in de dorpskern krijgen in de laatste decennia een nieuw parement. De woning Groenestraat nummer 29 is de enige notoire woning, als herenhuis met lijstgevel circa 1840 opgericht als notariswoonst en nu deel uitmakend van de "Sint-Leoschool". Aan de overzijde staat de voormalige *onderwijzerswoning nummer 20, in 1878 opgetrokken in een neoclassicistische stijl. Binnen de dorpskom is aan de Burgemeester J. Lievensstraat de molenromp (1866) van de *"Plaetsemolen" met bijhorende molenaarswoning (nummer 33) het enige bewaarde restant van het Zedelgemse molenbestand.

De architectuur uit het begin van de 20ste eeuw bestaat meestal uit bescheiden arbeiders- of burgerwoningen. Tijdens het interbellum worden nog steeds tal van traditionele, bakstenen woningen opgetrokken, soms in combinatie met sierbakstenen. Een villa in historiserende stijl gebouwd circa 1929, is terug te vinden ter hoogte van de Ruddervoordsestraat nummer 57. Het uitzicht aan westzijde van de dorpskern wordt bepaald door het sport- en cultureel centrum "De Groene Meersen" (1970) met aanleunende woonwijk. Verscheidene nieuwbouwprojecten met appartementsblokken en distributiecentra brengen een schaalvergroting teweeg.

Een belangrijke impact heeft de industriële activiteit in Zedelgem waarvan de kiem wordt gelegd op het einde van de 19de eeuw. Deze industrie (vooral de firma's Claeys en Packo met internationale uitstraling) ontwikkelt zich vooral rond Zuidwege en breidt zich uit langs de Torhoutsesteenweg, de Ruddervoordsestraat, Schatting, de Groenestraat, de Arend en langs de spoorweg Brugge-Kortrijk (1846) en met een voor de industrie belangrijke aanwezigheid van een station (Ruddervoordsestraat nummer 65-67). Rondom het station ontstaat de Stationswijk.

Ten zuiden van Zuidwege ontwikkelt zich de wijk De Leeuw waar in 1938 de Sint-Elooisparochie wordt gesticht met de Sint-Elooiskerk (1959) waarrond woonstraten worden aangelegd, scholen en een begraafplaats opgericht, georiënteerd op de bewoners en werknemers van de Zedelgemse industrie. Tussen de Groenestraat en de Berkenhagestraat ontstaat in de jaren 1975 en 1976 de wijk De Linde.

Zedelgem speelt tijdens de Eerste Wereldoorlog als logistiek centrum, onder andere door het station, een belangrijke rol voor de Duitsers. Belangrijk is in het noorden van Zedelgem de ontginning van het *"Vloethemveld" en de aanleg van een spoorverbinding (nu een fiets- en wandelpad) naar het station. In en rond het *"Vloethemveld" blijft de militaire functie als munitiedepot met bijhorende kazerne sinds 1925-1926 (Diksmuidse Heirweg nummer 6), officierswoningen (Kronestraat nummers 12-14) en militaire arbeiderswoningen (Vloethemveld nummers 1-10) tot circa 2000 behouden.

Buiten de gemeentekern is er verspreide hoevebouw en kleinschalige, landelijke architectuur. De historische hoeve "Noortover" (Diksmuidse Heirweg nummer 1), zeker opklimmend tot het einde van de 14de eeuw, ontstaat als ontginningshoeve bij het *"Vloethemveld". Ter hoogte van de Loppemsestraat nummer 52 ligt de hoeve *"De Pleyne" met oudst gekende vermelding van 1674. De hoeves sluiten typologisch meestal aan bij het type van de hoeve met losse bestanddelen waarvan sommige teruggaan op oude sites maar meestal met latere, recente of aangepaste gebouwen.

Op het grondgebied van Zedelgem staat geen enkel kasteel. Hoogstens was er tijdens het ancien regime ten zuiden van de kerk een notabele woning van de plaatselijke dorpsheer gevestigd. In het groene noorden van de gemeente staat het buitengoed (1797) van Jonker Laurentius van Ockerhout (Diksmuidse Heirweg nummer 119). Even verderop is een gelijkaardig buitengoed (1768) (Kezelbergstraat nummer 26) van Joseph Van Nieuwenhuyse te vinden. Beide gebouwen danken hun ontstaan wellicht aan de omzetting van heidegebied naar bossen, waardoor het veldgebied economisch rendabel gemaakt wordt. Opvallende moderne architectuur is terug te vinden bij de uitbreiding van de begraafplaats langs de Loppemsestraat en bij de L. Claeysstraat nummer 4 en Doornlaan nummer 8. Het nieuwe gemeentehuis is sedert 2007 beeldbepalend in de dorpskern.

Tegenwoordig valt de gemeente in drie verschillende zones uiteen. Centraal ligt de historische dorpskern met aansluitende verkavelingen. In het noordoosten en het zuidwesten van de centrale zone wordt de bebouwing schaarser en landelijker. De zuidoostelijke zone wordt gedomineerd door een belangrijk verkeersknooppunt waarlangs een beeldbepalende en drukke, industriële activiteit. De noordelijke zone wordt getypeerd door de bossen van het *"Vloethemveld" verder lopend op grondgebied Zerkegem (Jabbeke) en in de noordhoek aansluitend bij een bosgebied van Sint-Andries.

  • ARNOU P., De bevrijding van Zedelgem in 1944, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 2, nr. 3, 1981, p. 87-96.
  • ARNOU P., De heren van Zedelgem te Jabbeke, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 1, nr. 1, 1980, p. 3-11.
  • ARNOU P., DEVADDER J., 75 jaar Broeders Xaverianen, Sint-Leoschool te Zedelgem, Zedelgem, 1980.
  • BOURGEOIS J., MEGANCK M., SEMEY J., Cirkels in het land. Een inventaris van cirkelvormige structuren in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Deel II, Archeologische Inventaris Vlaanderen. Buitengewone reeks nr. 5, Gent, 1998, p. 100.
  • CAPPON G., De hoeve Noortweghe en haar bewoners, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 3, nr. 2, 1982, p. 63-86.
  • CAPPON G., De ommelooper der prochie van Zedelgem. Pieter Lust, landmeter, Zedelgem, 1996.
  • CAPPON G., De ommeloper en het plan naar P.C. Popp. 2de en 3de begin, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 15, nr. 2, 1994, p. 43-53.
  • CAPPON G., De Zedelgemse ommeloper (1674) en de kaart van Zedelgem naar P.C. Popp, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 13, nr. 4, 1992, p. 137-151.
  • CAPPON G., Het leenhof van Zedelgem: leen en heerlijkheid, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 24, nr. 3, 2003, p. 95-113.
  • DECEUNINCK V., Zedelgem gedurende de Eerste Wereldoorlog, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 12, nr. 2, 1991, p. 67-80.
  • DECEUNINCK V., Zoektocht naar de romaanse kerk van Zedelgem, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 10, nr. 3, 1989, p. 106-116.
  • DE MAERE D'AERTRYCKE M., Stations préhistoriques de la ligne de faîte Ichteghem – Zedelghem, in Annales de la société d'émulation de Bruges, jg. 62, 1912, p. 97-103.
  • DENYS B., Parochie Veldegem: sterke rank aan de Zedelgemse wijnstok in Zedelgem 900 jaar, Zedelgem, 1989, p. 35-57.
  • DHONT A., RAMON A., Het politieke verhaal van een nieuwe gemeente, in LEROPY P.J., Vier maal een is vijf. Terugblik op 25 jaar fusiegemeente Zedelgem, Zedelgem, 2003, p. 9.-24.
  • DUFLOU R., Een sportieve gemeente, in LEROY P.J., Vier maal een is vijf. Terugblik op 25 jaar fusiegemeente Zedelgem, Zedelgem, 2003, p. 53-57.
  • MEULEBROUCK L., De Koninklijke School voor Onderofficieren nr. 2, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 27, nr. 4, 2006, p. 124-142.
  • NAERT U., De 'Noortover' een stukje land van Wynendale, in Noortover: driemaandelijks tijdschrift met archeologie, geschiedenis, heemkunde, folklore, genealogie, heraldiek, letterkunde, kunst over Aartrijke, Bekegem, Eernegem, Ichtegem, Loppem, Veldegem, Zedelgem, jg. 1, nr. 1, 1988/89, p. 2-5.
  • NAERT U., Kleine geschiedkundige schets van 'Noortover' tot 'Ze(e)dicht', in Noortover: driemaandelijks tijdschrift met archeologie, geschiedenis, heemkunde, folklore, genealogie, heraldiek, letterkunde, kunst over Aartrijke, Bekegem, Eernegem, Ichtegem, Loppem, Veldegem, Zedelgem, jg. 1, nr. 1, 1988/89, p. 6-9.
  • POLLET J., Enkele gegevens over 'Noordover' te Zedelgem, in Noortover: driemaandelijks tijdschrift met archeologie, geschiedenis, heemkunde, folklore, genealogie, heraldiek, letterkunde, kunst over Aartrijke, Bekegem, Eernegem, Ichtegem, Loppem, Veldegem, Zedelgem, jg. 2, nr. 1, 1989/90, p. 1-6.
  • POLLET J., Jacob van Gerensdael, pastoor van Zedelgem (1647-1658), deken van Torhout (1649-1664), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 4, nr. 3, 1983, p. 91-98.
  • POLLET J., Molens te Zedelgem in 1809, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 4, nr. 1, 1983, p. 23-28.
  • POLLET J., Philippus Dumon. Pastoor van Zedelgem (1803-1811), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 9, nr. 4, 1988, p. 124-156.
  • POLLET J., Zedelgem tijdens de Dertigjarige Oorlog, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 4, nr. 1, 1983, p. 4-17.
  • POLLET J., Zedelgem tijdens de Spaans-Franse Oorlog (1648-1659), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 4, nr. 2, 1983, p. 43-53.
  • POLLET J., Zedelgem tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1612), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 3, nr. 3, 1982, p. 99-126.
  • POLLET J., Zedelgem van de Vrede van de Pyreneeën (1659) tot de vrede van Nijmegen (1678), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 4, nr. 4, 1983, p. 124-136.
  • POLLET J., Zedelgem van de Vrede van Nijmegen (1678) tot het Bestand van Regensburg (1684), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 5, nr. 3, 1984, p. 83-94.
  • POLLET J., Zedelgem van de Vrede van Rijswijk (1697) tot de Vrede van Utrecht (1713), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 6, nr. 1, 1985, p. 3-17.
  • POLLET J., Zedelgem van het Bestand van Regensburg (1684) tot de Vrede van Rijswijk (1697), in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis pastoor Ronse, jg. 5, nr. 4, 1984, p. 124-136.
  • RONSE F., De geschiedenis van Zedelgem-Veldegem. Anastatische herdruk, Zedelgem, 1979, 293 + 39 p.
  • RAMON A., LEROY P.J., Gebouwen en wegen: enkele belangrijke realisaties, in LEROY P.J., Vier maal een is vijf. Terugblik op 25 jaar fusiegemeente Zedelgem, Zedelgem, 2003, p. 81-92.
  • RYHEUL J., De Kroonhoek en de Kezelberg: twee archeologische sites langs de Diksmuidse Heirweg, in Zilleghem. Handelingen van de Kring voor heemkunde en geschiedenis Pastoor Ronse, jg. 5, nr. 3, 1984, p. 95-105.
  • Zedelgem 900 jaar, Zedelgem, 1989.

Bron: VAN VLAENDEREN P. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zedelgem met deelgemeenten Aartrijke, Loppem en Veldegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL47, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zedelgem [online], https://id.erfgoed.net/themas/15782 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.