is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonwijk Ban Eik
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sociale woonwijk Ban Eik
Deze vaststelling was geldig van tot
Grootschalige sociale woonwijk gelegen op het vroegere Baneyckveld, waarvan de naam verwijst naar een eikenboom die op een aarden wal aan het kruispunt van de Grensstraat en de Verbomenstraat stond. De wijk geldt als een schoolvoorbeeld van sociale huisvesting in de late jaren 1950 en begin jaren 1960, meer bepaald als voorbeeld van een parkwijk, ontworpen door de Groupe Structures (Jacques Boseret-Mali, Raymond Stenier en Louis Van Hove) in opdracht van de lokale sociale huisvestingsmaatschappij Mijn Huisje.
Het ontwerp voor de woonwijk kwam voort uit een grondige studie van het geheel. Groupe Structures nam deel aan een door de Belgische Dienst voor de Opvoeding van de Productiviteit georganiseerde reis naar de Verenigde Staten. Hier maakten ze kennis met nieuwe methodes om de productiviteit op het vlak van bouwen op te voeren. Het vormde vervolgens een uitdaging om deze vernieuwingen aan te passen aan de mentaliteit en technische mogelijkheden in België. Sociale woonwijk Ban Eik geldt vanuit deze optiek als een belangrijk proefterrein voor de toepassing van nieuwe constructiemethodes (waaronder prefabricatie) en een zoektocht naar een doorgedreven rationalisatie van wooneenheden volgens een beperkt aantal plantypes. In de wijk werd geambieerd om een zuinig en snel bouwprocédé te ontwikkelen, waarbij door een besparing op de kost van de ruwbouw, volledig uitgeruste, kwalitatieve en toch goedkope woningen opgeleverd konden worden. De constructiemethode baseerde Groupe Structures op resultaten van een prototype gebouwd in La Hulpe voor de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom.
Huisvestingsmaatschappij Mijn Huisje kocht vijftien hectaren grond voor de aanleg van de wijk. De bebouwing van zo’n 520 wooneenheden kwam in meerdere fasen tot stand en omvat overwegend eengezinswoningen, aangevuld met appartementsgebouwen van elf bouwlagen en collectieve voorzieningen in het hart van de wijk. Tussen 1958 en 1960 werd de eerste fase eengezinswoningen gerealiseerd, bestaande uit 184 woningen volgens vijf types en één winkel. Een nieuwigheid in het bouwproces bestond uit de realisatie van vijf typewoningen buiten de aanbestedingen, in functie van een optimalisering en bijsturing van de bouwplannen, het opbouwen van ervaring met de nieuwe bouwmethodes, evenals de mogelijkheid om volledig afgewerkte en uitgeruste woningen te presenteren aan geïnteresseerde kopers. Vanaf 1959 werd ook een eerste appartementsgebouw gerealiseerd aan Sterrenveld met zo’n 89 wooneenheden. Omwille van de voordelen van prefabricatie, werd gelijktijdig meteen een tweede appartementsgebouw opgetrokken. Aangezien de nood aan studio’s en appartementen met één slaapkamer gedekt was in het eerste complex, werden in het tweede appartementsgebouw vooral grotere appartementen voorzien, in totaal zo’n 60. Reeds bij aanvang was er een mix tussen verhuring en verkoop. Zo werden de middelgrote en kleine eengezinswoningen hoofdzakelijk verhuurd, terwijl de grotere vanaf het begin werden verkocht. De appartementen waren daarentegen uitsluitend bedoeld voor verhuring. Rond de hoogbouw waren collectieve voorzieningen aanwezig, zoals een winkel, een bewaarschool en lagere school, jeugdlokalen en ontspannings- en recreatiemogelijkheden. Ook de zetel van de huisvestingsmaatschappij was centraal in de wijk gevestigd.
Groupe Structures droeg de volledige verantwoordelijkheid over de wijk, namelijk de algemene aanleg, de individuele bouwplannen en de infrastructuur- en wegenwerken. Dankzij een eenheid in denken tussen de ontwerper, de huisvestingsmaatschappij en aannemer Van Coillie (Oostende), konden de ambities gerealiseerd worden en fungeert de wijk als modelwijk. Deze uitstraling werd ook bevestigd door het Nationale Instituut voor de Huisvesting, dat de wijk in 1959 bekroonde met de pas opgerichte Nationale Architectuurprijs. Toch maakte de wijk haar ambities niet volledig waar, aangezien door een gebrek aan verdere studie en propaganda de nieuwe bouwmethodes geen ingang vonden op andere werven van sociale huisvestingsmaatschappijen.
In 1970 volgde nog een fase van 63 eengezinswoningen, gelegen aan Zwaluwenveld, Bloemenveld en de Dolle Kervellaan, en in 1981 twee appartementsgebouwen van 49 (Bloemenveld) en 65 appartementen (Zwaluwenveld).
Volgens plannen van 1990 werden de appartementsgebouwen aan Zonneveld (nummer 4) en Sterreveld (nummers 26) gerenoveerd naar ontwerp van het architectenbureau De Smedt et Ramon, architectes associés. In 1993 volgden de renovatieplannen voor 113 eengezinswoningen, ontworpen door architecte Dirk & Miet Quirynen-Jacobs. Appartementsgebouw Zonneveld onderging vervolgens een klassieke renovatie, terwijl het architectenduo Quirynen-Jacobs voor appartementsgebouw Sterrenveld opteerde voor een duurzame, energiezuinige renovatie (2004-2007). Deze ingrijpende aanpak behield enkel de betonnen draagstructuur van het gebouw, terwijl de planindeling werd aangepast in functie van een reductie van het aantal appartementen van 89 naar 60. Ook de twee bijgebouwen, meer bepaald een stookplaats en winkel, werden gerenoveerd en herbestemd tot onder meer kantoren en een gemeenschapslokaal voor de wijk.
De wijk ligt in het oosten van de gemeente Wezembeek-Oppem ingebed tussen de Mechelsesteenweg, de Leopold III Laan, Oudergemseweg, Perkstraat en Hippodroomlaan. Vanuit de centrale hoogbouw vertrekken golvende straten waaronder drie ruimere toegangswegen tot de wijk. Het tracé van de centrale Ban Eiklaan volgt het natuurlijk reliëf van de site. De wegen voor gemotoriseerd verkeer zijn via doodlopende inhammen verbonden met de achterzijden van de percelen, parkeerruimtes en in batterijen geschakelde garages, en zijn volledig gescheiden van het wegennet voor voetgangers.
Binnen het concept van een parkwijk primeerde immers een vrije, open inplanting met een groot aandeel publieke groenaanleg. In dit geval was negen hectare hiervoor voor zien. In de wijken komen de volgende bomen voor: Oostenrijkse en grove den, bruine kerspruim, koningslinde, gewone beuk, ruwe berk, gewone esdoorn, zilveresdoorn, westerse levensboom, Japanse sierkers en Amerikaanse eik. De huizen zijn gekoppeld in rijen en voorzien van individuele tuinen, afgesloten met lage hagen van haagliguster en gewone haagbeuk. Het onderhoud van deze private groenzones werd echter tot een minimum beperkt, aangezien de rijen huizen gegroepeerd waren tot clusters rond open groenzones, bereikbaar via wandelpaden. Deze voetgangerswegen geven toegang tot de voorgevels van de woningen en konden in noodgevallen ook gebruikt worden als rechtstreekse toegangsweg. De kosten van de aanplantingen en de aanleg van grasperken, de boom- en heersteraanplantingen, evenals de aanleg van alle groenstroken, werden gedragen door het fonds Brunfaut. De eenheid in de aanplantingen volgens een algemeen plan werd gecontinueerd in het onderhoud van de publieke ruimte. Dit viel onder de verantwoordelijkheid van de huisvestingsmaatschappij, die hierin ondersteund werd door bijdragen van eigenaars en bewoners. De drang naar eenheid en controle reikte ook tot het private domein, meer bepaald via een controle op het onderhoud van de tuinen evenals de verplichting tot aankoop door bewoners van eenvormige, plooibare wasdrogers die in een betonnen voetstuk geplaatst moesten worden in de tuinen, zoals aangeduid was op plan. De groenaanleg stond samen het wegtracé ten dienste van aangename, levendige en gevarieerde perspectieven, die het gevoel van een natuurlijk landschap dienden op te wekken. De esthetiek en kwaliteit van de wijk werd bovendien versterkt door een weloverwogen openbare verlichting, waarbij het aantal lichtpunten tot een minimum werd herleid, de verlichtingspalen zo discreet mogelijk werden uitgewerkt en de verlichting een evenwicht diende te bewerkstelligen tussen de verschillende samenstellende delen binnen de wijk.
De architectuur van wijk Ban Eik getuigt van een relatief grote soberheid, bekomen door standaardisatie en de toepassing van nieuwe materialen. In functie van het streven naar spaarzaamheid werd gekozen voor materialen die weinig onderhoud vergen en geen verdere afwerking nodig hebben. Deze keuze diende de eenheid van de wijk in de toekomst te garanderen, en daarnaast werden de woningen gezamenlijk onder verantwoordelijkheid van de maatschappij en door één firma met vaste tussenpozen van een nieuwe beschildering voorzien.
Bij het modernisme aanleunende, witgeschilderde eengezinswoningen met dragende bakstenen muren, overwegend per drie tot zes gekoppeld. De woningen bestaan uit vijf types, die omwille van een eenvormige woningdiepte op een gelijkaardige manier geplaatst konden worden. Tweelaagse woningen onder licht hellende zadeldaken. De lijstgevels worden getypeerd door een vrije gevelinvulling, los van de interne structuur van het gebouw, geopend met rechthoekige vensters. Onder meer door hun inplanting, maar eveneens door ontwerpkeuzes verdwijnt het onderscheid tussen voor- en achtergevel van de woningen. Een ander typerend element uit de bouwperiode was het gebruik van 'bloc-châssis', namelijk zelfdragende, houten raamkaders over de volledige hoogte van een bouwlaag, voorzien van panelen, luiken, lekdorpels en een verticaal verstevigingselement. Deze elementen kregen een polychrome afwerkingslaag, vastgesteld per cluster woningen en gekenmerkt door een beperkt kleurenpalet met slechts vier tinten. Deze eenheid en soberheid werd echter door renovaties en vervangingen van het schrijnwerk voor een deel verstoord.
Aangezien de standaardisatie van de ruwbouw budget vrijmaakte, kon in alle woningen het comfort worden verhoogd door het voorzien van een volledige uitgeruste keuken en badkamer.
De centrale appartementsgebouwen zijn opgevat als hoogbouw van elf bouwlagen, voorzien van gemeenschappelijke voorzieningen op de gelijkvloerse verdieping met daarboven appartementen. De constructie van deze collectieve woningen werd gekenmerkt door geprefabriceerde bouwelementen die op de werf in vormen werden gestort, direct werden gemonteerd en zowel dienst deden als dragend skelet, bekleding als noodzakelijke opvulling. Het oorspronkelijke uitzicht van de appartementsgebouwen is door renovaties sterk gewijzigd.
Sociale woonwijk Ban Eik geldt als een modelwijk van een mixed development, bestaande uit een laagbouw parkwijk, voorzien van hoogbouw die fungeert als oriëntatiepunt binnen de wijk en gekenmerkt door een omvangrijke en beeldbepalende groenaanleg (stedenbouwkundige waarde). De aanleg en het wegtracé getuigt verder van een strikte scheiding tussen auto- en voetverkeer, en speelt in op het natuurlijk reliëf. De aandacht voor een modernisering en rationalisering van het bouwprocédé, onder meer via geprefabriceerde elementen, was innovatief voor die tijd (technische waarde). Door renovaties en vervanging van schrijnwerk is een deel van de architecturale waarde (herkenbaarheid) aangetast.
Auteurs: Thomas, Hans; Van Herck, Karina; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Wezembeek-Oppem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonwijk Ban Eik [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/126827 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.