Geografisch thema

Ieperleekanaal

ID
16402
URI
https://id.erfgoed.net/themas/16402

Beschrijving

Situering

Het kanaal Ieper-IJzer, ook het Ieperleekanaal genoemd, verbindt Ieper met de IJzer en situeert zich op het grondgebied van Ieper (Ieper – Boezinge - Zuidschote), Langemark-Poelkapelle (Bikschote), Houthulst (Merkem), Lo-Reninge (Noordschote - Reninge) en Diksmuide (Nieuwkapelle).

Historiek

Het Ieperleekanaal of kanaal Ieper-IJzer gaat in oorsprong terug tot 1251. Toen werd tussen het aan de IJzer gelegen gehucht Knocke en het dorp Boezinge het kanaal Ieper-IJzer gegraven om de scheepvaart tussen Ieperlee en IJzer te optimaliseren. Naar Ieper toe werd de Ieperlee verbreed en uitgediept. In 1646 vond een herkanalisering plaats tussen fort Knocke en Ieper. Met de inrichting van "een dagelijcx vaertschip van Ieper naar Nieuwpoort en van Nieuwpoort naar Ieper" maakte de barge als het nieuwe populaire transportmiddel vanaf dan ook op de IJzer en het Ieperleekanaal opgang. Door oorlogsomstandigheden, waarbij het Ieperleekanaal – zoals tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) – als verdedigingslinie werd aangewend, als ook door gebrek aan onderhoud drongen zich ook daarna herstel- en aanpassingswerken op. Zo werd er, om het weer gedeeltelijk toegeslibde Ieperleekanaal bevaarbaar te houden, omstreeks 1730 behalve voor de IJzer ook voor het Ieperleekanaal beslist tot het "delven en suyveren" van het deel tussen het fort Knocke tot aan het sas van Boezinge.

Voor de Eerste Wereldoorlog

Vóór de Eerste Wereldoorlog had het Ieperleekanaal, dat aan weerszijden door een rij populieren werd afgezoomd, een lengte van 15,336 km. De bovenvaart, die van het boveneinde van het Ieperse handelsdok tot aan het Sas van Boezinge, over het dorp van Boezinge, reikte, was 6,444 km lang. Het resterende stuk van 8,892 km betrof de benedenvaart, gaande van het Sas van Boezinge langsheen de gehuchten Steenstrate en Drie Grachten tot aan de IJzer. Met de sluis van Boezinge-Sas, die schepen met een maximumlengte van 37 meter toeliet, werd het hoogteverschil van 6,72 meter tussen de boven- en benedenvaart overbrugd.

De bovenvaart had een normale diepte van 2,25 meter, een bodembreedte van 10 tot 25 meter en een waterspiegelbreedte van 36 tot 45 meter. In de benedenvaart was de normale diepte 1,70 meter en de bodembreedte 6 meter. Door deze beperkte diepte konden schepen van 300 ton de Ieperse Kaai niet bereiken. Enkel vaartuigen met een diepgang van 1,40 meter konden er aanmeren.

Tot de belangrijkste kunstwerken langsheen het toenmalige Ieperleekanaal behoorden de sluis op het gehucht Boezinge-Sas, de draaibruggen in Boezinge, op het gehucht Steenstraete en op het gehucht Drie Grachten, de spoorwegbrug (eveneens een draaibrug) in Boezinge, de spijzingsduiker 'West Buize' (die het water van de Ieperlee op 3,952 km ten noorden van Ieper in de bovenvaart loodste) en de kaaimuren in Ieper, waarvan de Oostkaai en de Westkaai een lengte hadden van respectievelijk 186,5 meter en 58,45 meter en de Zuiderkaaimuur 35,35 meter was.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog

Tijdens de 'Groote Oorlog' maakte het Ieperleekanaal deel uit van de Ieperboog (Ypres Salient) met als resultaat dat alle kunstwerken langs het kanaal werden vernield. Langs het kanaal werd – vermoedelijk in het kader van de krijgsverrichtingen – een "weg in steenlaagwerk" aangelegd.

Na de Eerste Wereldoorlog

Na de Eerste Wereldoorlog werden de bruggen over het Ieperleekanaal, die allemaal vernield waren, vervangen door vaste kunstwerken met een vrije hoogte van 4 meter. Omstreeks 1928 werden de bruggen op de gehuchten Drie Grachten en Steenstraete gebouwd. De bouw van de brug in Boezinge aan de weg van Boezinge naar Langemark volgde omstreeks 1930. De constructie van deze bruggen gebeurde onder meer in gewapend beton. Ongeveer twee jaar later werd de spoorwegbrug in Boezinge als een vaste metalen constructie gebouwd. De kostprijs van de twee steenwegbruggen op het gehucht Drie Grachten en Boezinge bedroeg telkens ongeveer 1.600.000,- Belgische frank. De brug op het gehucht Steenstraete kostte ongeveer 980.000,- Belgische frank en de spoorwegbrug in Boezinge ongeveer 830.000,- Belgische frank.

Het Ieperleekanaal werd ter hoogte van het gehucht Drie Grachten en halverwege dit gehucht en het gehucht Steenstraete rechtgetrokken, waardoor dit kanaal vanaf het late Interbellum 15,287 meter lang was. De onteigeningen daarvoor vonden evenwel reeds plaats omstreeks 1923. Tussen Boezinge-Sas en Steenstraete werden de oevers op sommige plaatsen voorzien van stenen oeverversterkingen. Op de gehuchten Steenstraete en Drie Grachten alsook in Boezinge werd omstreeks 1932 een nieuwe laad- en loskaai aangelegd. Voor al deze grond- en inrichtingswerken langsheen het kanaaltracé was toen een budget van 14.130.000,- Belgische frank vereist.

Ter hoogte van Boezinge-dorp werd een nieuwe sluis gebouwd, waardoor het kanaal voortaan in een boven-, midden- en benedenvaart wordt opgedeeld. Deze sluis zorgt voor een overbrugging van een waterhoogteverschil van 5 meter. De sluis die op de plaats van de oude sluis op het gehucht Boezinge-Sas door de firma Mylle werd gebouwd, overbrugt een verschil van 3,22 meter. Beide sluizen hebben een bruikbare lengte en breedte van respectievelijk 40,85 meter en 5,50 meter. De kostprijs per sluis bedroeg 2.750.000,- Belgische frank.

Van de Kaai van Ieper werd in augustus 1930 de eerste steen - met de vermelding "Hooge Vaart - Gegraven in 1630-1640 - Vernield in 1914-1918 - Hersteld door Stad en Staat in 1930-1931" - gelegd. In maart 1933 waren de wederopbouwwerken van de Kaai van Ieper, die door de Ieperse aannemer Byttebier werden uitgevoerd, voltooid. In het kader van deze werken werden de kaaimuren niet alleen hersteld maar ook opgehoogd en uitgelengd. Zo werd de Westkaai verlengd met een nieuwe betonnen kaaimuur van 127 meter, waardoor deze 185,45 meter lang werd. Tevens werd de Kaai voorzien van een borstwering.

De officiële opening van het Ieperleekanaal en de Kaai van Ieper op 19 maart 1933 betekende echter nog niet dat de herstelde eeuwenoude verbinding van Ieper met Nieuwpoort garant stond voor het verhoopte, vlotte handelsverkeer. Omwille van de lage waterstand moesten de schepen soms met paarden binnengesleept worden of zagen de schippers zich verplicht hun lading in Boesinge te lossen. In 1933 lag het scheepvaartverkeer zelfs verscheidene weken stil door het al te lage waterpeil. Om het Ieperleekanaal toegankelijk te maken voor schepen van 300 ton maakte het Ministerie van Verkeerswezen in 1933 nog 3.700.000,- Belgische frank vrij om in hetzelfde en de daaropvolgende jaren nog belangrijke baggerwerken uit te voeren. In de benedenvaart werd een diepgang van 1,80 meter beoogd. De 4,173 km lange bovenvaart, die bovendien ook als waterreservoir fungeerde, werd door de firma’s Byttebier en F. Hanssens uitgediept tot 3,75 m. De bodembreedte bedroeg uiteindelijk minimaal 14 meter en de waterspiegelbreedte doorgaans minimaal 45 meter. De watertoevoer in de bovenvaart werd deels verzekerd door de lozing van het water van de Bellewaerdebeek, van de stadsvesten en van de overloop van het overtollige water van de Ieperlee op zo’n 2 km te noorden van de Kaai. Om het waterpeil in de bovenvaart echter permanent voldoende hoog te houden werden aan de sluizen van Boezinge pompinstallaties voorzien, die in juli 1933 echter nog niet operationeel waren. In de 2,261 km lange middenvaart met een waterhoogte van 2,25 meter en een bodembreedte van 10 meter werd het voortaan mogelijk schepen van 300 ton te laten kruisen. Een probleem dat zich tot het einde van de jaren 1930 bleef stellen, was de spoorwegbrug van Kaaskerke. Vóór de Eerste Wereldoorlog was dit een draaiburg. De in 1920 voorlopig herbouwde brug betrof een vaste constructie die echter onvoldoende hoog was. Lege of onvoldoende geladen schepen die afvoerden uit Ieper, konden er niet onderdoor varen en moesten bijgevolg een omweg maken door de IJzer op te varen tot aan de sluis op het gehucht Fintele (die maar schepen met een maximale lengte van 27,35 meter toeliet) en vandaar via de Lo- en Nieuwpoortvaart langsheen Lo, Fortem en Veurne naar Nieuwpoort te varen. Dat het kanaal Ieper-IJzer in 1938 nog niet als bevaarbaar werd bestempeld, geeft aan dat de zomerdroogtes nog steeds een behoorlijke scheepvaart verhinderden.

Op het einde van de jaren 1930 vonden er tussen de sluis van Boezinge-Sas en de brug van Steenstraete enkele onteigeningen plaats voor de rechttrekking van een bocht. Hierdoor bekwam het kanaal Ieper-IJzer zijn huidige lengte van 15,166 meter. De diepgang van het kanaal bedraagt tegenwoordig 1,40 meter. Door de bruggen over het kanaal is er een vrije hoogte van 4,50 meter. De schepen die het kanaal aandoen, mogen maximaal 38,70 meter op 5,05 meter meten.

Beschrijving

In het Ieperleekanaal monden diverse waterlopen uit die bijna alle voorzien zijn van een kleine uit- of inlaatsluis. Al deze sluisjes zijn in oorsprong zogenaamde 'schuiven'. Kenmerkend voor deze kleine keerconstructies zijn hun ophaalbare schuif ('spindelschuif') die ofwel in een kader ofwel in een sluisdeur is geplaatst. Om het water te lozen wordt de schuif manueel omhoog gedraaid door middel van het metalen tand- en heugelwerk. Sinds circa 1985 zijn deze sluisjes, waarvan de betonnen tot omstreeks 1935 en de bakstenen tot vóór de Eerste Wereldoorlog teruggaan, aan de afwateringszijde bijna allemaal uitgerust met een terugslagklep. Terugslagkleppen worden als afwateringssysteem immers al eeuwen gebruikt voor kleinere waterlopen.

De waterlopen met een uitlaatsluis zorg(d)en bij droogte voor watertoevoer in functie van de bevaarbaarheid van het Kanaal Ieper-IJzer als destijds belangrijke verkeersas. In de periode van de 'namat' (begin september – begin november) stond het peil van het kanaal Ieper-IJzer immers doorgaans te laag. De nog bewaarde uitlaatsluizen (of restanten ervan) zijn te vinden tussen de kilometerpalen (K):

  • K15-K14 westoever Uitlaatsluis, deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk; schuif vervangen door metalen terugslagklep.
  • K14-K13 westoever Uitlaatsluis (op de waterloop WY 7.1), deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk; schuif vervangen door metalen terugslagklep.
  • K13-K12 westoever Uitlaatsluis, deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk; schuif vervangen door metalen terugslagklep.
  • K13-K12 westoever Uitlaatsluis, deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk; schuif vervangen door metalen terugslagklep.
  • K12-K11 oostoever Uitlaatsluis in beton; metalen tand- en heugelwerk; metalen schuif en metalen terugslagklep.
  • K11-K10 oostoever Uitlaatsluis, deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk; houten schuif en metalen terugslagklep.
  • K10-K9 oostoever Uitlaatsluis, deels in baksteen, deels in beton; metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; metalen terugslagklep.
  • K10-K9 oostoever Uitlaatsluis in baksteen (met betonnen dekplaat); metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.
  • K10-K9 oostoever Uitlaatsluis in beton; metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.
  • K10-K9 oostoever Uitlaatsluis in baksteen (met betonnen dekplaat); metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.
  • K9-K8 oostoever Uitlaatsluis in baksteen (met betonnen dekplaat); metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.
  • K9-K8 oostoever Uitlaatsluis in baksteen (met betonnen dekplaat); metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.
  • K9-K8 oostoever Uitlaatsluis in beton; metalen tand- en heugelwerk verdwenen; schuif verdwenen; geen terugslagklep.

De enige nog bewaarde inlaatsluis,die voor een eventuele afwatering van het Kanaal Ieper-IJzer diende te zorgen, bevindt zich op de waterloop WY 6.14, die dit kanaal met de Engelendelft verbindt, tussen:

K14-K13 oostoever Inlaatsluis in beton; metalen tand- en heugelwerk; houten schuif.

De Martjesvaart die tussen K13 en K12 aan de oostzijde in het kanaal Ieper-IJzer uitmondt, is bij de samenvloei niet voorzien van een uitlaatsluis. Langs de Martjesvaart zelf, die tussen dijken boven het niveau van de omliggende broeken stroomt, bevinden zich wel enkele sluisjes. Deze 'schuiven', waarvan zowel op de oostelijke als westelijke oever nog restanten bewaard zijn, stonden doorgaans open en zorgden er aldus voor dat het water van de Martjesvaart vrij in de slootjes van de omliggende broeken kon stromen. Bij hevige regenval werden ze evenwel dichtgedraaid zodat het water rechtstreeks naar het kanaal Ieper-IJzer geleid werd. Tegenwoordig is de Martjesvaart uitgerust met enkele terugslagkleppen.

Voorbij de afsplitsing in zuidelijke richting van een onverhard pad naar de dorpskern van Merkem zorgt een betonnen brugje met ijzeren leuning voor een voetgangersverbinding tussen de oostelijke en westelijke oever.

De Ieperlee (WY 7) vloeit aan de westzijde tussen K13 en K12 zonder belemmering van enig kunstwerk in het kanaal Ieper-IJzer. Tussen het gehucht Drie Grachten en Noordschote bevindt zich op de Ieperlee een balkenstuw. Bij dit alternatief voor het schuifsysteem worden balken bijgelegd of weggenomen om het waterpeil te regelen.

Ten zuiden van de sluis van Boezinge-Sas zijn enkel overlopen, zoals de twee betonnen constructies op de westelijke oever tussen K3 en K2, aanwezig omdat de aanpalende grond hoger ligt en er geen risico is voor overstroming.

De Vaart Komen-Ieper vloeit tussen K2 en K1(?) aan de westzijde in het kanaal Ieper-IJzer. Restanten in baksteen en arduin alsook in beton herinneren nog aan het oude kunstwerk op deze samenvloei. Meer oostwaarts op de Vaart Komen-Ieper bevindt zich langs de Molenweg momenteel een stuw, die in oorsprong terug gaat op een bakstenen schutsluis. Sporen van de sluisdeurhengsels zijn onder meer nog bewaard.

  • Archief Waterwegen en Zeekanaal NV, Districtgebouw Nieuwpoort.
  • Het Ypersche Nieuws, 10.03.1928, 2; 05.08.1928, 1; 08.07.1929, 1; 29.03.1930, 1; 23.08.1930, 2; 31.10.1931, 4; 05.11.1931, 11; 18.03.1933, 2-3; 15.04.1933, 14; 22.07.1933, 2; 18.11.1933, 9; 02.12.1933, 14; 11.08.1934, 4; 20.07.1935, 2; 03.08.1935, 3; 07.11.1936, 2.
  • DALLE G. 1992: De verbinding Nieuwpoort-Ieper over water. In: J. VAN ACKER (red.), Wevend aan het verleden. Liber amicorum O. Mus, Veurne, 85-89.
  • HINDRICKX K. 1995: Netwerk van waterwegen. De scheepvaartgeschiedenis van het IJzerbekken. In: DE ROO N. & HINDRICKX K. (red.), Beeld van een stroom. De IJzer, Tielt, 72.
  • LEPER J. 1957: Kunstmatige inundaties in maritiem Vlaanderen, 1316-1945, Tongeren, 95-96 & 119.
  • TERMOTE J. & HIMPE K., Cultuurhistorische inventarisatie watergebonden bouwkundig erfgoed. Advies inzake conservering, restauratie en eventuele reconstructie in het kader van het landinrichtingsproject ‘De Westhoek’, Tielt – Brugge, Belconsulting nv – Westvlaamse Vereniging voor Vrije Tijd vzw, 2002, pp. 168, 196 & 197.
  • ZWAENEPOEL A. (red.) 2009: TWOL-Onderzoek naar historische wijzigingen in milieu-omstandigheden en beheer van de overstromingsgraslanden in IJzer- en Handzamevallei ten behoeve van het natuurbeheer en de natuurontwikkeling, Brugge, deel 1 & 2.
  • VAN WALLE W.-P. 1938: La navigation intérieure en Belgique, Bruxelles, Fonds de la batterie rhénane belge.
  • VERHEYE S. 1990: De Ieperlee (vervolg), Iepers Kwartier, 26, 1, 1-32.

Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    De kaai van Ieper

  • Omvat
    Kilometerpalen langs het Ieperleekanaal

  • Omvat
    Laad- en loskaai van Steenstratebrug

  • Omvat
    Steenstratebrug

  • Is gerelateerd aan
    Britse militaire posten dijk Ieperleekanaal

  • Is deel van
    Diksmuide

  • Is deel van
    Houthulst

  • Is deel van
    Ieper

  • Is deel van
    Langemark-Poelkapelle

  • Is deel van
    Lo-Reninge


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ieperleekanaal [online], https://id.erfgoed.net/themas/16402 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.