De zogenaamde Minervawijk bevindt zich in het zuidwesten van de gemeente Mortsel en werd later verder uitgebreid op grondgebied Edegem. De sociale woonwijk kwam tot stand in opdracht van de samenwerkende maatschappij De Goedkoope Woning van het Arrondissement Antwerpen (heden De Ideale Woning), ten behoeve van arbeiders van de nabijgelegen, in 1922 geopende Minervafabriek. De wijk dateert in oorsprong uit het interbellum, maar werd tijdens de Tweede Wereldoorlog quasi volledig verwoest en herbouwd (zie gevelsteen Bosstraat nummers 3-5 "verwoest door de oorlog, herbouwd door het land").
De kern van de wijk wordt gevormd door een tuinwijk, gebouwd volgens plannen van 1921, opgesteld door architectenduo Vincent Cols en Jules De Roeck. Deze eerste fase omvatte 62 gekoppelde eengezinswoningen ingeplant langs de Van Peborghlei en de Beek-, Minerva-, Weide- en Bosstraat, met centraal in het bouwblok een speelplein. In 1930 werd de wijk uitgebreid naar ontwerp van architect Emiel Van Averbeke, meer bepaald met acht rijwoningen en een hoekhuis met vier appartementen ter hoogte van de Bosstraat en Van Peborghlei, en zestien rijhuizen aan de Beekstraat op grondgebied Edegem. Na de Tweede Wereldoorlog werd behalve de heropbouw ook nog nieuwbouw gerealiseerd. Omstreeks 1954 werden acht woningen gebouwd aan het Elzenplein, het binnengebied van de tuinwijk. In de jaren 1960 werd de wijk verder uitgebreid ten zuiden op het grondgebied van Edegem met 112 wooneenheden opgevat als eengezinswoningen en appartementsgebouwen.
De aanleg van de wijk sluit aan bij de tuinwijkgedachte, meer bepaald door de aandacht voor groenaanleg in de vorm van private voor- en achtertuinen, openbare aanplantingen en een centraal speelplein in het bouwblok (heden verhard), dat vanaf twee hoofdassen toegankelijk is, maar eveneens ontsloten wordt via wandelpanden achter de koppelwoonsten. Door de inplanting van de wijk als een begrensd bouwblok, was de mogelijkheid tot perspectief en verspringingen ten opzichte van de rooilijn grotendeels afwezig.
De koppeling van de vroegste fase arbeiderswoningen tot volumes van vier tot acht enkelhuizen van twee traveeën en dito bouwlagen onder pannen zadel- en schilddaken, sluit eveneens aan bij andere tuinwijken ontworpen door Cols-De Roeck. De woningen vormen een ensemble ontworpen in een homogene, traditionalistische baksteenarchitectuur. De volumes zijn overwegend symmetrisch opgevat en bestaan hoofdzakelijk uit lijstgevels, onderbroken door enkele van puntgevels voorziene woningen, die eventueel vooruitspringen ten opzichte van de rij. Er kunnen twee geveltypes onderscheiden worden. Het eerste type koppelwoningen wordt op de bovenverdieping verlevendigd door een wit geschilderde bepleistering tussen imitatiehoekkettingen, boven een geaccentueerde bakstenen puilijst. De afwerking van de parementen is echter in meerdere gevallen aangepast. Het tweede type is soberder uitgewerkt met vlakke bakstenen gevels, waarbij de met cementering afgewerkte puntgevels telkens de breedte van de twee middelste woningen overspannen. Alle gevels zijn geopend met rechthoekige muuropeningen; het schrijnwerk is volledig vernieuwd.
De arbeiderswoningen aan de pare zijde van de Beekstraat (1930) zijn zakelijker van stijl en vormen een doorlopende rijbebouwing van enkelhuizen van twee bouwlagen en twee traveeën onder pannen zadeldaken, gevat tussen hoekhuizen onder schilddaken. Het hoekhuis met de Tony Bergmannstraat is opgevat als winkelhuis. De bakstenen gevels zijn geleed door een breukstenen plint en gecementeerde lateien, op de benedenverdieping doorgetrokken tot een zware puilijst. De vlakke gevels worden in sommige gevallen gestructureerd door vooruitspringende gevelvlakken op de bovenverdieping en bij nummer 2 door twee opvallende, tweezijdige erkers.
De woningen die quasi gelijktijdig gebouwd werd op de hoek van de Bosstraat en Van Peborghlei zijn gelijkaardig, doch soberder, namelijk vlakke bakstenen lijstgevels met rechthoekige muuropeningen onder bakstenen rollagen. Het hoekhuis is uitgewerkt als een appartementsgebouw van vier bouwlagen met zijgevels van vier traveeën en een afgekante hoektravee. Het bakstenen volume is echter heden ter hoogte van de hoektravee en de zijgevel aan de Bosstraat, bekleed met leien.
Evaluatie
De Minervawijk vormt een representatieve wijk uit het interbellum, bestaande uit een tuinwijk uitgebreid met arbeiderswoningen. De wijk bezit een historische waarde, aangezien ze gedeeltelijk werd verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien werd heropgebouwd. De tuinwijk is exemplarisch voor het oeuvre van architecten Cols-De Roeck. Bepalende erfgoedelementen zijn enerzijds de inplanting, groenaanleg en circulatiepatronen (private en publieke groenaanleg met centraal in het bouwblok een open (heden verharde) speelplaats bereikbaar via voetgangerswegen), en anderzijds de homogeniteit van de architectuur op het vlak van schaal, vorm en materiaal (tweelaagse bakstenen koppelwoningen met een levendige afwisseling tussen lijst- en puntgevels). De woningen van de tweede bouwfase sluiten erbij aan op het vlak van materiaal en schaal, maar onderscheiden zich als zakelijkere, horizontaal gestructureerde lijstgevels. Ook worden in die fase eengezinswoningen gecombineerd met een winkelhuis en appartementsgebouw op de hoeken.
Auteurs: Steyaert, Rita; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Verhelst J. 2016: Tuinwijk Minerva [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192539 (geraadpleegd op ).
Zogenaamde Minervawijk in het zuidwesten van de gemeente op de grens met Edegem. Bouwblok Beek-, Bos-, Minerva- en Weidestraat, Elzenplein en Van Peborghlei van nummer 122 tot einde.
Sociale woonwijk aangelegd in 1928 door de maatschappij "De ideale woning" ten behoeve van de arbeiders van de Minervafabriek. Nagenoeg volledig verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog, nadien herbouwd; zie gevelsteen Bosstraat nummers 3-5: "Verwoest door de oorlog, herbouwd door het Land".
Nagenoeg rechthoekig bouwblok met ingesloten Elzenplein. Arbeidershuizen van twee bouwlagen onder pannen zadel- en schilddaken. Baksteenbouw geritmeerd door enkele puntgevels en bepleisterde en beschilderde gevelpartijen. Rechthoekige muuropeningen.
Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n2 (Ho-Ra), Brussel - Gent.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. 1985: Tuinwijk Minerva [online], https://id.erfgoed.net/teksten/149127 (geraadpleegd op ).